„Maak als donder datje hier wegkomt! 1.835 Nederlanders komen om in het kolkende water Willem Adriaan Kuijper (67) verloor 86 dorpsgenoten toen het water Ouwerkerk versmoorde L_ Eind deze week is het precies vijftig jaar geleden dat Nederland ver zoop. In de nacht van zaterdag 31 f 'T: - januari op zondag 1 februari 1953 stuwde een zware storm met wind- f v kracht 11 extra veel zeewater in de richting van het land. Als gevolg «2: daarvan leverde het springtij van Massa£S,SÉ°Phe' 3.24 uur een waterstand die maar liefst 4,5 meter hoger kwam dan normaal. Dat konden de dijken niet meer aan. Ze bezweken op zowat vijf bij om het door Dirk |3 honderd plaatsen en grote delen van het laaggelegen land kwamen onder water te staan. 4.500 huizen werden verwoest, 1.835 Nederlanders verdronken, samen met 30.000 koeien en 1.500 schapen. Ook ons land deelde in de brokken. De —I zeedijk in Oostende werd aan flarden ge beukt en het hele stadscentrum liep onder. Acht Oostendenaars kwamen daar- leven. MUSSCHOOT „Als we bij ons over vroeger praten, dan moeten we er al tijd bij zeggen: voor of na de Ramp. Ja, we schrijven 'Ramp' met een hoofdletter. Want de overstromingsramp van 1953 is voor ons echt wel een baken in onze geschiede nis. Net zoals veel mensen zeggen: voor of na de Tweede Wereldoorlog." Willem Adri aan Kuijper (67) weet waaro ver hij praat. Als zeventienja rige knaap zag hij in '53 het water komen in het dorp waar hij nu nog altijd woont: Ouwerkerk op het Zeeuwse ei land Schouwen-Duiveland. 86 van de 600 inwoners van het dorp verdronken. Willem Kuij per kende ze allemaal. Hij overleefde de Ramp. Omdat zijn vader die nacht tegen hem schreeuwde: „Maak als de donder datje hier weg komt!" Vandaag ligt Ouwerkerk weer droog en 'veilig' achter een ste vige dijk. Op het kerkhof staat, tussen de graven van 7.1 wa tersnood-slachtoffers, een mo nument ter nagedachtenis aan de nacht van 31 januari op 1 februari '53. „Van Enschede aan Ouwerkerk", staat er op, want Nederlandse steden en ge meenten die toen droog waren gebleven, adopteerden getrof fen dorpen. Vandaar dat ze nu in Ouwerkerk een Enschedese- straat hebben. En een Zweedse- staat (waar de Zweden destijds een gebouw van hun Groene Kruis hadden neergepoot), een Noorsestraat (waar de Noren houten noodwoningen hadden gebouwd), of de Koningin Juli- anastraat (waar de koningin uit een bootje stapte toen ze het verdronken Ouwerkerk be zocht). Willem Kuiper had vier broers en zussen. Hij was de middelste. Twee waren al het huis uit; de anderen woonden nog op de kleine boerderij, in de polder bij Ouwerkerk. Eén dag in de week ging Willem naar de landbouwschool. Net als zijn vader wilde hij boer worden, boer in de veilige oksel van de dijk. „Het water was er en dat vonden we vanzelfsprekend. Niemand die er aan dacht dat dat water wel eens van zich zou laten horen. Ja, het was wel eens hoogwater geweest en toen hadden we op de dijk staan kijken. Het water stond soms hoog, tot aan de kruin van de dijkDat vonden we spannend. Maar gevaarlijk? Neen, dat was het volgens ons niet. Het was echt een sfeertje van 'ons kan niets overkomen'. Er was in al die jaren ook nooit iets gebeurd, hé. Dus waarom zou er op een keer dan wèl iets gebeuren?" Er waren eerder toch al overstromingen ge weest? „Ja, in mei 1916 was er ook een stormvloed geweest. Maar minder erg. Dat vonden we bo vendien erg lang geleden..." Herinnert u zich de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 nog? „Ik kwam rond middernacht met drie vrienden terug van een café in het dorp waar we naar een biljartdemonstratie waren gaan kijken. Het stormde verschrikkelijk, we kwamen nauwelijks vooruit. Het sneeuwde en hagelde. We geraakten veilig thuis, kropen in bed en dat was dat." ,,'s Nachts maakte vader ons wakker. 'Lopen, lopen, lopen!', riep hij. 'Maak als de donder datje hier wegkomt!' Beneden in ons huis stond er al aanzien lijk wat water dat zienderogen steeg. We kregen geen tijd om spullen bij elkaar te pakken of andere kleren aan te trekken. We moesten meteen het huis uit. Samen met mijn moeder en mijn jongste zus zijn we als gekken naar het dorp gelopen bij mijn zus en mijn zwager die daar woonden. Mijn vader is nog iets langer in de buurt van ons huis gebleven om andere mensen te waarschuwen. Maar toen moest ook hij daar weg, want het water bleef maar stij gen en werd steeds woester." „Het dorp lag 3,5 meter hoger dan de polder, waar wij woonden. Bijna alle doden zijn in de polder gevallen, waar uit eindelijk maar liefst 5 meter water heeft gestaan." Paniek en chaos Wat is er met jullie boerderij gebeurd? „Die is volledig onder water gekomen en nog diezelfde nacht weggespoeld. Weg! Hele maal verdwenen! Er zijn huizen die wel overeind zijn gebleven. Daar hebben we achteraf de be woners van gevonden. Dood. Die waren er niet in geslaagd om weg te komen." „Er heerste chaos. Paniek. Veel dingen die toen zijn ge beurd, ben ik helemaal kwijt. Ik herinner me daar niets meer van. Flarden wel nog. Het heen en weer geroep: heb je die ge zien? En die? En ik weet nog dat we een vlot hebben ge bouwd waarmee we mensen uit hun boerderijen haalden. Voor sommige mensen kwam die hulp net op tijd. Een uur nadat we ze hadden geëvacueerd, verdwenen hun huizen hele maal. Er waren ook woningen waar we door de stroming hele maal niet bij konden komen. Dat was vreselijk." Maar ook in het dorp liepen de huizen onder? „Het water dat over de dijk was gestroomd kon niet weg, en er kwam vloed over vloed: de eerste vloed had de tijd niet om weg te trekken en er kwam al een nieuwe vloed. Dat Hep goed fout. Dus kwam het water ook in het dorp de woonkamers binnengestroomd. Alle mensen vluchtten naar boven en hiel den angstvallig de trap in de gaten. Het ene moment kwam het water aan één tree, een uur later stond het al een tree hoger. En zo ging dat maar voort. In het dorp zelf heeft uit eindelijk anderhalve meter water gestaan." Wanneer besefte u echt hoe erg het met uw dorp was gesteld? „De zondagochtend toen het licht werd. Het water was wat gezakt er zo ver we konden kij ken zagen we water, water en nog eens water. En we zagen ook dat tientallen boerderijen waren verdwenen. Weg!" „Er kwam een man op een balk aangespoeld bij het huis waar wij zaten. De buren heb ben toen een gat in hun dak ge maakt en die man naar binnen gehaald. Die had geen prettig verhaal. En langzaam maar zeker hoorden we dat die het niet had gehaald. En die ook niet. En die..." Hoe bent u uit het dorp weggeraakt? „Die maandag, even na de middag, kwam er een vliegtuig laag overgevlogen. Aan die pi loot hebben we te kennen kun nen geven dat we nog in leven waren. Intussen moesten we zien te overleven. We hadden niets, ook geen drinkwater. Het water om ons heen was zout, dus moesten we het regenwater opvangen. Er waren een paar koeien die het hadden over leefd, dus die konden we mei De solidariteit was groot. Helpende handen kwamen van overal. ken. En de bakker had nog wat, en de slager. Zo konden we in leven blijven." ~l 89 mensen hebben in Ouwerkerk de overstro ming niet overleefd. Kende u daar mensen van? „Allemaal. Ouwerkerk was een kleine besloten gemeen schap. Iedereen kende hier ie dereen. Onze overburen Leen en Jan Bolijn, twee broers, twee jongens met wie ik enkele uren voor de ramp nog in het café had gezeten, zijn toen ver dronken. Ik zat ook in 't mu ziek. De helft daarvan is ver dronken. En een oom en een tante van me." Deed u dat iets? „We waren zo druk bezig met zelf te overle- Zierikzee na de stormvloed. ven, datje daar nauwe lijks bij stil kon staan. Mensen zeg gen nu nog wel eens tegen mij: u was toch alles kwijt? Maar ik zie dat zo niet. Wij hadden alles nog: ons hele gezin is toen in leven gebleven! Veel mensen konden dat niet zeggen. Dus, wat kon den we nog meer willen?" 7 maanden bij gastgezin T Hoe bent u uit Ouwer kerk weggeraakt? „De maandagavond is een visserboot uit Yerseke tot in het dorp komen varen. Die heeft ons meegenomen. In Yerseke zijn we door het Rode Kruis op gevangen en naar Goes doorge stuurd. Uiteindelijk zijn we bij een gastgezin ondergebracht. Moet je je dat voorstellen: een rijtjeshuis met een gezin van vier, met daar bovenop nog eens onze familie van zes. En het was niet voor veertien dagen, hé! We zijn daar zeven maanden gebleven!" Wat deed u intussen? „Samen met mijn vader ging ik elke dag met de boot naar Yerseke en zo verder terug naar ons dorp. Twee keer per dag, bij eb, kwam het dorp droog te staan en konden we opruimen. Er lagen ontzettend veel dode koeien en varkens. Kadavers opruimen. Zes weken lang heb ik niets anders gedaan. Ik ver zeker je: dat was geen pretje. En regelmatig vonden we lij ken. Pas daarna konden we echt puin beginnen ruimen. Het was een verschrikkelijke chaos. We zijn ook nog eens naar ons huis gaan kijken. Daar was echt niets meer van over. We hebben er alleen nog wat gereedschap WIU.EM ADRIAAN KUIJPER En toen brak er een periode aan van begrafe nissen? „Zolang de dijken niet ge dicht waren kon je in Ou werkerk nie mand begra ven. De meeste slacht- „Er kwam een man op een balk aangespoeld bij het huis waar wij zaten. De buren hebben toeti een gat in hun dak gemaakt en hem naar binnen gehaald" offers uit ons dorp werden daarom in Zierikzee begraven. Of op de plek waar ze werden gevonden. Sommige mensen uit ons dorp waren aange spoeld in Zuid-Beveland, ande ren zijn zelfs nooit teruggevon den. Pas veel later zijn de meeste burgers herbegraven op ons eigen kerkhof. Op een ere- perk." „We moesten verder" Die begrafenis moet wel erg emotioneel zijn geweest... „Met de mannen van het dorp hadden we al die kisten zelf gemaakt en al die graven zelf gedolven. Een heel karwei. We deden het met het verstand op nul. We moesten verder. Vooruit! Dat was wat ons bezig hield." Wanneer bent u naar uw dorp kunnen terugke ren? „Op 27 augustus 1953, zeven maanden na de ramp, zijn we in het huis van mijn grootmoe der gaan wonen. Dat huis had den we weer helemaal opge knapt." En uw eigen huis? „Tot 6 november 1953 stond alles in de polder onder water. Voor die tijd moesten we er dus niet aan denken om daar iets anders te bouwen. De overheid heeft toen een verkaveling aan gelegd. Voor de mensen die alles kwijt waren. Daar zijn wij toen gaan wonen. Op 1 febru ari 1956, precies driejaar na de ramp. Een jaar eerder hadden we voor het eerst weer ge zaaid. Gerst, met zaaizaad dat we van de overheid hadden ge kregen." Heeft u nooit gedacht: hier kom ik nooit meer wonen? „Eerst denk je dat wel: als je die ravage ziet. Maar daarna? Neen, bijna iedereen is terugge keerd." Was u dan niet bang dat het water nog een keer het land in bezit zou nemen? „Met die mogelijkheid hou je rekening. Maar de overheid ging werk maken van het Del taplan. Er was beloofd dat een overstroming als die van 1953 nooit meer zou gebeuren. Oké, dan ga je in dat geloof verder. Riurlijk heeft het sindsdien nog gestormd. En iedere keer als het stormt heerst er hier een angstige spanning. Dan ga ik naar de dijk kijken. Maar het is echt wel veiliger geworden. De communicatie is ook veel beter. En de weers voorspellingen. Maar toch, ik zeg niet dat het nooit meer zal gebeuren. Nederland zakt die per weg en de zeespiegel stijgt. Uiteindelijk zul je als mens het toch steeds tegen de natuur moeten afleggen." „Waarom wij hier zijn blijven wonen? Je kunt diezelfde vraag stellen aan mensen die op een vulkaaneiland wonen." Na de ramp van 1953 besliste de Nederlandse regering overstromingen in Zeeland een halt toe te roepen. Specialisten werkten jarenlang aan een op- lossing die vijfjaar na de Ramp resulteerde in de zogenaamde Deltawet. Er werd beslist tot de uitvoering van het Deltaplan, een plan dat de uitlopers van de - Rijn, de Maas en de Schelde zou beveiligen. Overal waar nodig zouden de dijken worden ver hoogd, de waterbeheersing zou onderhanden worden genomen, en er zouden in de vier zeerar- men die Zeeland in hun greep c hadden gigantische dammen worden aangelegd. Meer landing waarts werden dammen ge bouwd die de rivier- en zeebe wegingen uit elkaar moesten houden. Het meest spectacu laire onderdeel van de Delta-

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 5