Rollende kinderkopjes maken nog steeds veel los
Niet klagen maar dragen
Kritiek was ongepast
•iiiP
Naar Zeeland
WATERSNOOD 1953
4
Zaterdag 25 januari 2003
In Zierikzee kreeg het huis van de
familie De Spirt de volle laag en
stortte in. Moeder en kind spoelden
de haven in, vader de andere kant
op. Vijftig jaar later treffen de
drenkelingen en hun redders elkaar
weer.
Door Ron Meerhof
Die .zaterdagnacht gaal de alarmsirene
tegen 02,00 uur af. De 37-jarige Aldo
De Spirt en zijn 23-jarige vrouw Jacoba
vluchten met hun twintig maanden
oude zoontje Donato naar zolder van
hun huis aan de Hoofdpoortstraat in
Zierikzee, vlakbij de haven.
De Spirt staat aan de voorkant van
het huis als de achtergevel opensplijt.
Hij ziet zijn zeven maanden zwangere
vrouw en Donato met vloer en al naar
buiten glijden en een meter of vier naar
beneden vallen, het kolkende water in.
Een moment later begeeft ook de voor
gevel het en drijft De Spirt in een me
tershoge stroom zijn straat uit.
Door de klap op het water verliest
Jacoba De Spirt haar greep op Donato.
Tastend tussen puin en hout vindt ze
hem terug. Terwijl ze. rond spartelt in
het duister ziet ze een balk op zich
afkomen en probeert hem af te weren.
Weer glipt het jongetje uit haar armen
en weer vindt ze hem terug.
Uiteindelijk spoelt ze aan op de Ha-
vendijk met het jongetje onder haar
rechterarm. Hij hangt slap voorover.
Ergens onderweg is hij opgehouden
met spartelen.
De Spirt slaat er geen acht op. Ze
probeert naar boven te klimmen, het
water uit, maar glijdt terug. Na drie of
vier keer weet ze de steile eerste meters
te overbruggen. Ze legt kruipend, op
haar knieën en één hand, de honderd
meter af die haar scheiden van Het
Bolwerk, het huis van de familie Kra
keel bovenop de dijk. Als hoogste punt
van de omgeving zijn dit huis en de
naastgelegen molen droog gebleven.
Johan Krakeel treft haar daar aan. Hij
neemt Donato van haar over. Het jon
getje is overleden, concludeert hij met
een. Hij is stijf, heeft schuim om de
mond en op zijn hoofdje is door een
gapende hoofdwond zijn schedel te
zien. Ga maar naar boven, zegt hij tegen
De Spirt. Hij draait zich om om het
lichaampje in de kelder te gaan leggen.
Jacoba de Spirt weigert haar zoontje
achter te laten. Uiteindelijk draagt Kra
keel hem de trap op, de moeder krui
pend achter hen aan.
De 29-jarige Janny Bij de Vaate zit bij
andere vrouwen in Het Bolwerk te
schuilen voor het water als brandweer
commandant Berrevoets om hulp komt
vragen. Wie heeft er ervaring met eerste
hulp? Iemand geeft Bij de Vaate een
duw. Meteen meekomen, zegt de com
mandant, in het dagelijks leven de
plaatselijke timmerman.
'Ik schrok erg van die hoofdwond,
maar begon te doen wat ik kon', zegt Bij
de Vaate vijftig jaar later. 'Ik pakte hem
van achteren beet en drukte op zijn
maagje. Hij gaf zout water op en begon
weer te ademen.'
Waar anderen een zucht hoorden,
weet De Spirt zeker dat Donato's eerste
teken van leven het woord 'mama' was.
Direct op de opluchting volgde wan
hoop. 'Ze begon onbedaarlijk om haar
man te huilen', zegt Bij de Vaate.
De broers Triest en Wim de Jong ge
noten begin jaren vijftig een twijfelach
tige reputatie in Zierikzee. Wilde jon
gens waren het. Als er ergens iets mis
ging, werd het eerst aan 'die jongens
van De Jong' gedacht. 'Mijn moeder
werd daar weieens kwaad om. Kwam er
iemand over me klagen, terwijl ik ge
woon in mijn bed had gelegen', zegt
Wim de Jong.
De jongens van De Jong waren die
zaterdagavond niet naar bed gegaan.
De opwinding over het ongewoon hoge
water was te groot. Naast angst voelden
ze een onbedwingbare euforie. Actie!
Al uren voor zonsopgang schuimden
ze in een jolle, een platte modderschuit,
de omgeving af op zoek naar overleven
den. Later op de dag tikten ze bij de
visserijpolitie een roeiboot op de kop.
'Die lag daar maar', zegt Wim. 'Die
politie deed er niks mee. Dat begrijp ik
nóg niet.' In de chaos durfde niemand
'nee' te zeggen tegen de broers.
'Echt een schitterende boot, We von
den dat we enorme mazzel hadden. En
we hebben er goed gebruik van ge
maakt', zegt Wim. 'Ik wil niet overdrij
ven, maar zo'n tweehonderd hebben we
er toch wel van daken, zolders en vlot
ten geplukt.'
Halverwege de zondagmiddag zag
Wim de Jong door een openstaande
deur van de schuur van boer Kloet een
'Hij gaf water op
en begon weer
te ademen'
man op een dwarsbint hangen. 'Blauw
van de kou. Met armen en benen zat hij
stijf om die metershoge balk geklemd.'
'Wie ben je', vroeg De Jong. 'Ik ben
De Spirt', zei de man. ik ben alles
kwijt.'
'De Spirt?', zei De Jong. 'Dan is je
vrouw aangespoeld op de Havendijk.
Die leeft nog, hoor.'
'Je zag zo weer kleur op zijn gezicht
komen', zegt De Jong op een middag in
januari 2003, gezeten op de sofa van het
echtpaar De Spirt in Prinsenbeek. Vijf
tig jaar lang heeft hij ze niet gezien.
Deze middag wilde hij toch even langs
komen om hernieuwd kennis te maken.
'Nou het nog kan', zegt hij zachtjes, met
een knikje in de richting van de 87-
jarige De Spirt.
'Ik zou u niet meer herkend hebben',
zegt De Jong bij binnenkomst. 'Ik weet
niet veel meer, hoor', waarschuwt De
Spirt meteen. Na een herseninfarct
heeft zijn geheugen nogal een klap ge
had.
Jacoba De Spirts geheugen blijkt ech
ter voor twee te werken. Al die jaren
heeft ze alles over de ramp verslonden
en bijgehouden; foto's, boeken, kran
tenartikelen, alles heeft ze bewaard. Al
leen erover praten, dat heeft ze nooit
gekund, tot heel kort geleden.
'Met mij hetzelfde', zegt De Jong.
'Maar de laatste tijd: ik weet niet wat er
gebeurt. Twee weken geleden ben ik
naar die schuur van boer Kloet gegaan.
Alles is nog hetzelfde. Ik zag hem daar
gewoon nog hangen. Heb ik me toch
staan brullen. Gek, hè?'
Bij het vertellen valt De Jong voortdu
rend stil. Dan staart hij in de verte en
worden zijn ogen nat. De avonturen
van de jongen van zeventien zijn de
verschrikkingen van de man van 67
geworden.
Allerlei vragen over die dagen is hij
zichzelf pas de laatste jaren gaan stel
len, 'Hoe is het nou met die jongen van
u afgelopen?', vraagt hij op een gegeven
moment.
'Donato heeft een paar weken in het
ziekenhuis in Goes gelegen. Hij heeft
alleen een flink litteken overgehouden.
Op 19 maart is onze dochter geboren in
het ziekenhuis in Vlaardingen. Later
hebben we nog twee kinderen gekre
gen. We hebben acht kleinkinderen.'
De familie De Spirt verhuisde na de
ramp naar Prinsenbeek bij Breda. "Ver
weg van het water', zegt Jacoba De
Spirt. Ze kan nog steeds niet tegen het
geluid van galopperende paarden. Het
doet haar denken aan het geluid van
rollende kinderkopjes, zoals die in de
Hoofdpoortstraat werden losgelagen
door het aanstormende water.
Mevrouw en meneer De Spirt, rechts redder Wim de Jong.
foto marcel molle - de volkskrant
Pas veertig jaar na dato was
journalist Kees Slager de eerste die
de ware verhalen van de
watersnood optekende. 'Niemand
uitte zich. Niet klagen maar dragen,
dat was de moraal.'
Door Sander van Walsum
Blijkens het kloeke standaardwerk De
Ramp over de watersnood van 1953,
bracht het gros van de bewoners van
Hét getroffen gebied hun vrije zaterdag
avond 31 januari 1953 kaartend, fees
tend of keuvelend door. De meesten
gingen zo vroeg naar bed dat zij de
diepe slaap hadden bereikt op het
hoogtepunt van de stormvloed.
Dat er op de meeste plaatsen niet
adequaat op de ramp werd gereageerd,
moet mede aan die omstandigheid wor
den toegeschreven. De nachtrust van
burgervaders, dijkgraven en andere ge
zagdragers bleek doorgaans goed be
stand tegen het natuurgeweld. En po
gingen om hen te alarmeren brachten
hen niet, of rijkelijk laat bij bewustzijn.
Kees Slager, auteur van het net in een
aangevulde editie verschenen boek De
Ramp (Atlas, €29,95), en eertijds 14
jaar oud, is tijdens die nacht in 1953
zelfs helemaal niet wakker geworden.
Toen hem de volgende ochtend duide
lijk werd dat hij iets gemist had, ging hij
- vergezeld door een paar vriendjes - in
de omgeving van zijn woonplaats
Scherpenisse op zoek naar sporen van
de ramp. In een naburig dorp arriveer
den juist de eerste evacués uit de onder
gelopen polder bij Stavenisse.
Hiermee werden voor Slager enerver
ende weken ingeluid. Zuidwest-Neder
land mocht zich opeens in de belang
stelling van de ganse buitenwereld ver
heugen. Er verschenen militairen en
buitenissige voertuigen zoals helikop
ters en zogenoemde DUKW's - terrein
wagens die ook konden varen. Er spoel
den koeienkadavers aan, en er vonden
volksverhuizingen plaats. Ook Slager
zelf werd overgebracht naar een plaats
van waaruit hij de HBS in Bergen op
Zoom kon bezoeken. Bij zijn terugkeer,
drie weken later, was het incident ge
sloten verklaard, en werd de wederop
bouw ter hand genomen.
In de daaropvolgende decennia
vormt de ramp hooguit een inspiratie
bron voor streekhistorici en jongens
boekenschrijvers van het kaliber K. No-
rel. En in hun boeken figureren overwe
gend helden en kerels, redders en ge
redden. 'Het verhaal van de waters
noodramp is vanuit het perspectief van
de autoriteiten geschreven', zegt de
journalist Slager. 'Ook door onze vroe
gere collega's. Ze gingen op gezagdra
gers af en schreven tamelijk steriele ver
halen waarin de menselijke zwakte ont
breekt. De namen van de doden zijn de
enige verwijzing naar de slachtoffers.'
Dat de autoriteiten zich geregeld aan
het script van K. Norel hadden onttrok
ken, bleek Slager pas toen hij - vele
jaren later, als opponent van een dichte
Oosterscheldedam - in contact kwam
met de vissers van Yerseke. 'Zij scham
perden over de wankelmoedigheid van
de gezagdragers, het egoïsme van de
herenboeren, en over de vloedplanken
die tijdens de oorlog waren opgestookt,
maar nadien nooit meer waren vervan
gen. Soms deden ze er lacherig over. En
soms toonden zij zich bitter. Maar hun
verhalen waren wel zo consistent, dat
ik ze later, toen ik mijn boek schreef,
ben gaan toetsen.'
En wat bleek: in vrijwel elk dorp trof
hij bevestigingen aan van deze ontluis
terende verhalen. 'Ik hoefde mij daar
helemaal niet voor in te spannen.' In
dat opzicht lijkt de historiografie van de
watersnoodramp wel wat op die van de
Tweede Wereldoorlog: de mythe van
het heldenvolk
voorzag op den
duur niet meer in
een behoefte. En de
bereidheid om aan
de debunking van
de officiële ge
schiedschrijving
mee te werken, was
groot, ondervond
Slager.
'De slachtoffers
waren nooit aange
moedigd om bij hun
ervaringen stil te
staan. Integendeel.
Zij werden geacht
zich te voegen naar
de no nonsense
ethiek van hun
kerk. Niet klagen
maar dragen, en
bidden om kracht:
dat was de toenma
lige moraal. Het ge
loof en de tijdgeest
beletten de mensen
om zich te uiten.
Maar toen ik hen,
vele jaren later, uit
nodigde om hun
verhaal te doen,
bleek ik in een grote
behoefte te voor
zien. Dat zij daar
alsnog toe in de ge
legenheid werden
foto thomas schluper gesteld, werd als
een vorm van genoegdoening ervaren.'
Dat nam niet weg dat Slager vreesde
als nestbevuiler te worden aangemerkt.
'Zoals de Utrechtse historicus Gerard
Trienekens met zijn boek over de voed
selvoorziening tijdens de Tweede We
reldoorlog de mensen van hun herinne
ringen aan ontbering en honger zou
hebben beroofd, zo zou ik de mensen
hun helden ontnemen. Maar mijn vrees
dat ik na de publicatie van mijn boek, in
1992, zou moeten emigreren uit Zee
land, werd niet bewaarheid. Integen
deel. Ik ontmoette overwegend positie
ve belangstelling.
'Er was slechts kritiek op twee pun
ten. Sommige mensen verweten mij een
te laatdunkende bejegening van de
othodox-gereformeerden. Anderen
meenden dat ik de grote boeren te hard
had aangevallen. Ik kon mijn critici niet
helemaal ongelijk geven. De stijlheid
van de gereformeerden is soms bewon
derenswaardig, maar heeft een adequa
te leedverwerking bijna onmogelijk ge
maakt. En wat de herenboeren betreft:
ik erken dat een zeker klassenbewust
zijn mij als arbeiderszoon niet vreemd
is.'
Vooral in planologisch opzicht zijn
de gevolgen van de ramp aanzienlijk
geweest, zegt Slager. En de missers die
daarbij zijn gemaakt, laten zich minder
makkelijk retoucheren dan de helden
verhalen van K. Norel.
'De zwaarst getroffen gebieden zagen
er, nadat het water zich had terugge
trokken, net zo uit als de Noordoost
polder, en werden ook dienovereen
komstig behandeld. De landbouwper-
celen werden rechtgetrokken, en daar
bij ondervonden de verantwoordelijke
autoriteiten geen hinder van bomen en
andere obstakels.
'Het dorpje Capelle werd zelfs niet
eens herbouwd. Dit "perfectionistisch
planologisme", zoals het toen door een
eenzame criticus werd genoemd, is een
flauwe afspiegeling van de ingrepen van
Ceausescu op het Roemeense platte
land.'
En ook in Zeeland roerde de opposi
tie zich hoegenaamd niet. 'In de anoni
miteit van het stemhokje durfde men
nog wel af te rekenen met lokale gezag
dragers die het tijdens de ramp zo had
den laten afweten. Maar tegen het Del
taplan durfde men niet te opponeren.'
Kritiek op het passieve kabinet-
Drees bleef na de watersnood
achterwege, met het oog op de toch
al barre tijden. 'Als alles centraal
was geregeld dan was de zaak
misgelopen.'
Door Theo Klein
Dé Haagse politici, inclusief de Eerste
en TVeede-Kamerleden, beschouwden
de dramatische overstroming vooral als
een natuurverschijnsel, waar niemand
iets aan had kunnen doen.
De schuldvraag is nooit gesteld. Hoe
wel een commissie in 1947 al vaststelde
dat de zeedijken in Zuidwest-Neder
land veel zwakke plekken vertoonden,
werden de verantwoordelijke ministers
niet aangesproken op de uitgebleven
dijkverzwaringen en het achterstallig
onderhoud.
Alleen het communistische Kamerlid
Henk Gortzak verweet het kabinet di
rect na de ramp verwaarlozing van de
zeedijken. De communist werd wegge
hoond.
Kritiek op de verantwoordelijke mi
nisters vonden de regeringspartijen
PvdA, ICVP, CHU en ARP, maar ook de
oppositie (WD, klein rechts), ongepast
in deze barre tijden.
De politici namen liever een voor
beeld aan de saamhorigheid van het
Nederlandse volk, dat de getroffen
landgenoten als één man te hulp was
geschoten. Pvd A-fractieleider Jaap Bur
ger zette op 10 februari in het debat
over de Nota Betreffende Watersnood
1953 de toon met zijn uitspraak dat het
zoeken van zondebokken achterwege
moest blijven.
De sprekers gingen niet verder dan
voorzichtige suggesties om het eventu
eel later te hebben over de verantwoor
delijkheid van het kabinet. Daar is het
nooit van gekomen.
Minister Algera van Verkeer en Wa
terstaat gaf in de Tweede Kamer vol
mondig toe, dat vóór 1953 al bekend
was dat sommige dijken konden be
zwijken bij extreem hoog water. Er was
in het kabinet ook al gesproken over
mogelijke afsluiting van zeearmen. Al
gera: 'Maar terwijl we daarmee aan het
werk waren, werden we overrompeld
door de vijand, de zee.'
Het kabinet kwam daarmee in de Ka
merdebatten op 3 en 10 februari ge
makkelijk weg. Ook voorzichtige Ka
mervragen over het gebrekkige waar
schuwingssysteem en de trage en chao
tische hulp konden premier Drees en
minister Algera afdoen met simpele
ontkenningen. Er was volgens de be
windslieden op zaterdagavond al via de
radio gewaarschuwd voor zware storm
en hoogwater en de hulp kwam zon
dagochtend snel op gang. Jammer dat
de ministers er zo laat achter kwamen
dat Schouwen-Duiveland bijna hele
maal onder water was verdwenen,
Dat kon het kabinet echter niet wor
den verweten, vond de premier, omdat
net over dat eiland gegevens ontbraken.
En dat de hulp vooral was gekomen van
spontaan optredende burgers vond
Drees geen punt. 'Als alles centraal was
geregeld dan was de zaak misgelopen.'
Het gemak waarmee de ministers
Minister Algera kon
chaos en traagheid
gewoon ontkennen
zich onder hun verantwoordelijkheid
konden uitwurmen is typerend voor de
politieke verhoudingen in de jaren vijf
tig. In het verzuilde Nederland lagen de
verhoudingen nog onwrikbaar vast.
Toen het water toesloeg, was het twee
de kabinet-Drees druk doende met de
wederopbouw van het land. De waters
nood was een flinke tegenvaller ('We
worden twee jaar teruggezet'), maar als
iedereen de handen uit de mouwen zou
steken, kwam het wel weer goed. Dus:
geen gezeur, doorwerken.
Drees kon rekenen op een forse
meerderheid van PvdA, KVP, CHU en
ARP. De prioriteiten lagen vast. Er
moesten honderduizenden nieuwe hui
zen komen. Oorlogsschade aan bedrij
ven en infrastructuur diende te worden
hersteld en het leger moest worden ver
sterkt om het Rode Gevaar te keren.
Nederland werd bestuurd door een ka
binet van regenten, dat in de Kamer
nauwelijks kritiek hoefde te vrezen.
Laat staan dat de brave bevolking
zich zou roeren. Iedereen wist tot welk
politiek kamp hij behoorde en welke
standpunten van hem werden ver
wacht. De zwevende kiezer moest nog
worden uitgevonden. De doorsnee bur
ger had wel iets anders aan zijn hoofd
dan de landelijke politiek. Belangrijke
beslissingen werden overgelaten aan de
heren in Den Haag.
Toch wil de afwezigheid van politiek
debat over de watersnood niet zeggen
dat het kabinet op alle fronten in gebre
ke is gebleven. Vooral vakministers als
Beel (Binnenlandse Zaken) en Algera
(Verkeer en Waterstaat) waren gewend
te handelen zonder zich veel te bekom
meren om de politieke gevolgen daar
van of het effect op de publieke opinie.
De overstromingen in Zuidwest-Neder
land zouden welk kabinet dan ook
(zelfs tegenwoordig) overrompeld heb
ben.
Gezien de gebrekkige communicatie
(de telefoon was uitgevallen) reageer
den de ministers snel. Drees, Beel en
Algera waren zonderdagmorgen al in
het rampgebied in het voetspoor van de
Oranjes. Ambtelijke diensten zoals
Rijkswaterstaat probeerden toen al zo
goed en kwaad als het ging greep op de
situatie te krijgen. De eerste militairen
arriveerden zondagmorgen in het ge
bied. Maandag probeerde de minister
raad in een vergadering overzicht te
krijgen over de ramp.
Besloten werd de hulp te coördineren
via het Nationaal Rampenfonds, prins
Bernhard werd gevraagd het fonds te
gaan leiden. Dinsdag bood het kabinet
het kabinet een nog incompleet over
zicht van de ramp, plus een pakket
maatregelen waarmee snelle financiële
hulp aan slachtoffers werd geregeld.
Giften werden vrijgesteld van belasting.
De regering oogstte in het parlement
vooral hulde.
Het accent in het debat verschoof al
snel naar de vraag hoe dergelijke ram
pen konden worden voorkomen. Af
sluiting van zeearmen werd toen ook al
als onvermijdelijk gezien. Het duurde
tot in de jaren zestig voordat de uitvoe
ring daarvan, om milieuredenen, tot
echt heftige politieke debatten zou lei
den.
Peter Hoefnagels
De korporaal begon te zeggen dat hij hon
derdmaal liever in de cel zat dan op die dijk
te moeten. Bij enig doorvragen bleek dat hij
überhaupt liever in de cel zat. 'Eindelijk
rust.' Hij kon het ieven niet meer aan.
'Alles en iedereen is tegen me', maar hij
kon niet zeggen wat en wie dan. De storm op
de dijk vond hij fijn, maar die zee..Die zee
was woest en donker, het kwaad zelf. Toch
moest ik lachen. Al die grote mannen die
met zand speelden. Net als kinderen vroeger
aan het strand. Ze gooiden het steeds maar
in zee, je kon zien dat het meteen werd weg
gespoeld...'
Hij ging gedwee met de marechaussee
mee terug naar zijn cel.
Bavinck strekte zijn benen onder de tafel
en ging achterover zitten. 'Wat vind jij?',
vroeg hij.
Mesjogge, wilde ik zeggen, maar ik wist dat
Bavinck serieuzer taalgebruik verwachtte.
'Professor Baan zei bij de bespreking van
zo'n patiënt: "Je ziet hier de lagen van het
leven langs en over elkaar glijden, er is geen
of weinig gevoel voor verhoudingen, het
schift in hem. De volksmond heefter een
treffend woord voor: hij is geschift.'
De soldaat aan wie ook desertie was ten
laste gelegd, was het prototype van een ge
zonde Hollandse jongen. Hij had de ser
geant-majoor op de truck geholpen, omdat-ie
er zelf niet op kon komen. Hij vond hem wel
een aardige kerel en vanwege de storm was
hij een beetje in zijn buurt gebleven, omdat
hij bang was dat de majoor van de dijk af zou
waaien. 'Hij is nogal een slappe Tinus en
wiebelde op zijn benen.'
'Heb je nog zandzakken gesjouwd?'
'Nee luitenant, dan had ik de majoor in de
steek moeten laten.'
'En de korporaal?'
'Hij had ze niet alle vijf op een rijtje volgens
mij. Hij liep te giechelen, zei dat-ie het zo
lekker vond in de storm. Hij had in de storm
geen hoofdpijn, zei-die.'
'Waarom ben je ingesloten?'
'De marechaussee zei dat ik desertie had ge
pleegd. Dat ik dienst geweigerd heb.
'Maar dat is onzin. Ik ben toch niet wegge
lopen?'
Ik keek naar Bavinck tegenover mij. Hij
had ook geen vragen meer.
We reden terug. In de vroege ochtend stop
ten we voor een routiers-café bij Antwerpen.
Achter een sterke café-filtre gleden onze ge
dachten als vanzelf naar de drie zaken. Ba
vinck begon hardop te denken en legde zijn
plan aan me voor.
'De generaal kan zijn snelrecht op zijn buik
schrijven. Voor de twee onderofficieren is
een psychiatrisch rapport inderdaad onver
mijdelijk. Een potatoren een neurologisch
geval.'
'Maar dan krijgt die soldaat de volle laag
als hij nu voor de Krijgsraad komt', opperde
ik. 'Dat wordt een soort standrecht met een
strafmaat onder invloed van de emoties van
de dijkdoorbraak.'
Bavinck dacht hardop na: 'Ik ga eerst naar
de auditeur. Ik stel hem voor de soldaat on
middellijk in vrijheid te stellen en zijn zaak
te seponeren, omdat hij niets gedaan heeft
dat strafbaar is. De auditeur doet het in zijn
broek van angst voor de generaal en probeert
mijn voorstel te torpederen. Zijn angst voor
de pers speelt natuurlijk ook een rol. De
meeste kranten gaan met de generaal mee
en willen bloed zien. Het advies van een psy
chiater geneest de volkswil niet en zeker niet
het oordeel van een generaal. Tot zover is al
les voorspelbaar. Dan komt er een discussie
met onzekere uitslag.'
We bestelden nog een filtre, ditmaal met
een knapperig broodje.
Bavinck vervolgde: 'Slecht-weer-scenario:
de auditeur blijft bij zijn vervolging. Dan
vraag ik ook een psychiatrisch onderzoek
voor de soldaat.'
'Voor de gezondste soldaat van het Neder
landse leger?'
'Samen uit, samen thuis.'
Toen we weer in de auto zaten zocht ik naar
meer argumenten. 'Was het zinloos, die zak
ken zand in de kolkende zee?', vroeg ik.
'Op die dijk in ieder geval wel.'
'Dus de sergeant-majoor en de korporaal
hadden toch gelijk?'
Bavinck reageerde fel. 'Nee. Militair gezien
moesten zij hun opdracht uitvoeren. Daar
was ook mets tegen. De sergeant-majoor
mocht zijn manschappen niet in de steek la
ten.'
Toch is het vreemd, dacht ik. De twee ge
stoorden zien de zinloosheid wel, de norma
len zien dat niet en blijven als gekken met
zandzakken smijten. Wie is er eigenlijk gek?
Dit waren de momenten dat ik wist niet in de
dienst thuis te horen. Ik was weer alleen op
mijn eiland, ver van het militaire vasteland.
De soldaat werd enkele weken later in vrij
heid gesteld. Enige maanden later, toen de
emoties van de stormvloed bedaard waren,
kwamen de beide onderofficieren voor de
Krijgsraad. Zij werden ontslagen uit de mili
taire dienst, de sergeant-majoor met een
voorwaardelijke straf en de verplichting een
behandeling te ondergaan, de korporaal ging
naar een psychiatrische inrichting.
Het vonnis was een klein bericht in de
krant. Generaal Hasselman was op oefening
in Duitsland.
Naar Zeeland is een voorpublicatie uit de roman 'De
Koningswens' die in voorbereiding is bij uitgeverij
LJ. Veen.
Jey>ILsLranl pH.
NOODWKT TOT III R>TT-:i. DUREN-
De voorpagina, 10 februari 1953