Rollende kinderkopjes maken nog steeds veel los Niet klagen maar dragen Kritiek was ongepast •iiiP Naar Zeeland WATERSNOOD 1953 4 Zaterdag 25 januari 2003 In Zierikzee kreeg het huis van de familie De Spirt de volle laag en stortte in. Moeder en kind spoelden de haven in, vader de andere kant op. Vijftig jaar later treffen de drenkelingen en hun redders elkaar weer. Door Ron Meerhof Die .zaterdagnacht gaal de alarmsirene tegen 02,00 uur af. De 37-jarige Aldo De Spirt en zijn 23-jarige vrouw Jacoba vluchten met hun twintig maanden oude zoontje Donato naar zolder van hun huis aan de Hoofdpoortstraat in Zierikzee, vlakbij de haven. De Spirt staat aan de voorkant van het huis als de achtergevel opensplijt. Hij ziet zijn zeven maanden zwangere vrouw en Donato met vloer en al naar buiten glijden en een meter of vier naar beneden vallen, het kolkende water in. Een moment later begeeft ook de voor gevel het en drijft De Spirt in een me tershoge stroom zijn straat uit. Door de klap op het water verliest Jacoba De Spirt haar greep op Donato. Tastend tussen puin en hout vindt ze hem terug. Terwijl ze. rond spartelt in het duister ziet ze een balk op zich afkomen en probeert hem af te weren. Weer glipt het jongetje uit haar armen en weer vindt ze hem terug. Uiteindelijk spoelt ze aan op de Ha- vendijk met het jongetje onder haar rechterarm. Hij hangt slap voorover. Ergens onderweg is hij opgehouden met spartelen. De Spirt slaat er geen acht op. Ze probeert naar boven te klimmen, het water uit, maar glijdt terug. Na drie of vier keer weet ze de steile eerste meters te overbruggen. Ze legt kruipend, op haar knieën en één hand, de honderd meter af die haar scheiden van Het Bolwerk, het huis van de familie Kra keel bovenop de dijk. Als hoogste punt van de omgeving zijn dit huis en de naastgelegen molen droog gebleven. Johan Krakeel treft haar daar aan. Hij neemt Donato van haar over. Het jon getje is overleden, concludeert hij met een. Hij is stijf, heeft schuim om de mond en op zijn hoofdje is door een gapende hoofdwond zijn schedel te zien. Ga maar naar boven, zegt hij tegen De Spirt. Hij draait zich om om het lichaampje in de kelder te gaan leggen. Jacoba de Spirt weigert haar zoontje achter te laten. Uiteindelijk draagt Kra keel hem de trap op, de moeder krui pend achter hen aan. De 29-jarige Janny Bij de Vaate zit bij andere vrouwen in Het Bolwerk te schuilen voor het water als brandweer commandant Berrevoets om hulp komt vragen. Wie heeft er ervaring met eerste hulp? Iemand geeft Bij de Vaate een duw. Meteen meekomen, zegt de com mandant, in het dagelijks leven de plaatselijke timmerman. 'Ik schrok erg van die hoofdwond, maar begon te doen wat ik kon', zegt Bij de Vaate vijftig jaar later. 'Ik pakte hem van achteren beet en drukte op zijn maagje. Hij gaf zout water op en begon weer te ademen.' Waar anderen een zucht hoorden, weet De Spirt zeker dat Donato's eerste teken van leven het woord 'mama' was. Direct op de opluchting volgde wan hoop. 'Ze begon onbedaarlijk om haar man te huilen', zegt Bij de Vaate. De broers Triest en Wim de Jong ge noten begin jaren vijftig een twijfelach tige reputatie in Zierikzee. Wilde jon gens waren het. Als er ergens iets mis ging, werd het eerst aan 'die jongens van De Jong' gedacht. 'Mijn moeder werd daar weieens kwaad om. Kwam er iemand over me klagen, terwijl ik ge woon in mijn bed had gelegen', zegt Wim de Jong. De jongens van De Jong waren die zaterdagavond niet naar bed gegaan. De opwinding over het ongewoon hoge water was te groot. Naast angst voelden ze een onbedwingbare euforie. Actie! Al uren voor zonsopgang schuimden ze in een jolle, een platte modderschuit, de omgeving af op zoek naar overleven den. Later op de dag tikten ze bij de visserijpolitie een roeiboot op de kop. 'Die lag daar maar', zegt Wim. 'Die politie deed er niks mee. Dat begrijp ik nóg niet.' In de chaos durfde niemand 'nee' te zeggen tegen de broers. 'Echt een schitterende boot, We von den dat we enorme mazzel hadden. En we hebben er goed gebruik van ge maakt', zegt Wim. 'Ik wil niet overdrij ven, maar zo'n tweehonderd hebben we er toch wel van daken, zolders en vlot ten geplukt.' Halverwege de zondagmiddag zag Wim de Jong door een openstaande deur van de schuur van boer Kloet een 'Hij gaf water op en begon weer te ademen' man op een dwarsbint hangen. 'Blauw van de kou. Met armen en benen zat hij stijf om die metershoge balk geklemd.' 'Wie ben je', vroeg De Jong. 'Ik ben De Spirt', zei de man. ik ben alles kwijt.' 'De Spirt?', zei De Jong. 'Dan is je vrouw aangespoeld op de Havendijk. Die leeft nog, hoor.' 'Je zag zo weer kleur op zijn gezicht komen', zegt De Jong op een middag in januari 2003, gezeten op de sofa van het echtpaar De Spirt in Prinsenbeek. Vijf tig jaar lang heeft hij ze niet gezien. Deze middag wilde hij toch even langs komen om hernieuwd kennis te maken. 'Nou het nog kan', zegt hij zachtjes, met een knikje in de richting van de 87- jarige De Spirt. 'Ik zou u niet meer herkend hebben', zegt De Jong bij binnenkomst. 'Ik weet niet veel meer, hoor', waarschuwt De Spirt meteen. Na een herseninfarct heeft zijn geheugen nogal een klap ge had. Jacoba De Spirts geheugen blijkt ech ter voor twee te werken. Al die jaren heeft ze alles over de ramp verslonden en bijgehouden; foto's, boeken, kran tenartikelen, alles heeft ze bewaard. Al leen erover praten, dat heeft ze nooit gekund, tot heel kort geleden. 'Met mij hetzelfde', zegt De Jong. 'Maar de laatste tijd: ik weet niet wat er gebeurt. Twee weken geleden ben ik naar die schuur van boer Kloet gegaan. Alles is nog hetzelfde. Ik zag hem daar gewoon nog hangen. Heb ik me toch staan brullen. Gek, hè?' Bij het vertellen valt De Jong voortdu rend stil. Dan staart hij in de verte en worden zijn ogen nat. De avonturen van de jongen van zeventien zijn de verschrikkingen van de man van 67 geworden. Allerlei vragen over die dagen is hij zichzelf pas de laatste jaren gaan stel len, 'Hoe is het nou met die jongen van u afgelopen?', vraagt hij op een gegeven moment. 'Donato heeft een paar weken in het ziekenhuis in Goes gelegen. Hij heeft alleen een flink litteken overgehouden. Op 19 maart is onze dochter geboren in het ziekenhuis in Vlaardingen. Later hebben we nog twee kinderen gekre gen. We hebben acht kleinkinderen.' De familie De Spirt verhuisde na de ramp naar Prinsenbeek bij Breda. "Ver weg van het water', zegt Jacoba De Spirt. Ze kan nog steeds niet tegen het geluid van galopperende paarden. Het doet haar denken aan het geluid van rollende kinderkopjes, zoals die in de Hoofdpoortstraat werden losgelagen door het aanstormende water. Mevrouw en meneer De Spirt, rechts redder Wim de Jong. foto marcel molle - de volkskrant Pas veertig jaar na dato was journalist Kees Slager de eerste die de ware verhalen van de watersnood optekende. 'Niemand uitte zich. Niet klagen maar dragen, dat was de moraal.' Door Sander van Walsum Blijkens het kloeke standaardwerk De Ramp over de watersnood van 1953, bracht het gros van de bewoners van Hét getroffen gebied hun vrije zaterdag avond 31 januari 1953 kaartend, fees tend of keuvelend door. De meesten gingen zo vroeg naar bed dat zij de diepe slaap hadden bereikt op het hoogtepunt van de stormvloed. Dat er op de meeste plaatsen niet adequaat op de ramp werd gereageerd, moet mede aan die omstandigheid wor den toegeschreven. De nachtrust van burgervaders, dijkgraven en andere ge zagdragers bleek doorgaans goed be stand tegen het natuurgeweld. En po gingen om hen te alarmeren brachten hen niet, of rijkelijk laat bij bewustzijn. Kees Slager, auteur van het net in een aangevulde editie verschenen boek De Ramp (Atlas, €29,95), en eertijds 14 jaar oud, is tijdens die nacht in 1953 zelfs helemaal niet wakker geworden. Toen hem de volgende ochtend duide lijk werd dat hij iets gemist had, ging hij - vergezeld door een paar vriendjes - in de omgeving van zijn woonplaats Scherpenisse op zoek naar sporen van de ramp. In een naburig dorp arriveer den juist de eerste evacués uit de onder gelopen polder bij Stavenisse. Hiermee werden voor Slager enerver ende weken ingeluid. Zuidwest-Neder land mocht zich opeens in de belang stelling van de ganse buitenwereld ver heugen. Er verschenen militairen en buitenissige voertuigen zoals helikop ters en zogenoemde DUKW's - terrein wagens die ook konden varen. Er spoel den koeienkadavers aan, en er vonden volksverhuizingen plaats. Ook Slager zelf werd overgebracht naar een plaats van waaruit hij de HBS in Bergen op Zoom kon bezoeken. Bij zijn terugkeer, drie weken later, was het incident ge sloten verklaard, en werd de wederop bouw ter hand genomen. In de daaropvolgende decennia vormt de ramp hooguit een inspiratie bron voor streekhistorici en jongens boekenschrijvers van het kaliber K. No- rel. En in hun boeken figureren overwe gend helden en kerels, redders en ge redden. 'Het verhaal van de waters noodramp is vanuit het perspectief van de autoriteiten geschreven', zegt de journalist Slager. 'Ook door onze vroe gere collega's. Ze gingen op gezagdra gers af en schreven tamelijk steriele ver halen waarin de menselijke zwakte ont breekt. De namen van de doden zijn de enige verwijzing naar de slachtoffers.' Dat de autoriteiten zich geregeld aan het script van K. Norel hadden onttrok ken, bleek Slager pas toen hij - vele jaren later, als opponent van een dichte Oosterscheldedam - in contact kwam met de vissers van Yerseke. 'Zij scham perden over de wankelmoedigheid van de gezagdragers, het egoïsme van de herenboeren, en over de vloedplanken die tijdens de oorlog waren opgestookt, maar nadien nooit meer waren vervan gen. Soms deden ze er lacherig over. En soms toonden zij zich bitter. Maar hun verhalen waren wel zo consistent, dat ik ze later, toen ik mijn boek schreef, ben gaan toetsen.' En wat bleek: in vrijwel elk dorp trof hij bevestigingen aan van deze ontluis terende verhalen. 'Ik hoefde mij daar helemaal niet voor in te spannen.' In dat opzicht lijkt de historiografie van de watersnoodramp wel wat op die van de Tweede Wereldoorlog: de mythe van het heldenvolk voorzag op den duur niet meer in een behoefte. En de bereidheid om aan de debunking van de officiële ge schiedschrijving mee te werken, was groot, ondervond Slager. 'De slachtoffers waren nooit aange moedigd om bij hun ervaringen stil te staan. Integendeel. Zij werden geacht zich te voegen naar de no nonsense ethiek van hun kerk. Niet klagen maar dragen, en bidden om kracht: dat was de toenma lige moraal. Het ge loof en de tijdgeest beletten de mensen om zich te uiten. Maar toen ik hen, vele jaren later, uit nodigde om hun verhaal te doen, bleek ik in een grote behoefte te voor zien. Dat zij daar alsnog toe in de ge legenheid werden foto thomas schluper gesteld, werd als een vorm van genoegdoening ervaren.' Dat nam niet weg dat Slager vreesde als nestbevuiler te worden aangemerkt. 'Zoals de Utrechtse historicus Gerard Trienekens met zijn boek over de voed selvoorziening tijdens de Tweede We reldoorlog de mensen van hun herinne ringen aan ontbering en honger zou hebben beroofd, zo zou ik de mensen hun helden ontnemen. Maar mijn vrees dat ik na de publicatie van mijn boek, in 1992, zou moeten emigreren uit Zee land, werd niet bewaarheid. Integen deel. Ik ontmoette overwegend positie ve belangstelling. 'Er was slechts kritiek op twee pun ten. Sommige mensen verweten mij een te laatdunkende bejegening van de othodox-gereformeerden. Anderen meenden dat ik de grote boeren te hard had aangevallen. Ik kon mijn critici niet helemaal ongelijk geven. De stijlheid van de gereformeerden is soms bewon derenswaardig, maar heeft een adequa te leedverwerking bijna onmogelijk ge maakt. En wat de herenboeren betreft: ik erken dat een zeker klassenbewust zijn mij als arbeiderszoon niet vreemd is.' Vooral in planologisch opzicht zijn de gevolgen van de ramp aanzienlijk geweest, zegt Slager. En de missers die daarbij zijn gemaakt, laten zich minder makkelijk retoucheren dan de helden verhalen van K. Norel. 'De zwaarst getroffen gebieden zagen er, nadat het water zich had terugge trokken, net zo uit als de Noordoost polder, en werden ook dienovereen komstig behandeld. De landbouwper- celen werden rechtgetrokken, en daar bij ondervonden de verantwoordelijke autoriteiten geen hinder van bomen en andere obstakels. 'Het dorpje Capelle werd zelfs niet eens herbouwd. Dit "perfectionistisch planologisme", zoals het toen door een eenzame criticus werd genoemd, is een flauwe afspiegeling van de ingrepen van Ceausescu op het Roemeense platte land.' En ook in Zeeland roerde de opposi tie zich hoegenaamd niet. 'In de anoni miteit van het stemhokje durfde men nog wel af te rekenen met lokale gezag dragers die het tijdens de ramp zo had den laten afweten. Maar tegen het Del taplan durfde men niet te opponeren.' Kritiek op het passieve kabinet- Drees bleef na de watersnood achterwege, met het oog op de toch al barre tijden. 'Als alles centraal was geregeld dan was de zaak misgelopen.' Door Theo Klein Dé Haagse politici, inclusief de Eerste en TVeede-Kamerleden, beschouwden de dramatische overstroming vooral als een natuurverschijnsel, waar niemand iets aan had kunnen doen. De schuldvraag is nooit gesteld. Hoe wel een commissie in 1947 al vaststelde dat de zeedijken in Zuidwest-Neder land veel zwakke plekken vertoonden, werden de verantwoordelijke ministers niet aangesproken op de uitgebleven dijkverzwaringen en het achterstallig onderhoud. Alleen het communistische Kamerlid Henk Gortzak verweet het kabinet di rect na de ramp verwaarlozing van de zeedijken. De communist werd wegge hoond. Kritiek op de verantwoordelijke mi nisters vonden de regeringspartijen PvdA, ICVP, CHU en ARP, maar ook de oppositie (WD, klein rechts), ongepast in deze barre tijden. De politici namen liever een voor beeld aan de saamhorigheid van het Nederlandse volk, dat de getroffen landgenoten als één man te hulp was geschoten. Pvd A-fractieleider Jaap Bur ger zette op 10 februari in het debat over de Nota Betreffende Watersnood 1953 de toon met zijn uitspraak dat het zoeken van zondebokken achterwege moest blijven. De sprekers gingen niet verder dan voorzichtige suggesties om het eventu eel later te hebben over de verantwoor delijkheid van het kabinet. Daar is het nooit van gekomen. Minister Algera van Verkeer en Wa terstaat gaf in de Tweede Kamer vol mondig toe, dat vóór 1953 al bekend was dat sommige dijken konden be zwijken bij extreem hoog water. Er was in het kabinet ook al gesproken over mogelijke afsluiting van zeearmen. Al gera: 'Maar terwijl we daarmee aan het werk waren, werden we overrompeld door de vijand, de zee.' Het kabinet kwam daarmee in de Ka merdebatten op 3 en 10 februari ge makkelijk weg. Ook voorzichtige Ka mervragen over het gebrekkige waar schuwingssysteem en de trage en chao tische hulp konden premier Drees en minister Algera afdoen met simpele ontkenningen. Er was volgens de be windslieden op zaterdagavond al via de radio gewaarschuwd voor zware storm en hoogwater en de hulp kwam zon dagochtend snel op gang. Jammer dat de ministers er zo laat achter kwamen dat Schouwen-Duiveland bijna hele maal onder water was verdwenen, Dat kon het kabinet echter niet wor den verweten, vond de premier, omdat net over dat eiland gegevens ontbraken. En dat de hulp vooral was gekomen van spontaan optredende burgers vond Drees geen punt. 'Als alles centraal was geregeld dan was de zaak misgelopen.' Het gemak waarmee de ministers Minister Algera kon chaos en traagheid gewoon ontkennen zich onder hun verantwoordelijkheid konden uitwurmen is typerend voor de politieke verhoudingen in de jaren vijf tig. In het verzuilde Nederland lagen de verhoudingen nog onwrikbaar vast. Toen het water toesloeg, was het twee de kabinet-Drees druk doende met de wederopbouw van het land. De waters nood was een flinke tegenvaller ('We worden twee jaar teruggezet'), maar als iedereen de handen uit de mouwen zou steken, kwam het wel weer goed. Dus: geen gezeur, doorwerken. Drees kon rekenen op een forse meerderheid van PvdA, KVP, CHU en ARP. De prioriteiten lagen vast. Er moesten honderduizenden nieuwe hui zen komen. Oorlogsschade aan bedrij ven en infrastructuur diende te worden hersteld en het leger moest worden ver sterkt om het Rode Gevaar te keren. Nederland werd bestuurd door een ka binet van regenten, dat in de Kamer nauwelijks kritiek hoefde te vrezen. Laat staan dat de brave bevolking zich zou roeren. Iedereen wist tot welk politiek kamp hij behoorde en welke standpunten van hem werden ver wacht. De zwevende kiezer moest nog worden uitgevonden. De doorsnee bur ger had wel iets anders aan zijn hoofd dan de landelijke politiek. Belangrijke beslissingen werden overgelaten aan de heren in Den Haag. Toch wil de afwezigheid van politiek debat over de watersnood niet zeggen dat het kabinet op alle fronten in gebre ke is gebleven. Vooral vakministers als Beel (Binnenlandse Zaken) en Algera (Verkeer en Waterstaat) waren gewend te handelen zonder zich veel te bekom meren om de politieke gevolgen daar van of het effect op de publieke opinie. De overstromingen in Zuidwest-Neder land zouden welk kabinet dan ook (zelfs tegenwoordig) overrompeld heb ben. Gezien de gebrekkige communicatie (de telefoon was uitgevallen) reageer den de ministers snel. Drees, Beel en Algera waren zonderdagmorgen al in het rampgebied in het voetspoor van de Oranjes. Ambtelijke diensten zoals Rijkswaterstaat probeerden toen al zo goed en kwaad als het ging greep op de situatie te krijgen. De eerste militairen arriveerden zondagmorgen in het ge bied. Maandag probeerde de minister raad in een vergadering overzicht te krijgen over de ramp. Besloten werd de hulp te coördineren via het Nationaal Rampenfonds, prins Bernhard werd gevraagd het fonds te gaan leiden. Dinsdag bood het kabinet het kabinet een nog incompleet over zicht van de ramp, plus een pakket maatregelen waarmee snelle financiële hulp aan slachtoffers werd geregeld. Giften werden vrijgesteld van belasting. De regering oogstte in het parlement vooral hulde. Het accent in het debat verschoof al snel naar de vraag hoe dergelijke ram pen konden worden voorkomen. Af sluiting van zeearmen werd toen ook al als onvermijdelijk gezien. Het duurde tot in de jaren zestig voordat de uitvoe ring daarvan, om milieuredenen, tot echt heftige politieke debatten zou lei den. Peter Hoefnagels De korporaal begon te zeggen dat hij hon derdmaal liever in de cel zat dan op die dijk te moeten. Bij enig doorvragen bleek dat hij überhaupt liever in de cel zat. 'Eindelijk rust.' Hij kon het ieven niet meer aan. 'Alles en iedereen is tegen me', maar hij kon niet zeggen wat en wie dan. De storm op de dijk vond hij fijn, maar die zee..Die zee was woest en donker, het kwaad zelf. Toch moest ik lachen. Al die grote mannen die met zand speelden. Net als kinderen vroeger aan het strand. Ze gooiden het steeds maar in zee, je kon zien dat het meteen werd weg gespoeld...' Hij ging gedwee met de marechaussee mee terug naar zijn cel. Bavinck strekte zijn benen onder de tafel en ging achterover zitten. 'Wat vind jij?', vroeg hij. Mesjogge, wilde ik zeggen, maar ik wist dat Bavinck serieuzer taalgebruik verwachtte. 'Professor Baan zei bij de bespreking van zo'n patiënt: "Je ziet hier de lagen van het leven langs en over elkaar glijden, er is geen of weinig gevoel voor verhoudingen, het schift in hem. De volksmond heefter een treffend woord voor: hij is geschift.' De soldaat aan wie ook desertie was ten laste gelegd, was het prototype van een ge zonde Hollandse jongen. Hij had de ser geant-majoor op de truck geholpen, omdat-ie er zelf niet op kon komen. Hij vond hem wel een aardige kerel en vanwege de storm was hij een beetje in zijn buurt gebleven, omdat hij bang was dat de majoor van de dijk af zou waaien. 'Hij is nogal een slappe Tinus en wiebelde op zijn benen.' 'Heb je nog zandzakken gesjouwd?' 'Nee luitenant, dan had ik de majoor in de steek moeten laten.' 'En de korporaal?' 'Hij had ze niet alle vijf op een rijtje volgens mij. Hij liep te giechelen, zei dat-ie het zo lekker vond in de storm. Hij had in de storm geen hoofdpijn, zei-die.' 'Waarom ben je ingesloten?' 'De marechaussee zei dat ik desertie had ge pleegd. Dat ik dienst geweigerd heb. 'Maar dat is onzin. Ik ben toch niet wegge lopen?' Ik keek naar Bavinck tegenover mij. Hij had ook geen vragen meer. We reden terug. In de vroege ochtend stop ten we voor een routiers-café bij Antwerpen. Achter een sterke café-filtre gleden onze ge dachten als vanzelf naar de drie zaken. Ba vinck begon hardop te denken en legde zijn plan aan me voor. 'De generaal kan zijn snelrecht op zijn buik schrijven. Voor de twee onderofficieren is een psychiatrisch rapport inderdaad onver mijdelijk. Een potatoren een neurologisch geval.' 'Maar dan krijgt die soldaat de volle laag als hij nu voor de Krijgsraad komt', opperde ik. 'Dat wordt een soort standrecht met een strafmaat onder invloed van de emoties van de dijkdoorbraak.' Bavinck dacht hardop na: 'Ik ga eerst naar de auditeur. Ik stel hem voor de soldaat on middellijk in vrijheid te stellen en zijn zaak te seponeren, omdat hij niets gedaan heeft dat strafbaar is. De auditeur doet het in zijn broek van angst voor de generaal en probeert mijn voorstel te torpederen. Zijn angst voor de pers speelt natuurlijk ook een rol. De meeste kranten gaan met de generaal mee en willen bloed zien. Het advies van een psy chiater geneest de volkswil niet en zeker niet het oordeel van een generaal. Tot zover is al les voorspelbaar. Dan komt er een discussie met onzekere uitslag.' We bestelden nog een filtre, ditmaal met een knapperig broodje. Bavinck vervolgde: 'Slecht-weer-scenario: de auditeur blijft bij zijn vervolging. Dan vraag ik ook een psychiatrisch onderzoek voor de soldaat.' 'Voor de gezondste soldaat van het Neder landse leger?' 'Samen uit, samen thuis.' Toen we weer in de auto zaten zocht ik naar meer argumenten. 'Was het zinloos, die zak ken zand in de kolkende zee?', vroeg ik. 'Op die dijk in ieder geval wel.' 'Dus de sergeant-majoor en de korporaal hadden toch gelijk?' Bavinck reageerde fel. 'Nee. Militair gezien moesten zij hun opdracht uitvoeren. Daar was ook mets tegen. De sergeant-majoor mocht zijn manschappen niet in de steek la ten.' Toch is het vreemd, dacht ik. De twee ge stoorden zien de zinloosheid wel, de norma len zien dat niet en blijven als gekken met zandzakken smijten. Wie is er eigenlijk gek? Dit waren de momenten dat ik wist niet in de dienst thuis te horen. Ik was weer alleen op mijn eiland, ver van het militaire vasteland. De soldaat werd enkele weken later in vrij heid gesteld. Enige maanden later, toen de emoties van de stormvloed bedaard waren, kwamen de beide onderofficieren voor de Krijgsraad. Zij werden ontslagen uit de mili taire dienst, de sergeant-majoor met een voorwaardelijke straf en de verplichting een behandeling te ondergaan, de korporaal ging naar een psychiatrische inrichting. Het vonnis was een klein bericht in de krant. Generaal Hasselman was op oefening in Duitsland. Naar Zeeland is een voorpublicatie uit de roman 'De Koningswens' die in voorbereiding is bij uitgeverij LJ. Veen. Jey>ILsLranl pH. NOODWKT TOT III R>TT-:i. DUREN- De voorpagina, 10 februari 1953

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 3