Bedelen voor de getroffenen Wat wist zo'n boertje nou eigenlijk? Naar Zeeland WATERSNOOD 1953 Je\>ILsLranl f SPECIALÏRAIN For Hollan d Flood R Zaterdag 25 januari 2003 3 Vanaf een week na de stormramp brachten de gezamenlijke omroepen een inzamelingsactie voor de slachtoffers op de radio: Beurzen Open, Dijken Dicht. Nederlanders haalden miljoenen bij elkaar op. Door Jaap Stam "Mouwen omhoog, ons land moet droog Onder die slogan trokken pad vinders in de stijl van een heitje voor karweitje van huis tot huis om zilver te poetsen, ramen te lappen, hout te hak ken, kleden te kloppen en andere taken te verrichten die het werk van de huis vrouw zo kunnen verlichten, meldde het persbureau ANP de tweede week van februari 1953. De kabouters, wel pen en verkenners waren opgezweept door de actie 'Beurzen open, dijken dicht', waarmee de radio-omroepen geld inzamelden voor de slachtoffers van de watersnoodramp. De padvin ders haalden ruim 210 duizend gulden op. 'Beurzen open, dijken dicht' was de eerste gezamenlijke hulpactie van de omroepen: de christelijke NCRV, de katholieke KRO, de socialistische VARA, de vrijzinnig-protestante VPRO en de liberale AVRO - 'het hele Neder landse volle in alle schakeringen', aldus de initiatiefnemers. De AVRO staakte haar programma Zoden aan de Dijk en maakte de opbrengst (30 duizend gul den) over naar het nieuwe fonds. De eerste uitzending was maandag 9 februari vanuit de KRO-studio in Hil versum, waar iedereen die geld had in gezameld mocht opdraven. Militairen, musici, mijnwerkers -geen beroeps groep ontbrak in de parade die de we ken daarop langs de microfoon trok. Vrijwilligers kwamen vertellen welke capriolen ze hadden uitgehaald, kinde ren stelden hun zakgeld beschikbaar of meldden de opbrengst van hun kijk doos. Zes zaterdagen werd uitgezonden vanaf een wisselende lokatie, verspreid door.het land. De programma's via Hil versum I en II begonnen na het nieuws van acht uur en werden door de tv uitgezonden. De NV Philips had gratis haar reportagewagen ter beschikking gesteld. Slechts enkele honderden huis houdens waren in het bezit van een tv- toestel. Aan het slot van elke avond zong de zaal het actielied, geschreven door Jules de Corte: Het leeft in alle oorden, van Dokkum tot Maastricht, van hier tot Hindeloopen, beurzen open, dijken dicht. Na twee uitzendigen was 981.725,92 gulden opgehaald, staatslo'terijbriefjes en een aandeel Feijenoordstadion niet meegerekend. Het ANP na de tweede uitzending: 'Luisteraars en televisiekij kers - de laatsten in bijzondere mate, al viel de beeldzender enige tijd uit - zijn getuige geweest van het begin van een springtij van hulp en medeleven, van de solidariteit ook, welke het karakter van ons volk in bange dagen verwarmt en siert.' De actie duurde kort, tot 1 april, 'om dat een al te grote vrijgevigheid een nadelige invloed kan hebben op de Ne derlandse economie'. Een opmerkelijk argument, vindt hoogleraar filantropie Theo Schuyt van de Vrije Universiteit. 'Er was in de jaren daarvoor veel geld ingezameld voor de wederopbouw. Misschien dat ze niet nog meer geld uit de markt wilden halen. In Nederland is de vrijgevigheid gedemocratiseerd. Bij na iedereen geeft.' Op de slolavond in het Concertge bouw in Amsterdam, 28 maart 1953, werden de laatste restjes aangeboden. De Amsterdamse melkboeren ('Geen offer is ons te zwaar') hadden van elke honderd liter melk vijf cent afgeroomd en schonken tienduizend gulden. De christelijke fanfare IJsselmonde had zeshonderd gulden bij elkaar getoeterd. De heer Schuddebeurs van het Briels Mannenkoor ('Laat uw beurs schud den', kon NCRV's meesterbedelaar Jo- han Bodegraven niet nalaten) overhan digde namens het verenigingsleven op Voorne 37.775 gulden en twee cent. 'Uit dank en waardering dat ons mooie eiland is gespaard gebleven, zij het op het nippertje.' Kermiskinderen hadden 23,70 gulden opgehaald, het Instituut voor Welspre kendheid schonk 115 gulden, de be manning van het weerschip Kumulus 101 gulden. De luisteraars van Radio Nederland, 'in Oost en West, op zee of waar ook ter wereld' hadden samen bijna 57 mille overgemaakt. Onder hen 'Nederlandse arbeiders in het hart van Afrika, die een aanzienlijk deel van het maandsalaris hadden afgestaan'. 'Beurzen open, dijken dicht' bracht 5.212.960,83 gulden op, nu zo'n 15,9 miljoen euro. De omroepen maakten het geld over naar het Nationaal Ram penfonds dat een slapend bestaan leid de en onder aanvoering van prins Bern- hard nieuw leven was ingeblazen. Het Rampenfonds haalde in twee jaar 139 miljoen gulden op in binnen- en buitenland. Volgens het Rode Kruis, dat het secretariaat voert van het fonds, zou dat nu 470 miljoen euro zijn. Het be drag is bijna helemaal ten goede geko men aan de slachtoffers van '53; de 2,4 miljoen gulden die overbleef is naar slachtoffers van latere rampen gegaan. Het geld werd vooral besteed aan huisraad, waaraan 92,5 miljoen gulden werd uitgegeven. Zelfstandigen die im materiële schade hadden geleden, kre- gen zeven miljoen gulden. Het levens onderhoud van evacué's vergde een kleine vier miljoen. Aan weduwen en wezen is 3,4 miljoen uitgekeerd; tien mensen ontvangen nog altijd een perio dieke uitkering. Het geld is verder on der meer besteed aan maatschappelijk werkers en gezinsverzorgers, de opna me van kinderen in herstellingsoorden, de opname van vrouwen in rustoorden en vakanties voor kinderen. 'De collectieve reactie was als het ware een euforie van hulp en strijd', schrijft historica Selma Leydesdorff in Het water en de herinnering. Terwijl de rest van Nederland zich op de borst klopte vanwege de royale giften, bleven de overlevenden van de ramp volgens haar verweesd achter. De herinnering 'negeert de geschiedenis van de getrof fenen in de angst en de chaos die zij hebben ervaren.' Minister Van Thiel van Maatschappe lijk Werk op de slotavond van de radio actie, vlak voordat het koninklijk man nenkoor Apollo de Zilvervloot aanhief: 'Het is een daverend geslaagde actie. Nederland op zijn allerbest.' Inzamelingsacties voor de watersnoodsiachtoffers in Nederland en in Amerika. FOTO'S SPAARNESTAD Kranten en de radio rukten weliswaar direct uit naar het ondergelopen zuidwesten. Maar slachtoffers kwamen zelden aan het woord. Verslaggevers citeerden liefst autoriteiten. Door Bas van Kleef Het waren de jaren na de Tweede We reldoorlog. De wederopbouw schoot aardig op, de bruggen waren hersteld, het spoorwegnet functioneerde weer, de landbouw had zich opgericht, de fabrieksschoorstenen rookten als teken van industriële voorspoed, de toekomst bood zicht op welvaart. In dat licht is het dus wel enigszins begrijpelijk dat de stormramp van 31 januari in de eerste plaats werd be schouwd als een aanval in de rug door 'de erfvijand' die we even uit het oog waren verloren, die - in de tweede plaats - voor tientallen miljoenen aan materiële schade had berokkend aan een klein land dat nog maar net was opgekrabbeld na vijf jaar oorlog, en die - pas in de derde plaats - ook slachtof fers had gemaakt. Dit was het beeld, de ochtend na de stormvloed: dood, verderf, chaos en leed in de getroffen gebieden, elders in het land op het gezag van de radio slechts het besef dat uit Rotterdam en omgeving, Kruiningen, Willemstad, Texel en elders meldingen waren bin nengekomen van abnormaal hoge wa terstanden. Het eerste bericht dat het ANP bereikte, was 's nachts binnenge komen, uit Zwijndrecht, waar de nood toestand was afgekondigd, ongeveer op het tijdstip dat Zeeland door het water werd verzwolgen. Nu viel het de radio niet aan te reke nen dat ze van weinig wist, want Zee land was van de buitenwereld afgesne den doordat de telefoonverbindingen waren uitgevallen. Maar de ANP-be- richten uit Zwijndrecht en wat later uit Willemstad, waar polders begonnen onder te lopen en militairen te hulp waren geroepen, bereikten de radio nieuwsdienst in Hilversum al tegen half vijf, dus je zou zeggen: ze hadden niet tot acht uur hoeven wachten met die eerste nieuwsuitzending. Dat wilden ze ook niet, ze wilden eerder de lucht in, maar de technici die de zender in bedrijf moesten stellen, mochten daarover niet zelf beslissen, en degenen die wél konden beslissen, wa ren onbereikbaar. Het lijkt illustratief voor het Neder land van een halve eeuw geleden: een gezagsgetrouwe, sterk hiërarchisch ge oriënteerde samenleving, tamelijk ver- bureaucratiseerd, die in God geloofde, maar direct daarna ook zeer in zichzelf, en daarmee het ondenkbare op afstand dacht te houden. Om al die redenen lijkt de regering - en in haar gevolg ook de journalistiek - het aanvankelijk wel te geloven, in Den Haag breekt pas in de loop van maan dag 2 februari het besef door dal Schou- wen-Duiveland vrijwel geheel was ver dwenen. De journalistiek gelooft in elk geval voetstoots de autoriteiten en no tuleert vanaf 1 februari wat er te notule ren valt, volgens een aanpak die we nu eerder boekhoudkundig dan gravend zouden noemen. Het Parool rept die dag in een extra editie van een nationale ramp, van een rampzalige springvloed die de westelij ke leusten van Nederland teistert en maakt melding van 27 doden. Op maandag meldt de Volkskrant 138 do den, deelt mee dat de ramp die middag onderwerp zal zijn van een speciale zitting van de ministerraad, tekent uit de mond van prins Bernhard op dat hier sprake is van 'verschrikkelijk nieuws' en stelt in een commentaar dat 'tegen het geweld van de natuur de mens aanvankelijk machteloos staat', maar dat 'het ganse land te hoop loopt, de mouwen oprolt en in de buidel tast om de grote nood te leningen'. Dat is de toon in die dagen: een land dal zich edelmoedig verenigt om de nood te lenigen, en een Zeeuwse bevol king die - Luctor et Emergo immers - zwaar is getroffen maar de schouders eronder zet. Dit alles onder leiding van het bevoegd gezag dat weet wat er moet gebeuren. In het Polygoon-nieuws, op de radio, de beginnende televisie, in de kranten en de weekbladen werpt Ne derland zich na de zware klap direct goed georganiseerd en eendrachtig op hulpverlening en herstel. Niets over de chaos in de organisatie. Dagenlang zijn de voorpagina's van de kranten geheel gevuld met overstro- mingsnieuws. Per editie stijgt het aantal doden (1058 meldt de Volkskrant op woensdag, 1269 op donderdag) en stijgt De pers hield na de ramp letterlijk en figuurlijk afstand de geschatte materiële schade, stijgt het bedrag dat het Nationaal Rampenfonds inmiddels heeft ontvangen, stijgt het aantal hulpverleners uit binnen- en bui tenland, evenals het aantal vliegtuigen en helikopters dat wordt ingezet. Maar, zoals dat gaat met rampen, na een aantal dagen kan ook weer aan dacht worden besteed aan faits divers die het eigen karakter van de krant benadrukken. De Volkskrant van 6 fe bruari, op de voorpagina: 'Met gevaar voor eigen leven hebben twee leden van de Katholieke EHBO, die deel uitmaak ten van een hulpcolonne van tien man, op verzoek van pastoor Hofstede van Oude Tonge een ciborie met 1400 ge consacreerde Hosties overgebracht naar de Paters van Una Sancta aan de Mathenesserlaan te Rotterdam.' Geen woord uit de mond van de red ders van de 'Heilige Hosties', wat inte ressant is, omdat het slechts een halve eeuw later ondenkbaar zou zijn dat een verslaggever niet de direct betrokkenen sprekend opvoert. De rampverslagge vers gingen toen echter zo te werk, Ze blijven op afstand, zodat de ramp op hun gezag weliswaar voor de lezer, de kijker en de luisteraar best een ramp zal zijn, maar zonder dat je voelt wat de getroffen bevolking doormaakt. Ze beschrijven de buitenkant van wat ze zien en horen.. Ze registreren, spre kend, schrijvend of filmend, wat objec tief waarneembaar is. De journalistieke criteria in hun berichtgeving lijken vooral van waterstaatkundige, bouw kundige, vervoerstechnische, meteoro logische, financiële, logistieke en agra rische aard, en veel minder door huma nitaire bekommernis ingegeven. Ook het uiteindelijke dodencijfer van 1835 wordt op die manier vooral een statis tisch gegeven. Als de verslaggevers al iemand cite ren, is het een gezagsdrager, en het nieuws dat ze brengen, komt bij voor keur uit officiële bron. Herman Besse- laar was tijdens de ramp verslaggever van het Algemeen Handelsblad. Jaren later zei hij in een interview: zo'n burgemeester praatte honderduit. Die gaf je een sigaartje, lichtte je in. Wat wist een boertje nou van hulpmaatrege len of een evacuatie? Niets. Die boer vertelde je alleen maar hoeveel schapen hij verloren had zien gaan. En dat ik misschien niet zo kritisch was... kijk, ik verloor nooit uit het oog dat ik conver seerde met de eerste burger, een voor aanstaand man, die op de hoogte was.' Besselaar was er ook de man niet naar, en hij was bepaald niet de enige, om kritische vragen te stellen over het feit dat de dijken niet bestand waren gebleken tegen de stormvloed. 'Nee, echt gaan zitten graven naar dingen daar voelde ik nooit zo voor. Dat dééd je niet.' Journalist Kees Slager in zijn boek De ramp - een reconstructie, uit 1992, veertig jaar na de ramp: onder de bevolking was wel kritiek, maar die klonk niet door in de media.' Sommige journalisten, aldus de toen 29-jarige Parool-verslaggever Friso Endt die destijds wekenlang in Zeeland verbleef, zijn nooit verder gekomen dan het comfortabele hotel De Draak in het droge Bergen op Zoom of een soortge lijk onderkomen. 'Die hebben nooit een stap in het water gezet.' De journalistiek hield afstand. Soms letterlijk, als verslaggevers in een vlieg tuig het rampgebied in ogenschouw na men. Soms figuurlijk, als ze spoedig na de stormvloed uitvoerig melding maken van de materiële schade, de van alle kanten toestromende hulpverlening, van het met kracht ter hand genomen dijkherstel en van de koningin die door het water waadde. De dood had weliswaar 'wreed toege slagen', de toestand kon 'ten hemel schreiend zijn', het menselijk leed on peilbaar, maar dat.leed werd niet tot leven gebracht, de doodsangst kreeg hooguit een gezicht, op de foto, maar zeker geen stem. Premier Drees en minister Algera van Verkeer en Waterstaat verantwoord den zich op 10 februari voor hun beleid, en dat was volgens de Volkskrant 'een uitstekende verdediging'. De regering had zichzelf niets te verwijten, meende ze en de pers achtte het ongepast haar in die moeilijke tijden voor de voeten te lopen, zo ze die behoefte ooit al had gevoeld. Het maakt allemaal dat uit de leggers van vijftig jaar geleden vooral tevreden heid opstijgt. Tevredenheid van de ver slaggevers over de eigen retoriek, die met ieders instemming buiten zijn oevers kon treden, over de offerbereid heid van het volk en over de buiten landse hulpverlening, die maakte dat het herstel van de schade spoedig ter hand kon worden genomen. Tevredenheid over de autoriteiten ook, dus de schuldvraag wordt verme den. Commentaar in de Provinciale Zeeuwse Courant na een statenverga dering zonder kritiek: 'Terecht. Waar zovelen in de dagen der rampspoed zichzelf wegcijferden en alles gaven voor anderen, zwijgt de critiek.' In de kazerne in Middelburg vonden we een lege kamer, regeldennen tafel, drie stoelen en een schrijfmachineerr-begonnen met de getuigenverhoren. De kazernekok wist in plat Haags te vertellen dat de sergeant-majoor die van de dijk was gelopen bij normale dienst administratief werkzaam was. 'Ik ken 'm zo goed omdat hij altijd het laatste aan tafel gaat.' 'Waarom doet hij dat?' 'Drinken aan de bar. Jenever. Als hij geen fles op heeft, kan hij niet eten.' 'Iedere dag?' 'Elke dag dat ik dienst heb. Over de andere dagen kan ik niet onder ede getuigen.' 'Deed hij normaal dienst?' 'Wat is normaal? Hij zal als sergeant-majoor- administrateur de laatste twintig jaar geen geweer meer in zijn handen hebben gehad.' 'Was hjj lichamelijk sterk?' 'Alleen in zijn rechterpols, denk ik.' De Ha genees maakte een drinkgebaar. 'Ik weet wel zeker dat hij niks meer kan dan een pen vast houden. Meer hoeft ook niet. Behalve die nacht dan.' 'Hij is een alcoholist?' 'Dat kan ik niet getuigen. Laat ik 't zo zeg gen; waar je 'm zou knijpen, in zijn neus of in zijn billen, er komt drank uit. Begrijpt u?' Toen de kok zijn verklaring had getekend, bleef hij in de deuropening staan en zei: 'Die man kejje toch niet aan de dijk zetten.' Om tien uur 's avonds hadden we dertien getuigen gehoord. We gingen naar ons hotel in Vlissingen. 'We gaan op de dijk kijken waar ze zijn weggelopen, zelfde plek. Drie uur vannacht.' Het werd een barre tocht. Het was donker. De woedende zee lichtte kwaad op. De ijs koude stormwind blies door mijn battledress, trui en borstrok heen, alsof ik naakt voor dat helse water stond. Op het resterende stuk van de dijk beukte de zee waarin honderden zandzakken weg spoelden. Alleen God kon deze storm stillen. De Zeeuwen baden tot God. Ik dacht aan de drie mannen in de cel. Ik vermoedde dat Ba- vinck er ook aan dacht. Generaal Hasselman was heel ver weg. Toen we ook de verdachten hadden ge hoord, was de enige weg die het water ons nog liet, de veerpont naar Zeeuws-Vlaande- ren en via Antwerpen terug naar huis. De ver dachten zouden door de marechaussee over gebracht worden naar het Huis van Bewaring in Den Bosch. De sergeant-majoor was de eerste geweest die dag. Hij zat er rillerig bij. Hij ontkende alles wat met drank te maken had. Voor het overige gaf hij alles toe. Het was een zinloze toestand geweest daar op de dijk, vond hij. De zandzakken spoelden onder je ogen weg. Hij was er niet aan begonnen. 'En de anderen?' 'Die stonden in lange rijen als gekken zak ken met zand aan elkaar door te geven van de truck naar de rand van de dijk. Dan ging de zak de zee in.' Hij trok beverig aan zijn si garet en keek de officier-commissaris aan. 'Mag ik u iets raars zeggen?' Bavinck luisterde. 'Het was een hel daar in die storm, maar de korporaal had zo'n rare giechel en ik moest lachen.' 'Waarom lachte u?' Peter Hoefnagels 'Omdat ik een stel grote kerels zakken met zand zo maar in zee zag gooien, waarna het zand wegspoelde.' 'Zo maar?' Hij keek verbaasd van Bavinck naar mij. 'U moest er eens gaan kijken.' Bavinck keek hem ernstig aan. 'We zijn er geweest. Vannacht. Op het uur dat u weg liep.' 'Waren ze nog steeds met zakken zand...?' 'U bent sergeant-majoor, u voerde het bevel over uw manschappen. Door uw houding zit ten ook die twee anderen in een cel.' De sergeant-majoor zat verdwaasd naar Ba vinck te staren. 'Vijf andere soldaten uit uw groep, en trou wens het hele peloton', hield Bavinck vol, 'bleven wel doen wat hun gezegd was.' 'Die waren gek.' Het was eruit voor hij het wist. 'U bent militair, onderofficier in een hoge rang, beseft u dat?' De verdachte trilde niet meer. Hij spande zich in om Bavinck te begrijpen, die andere wereld die hij ontvlucht was. Zouden er on der militairen meer alcoholisten zijn dan in de rest van de maatschappij? Hij hervond zijn flux de bouche. 'Natuur lijk kapitein. Ik doe mijn werk. Iedere dag ben ik op kantoor. Iedere dag...' 'Geeft u wel eens dienstbevelen?' 'Eh... nou... nee.' 'Vraagt u ondergeschikten wel eens iets voor u te doen dat met de dienst te maken heeft?' 'Natuurlijk kapitein. Ze moeten post halen en brengen. Maar dienstbevelen...' 'Dat zijn dienstbevelen.' Hij zweeg. Bavink wist genoeg. 'Bent u bereid aan een psychiatrisch on derzoek mee te werken?' De verdachte aarzelde. 'Het heeft tot gevolg dat u pas voor de krijgs raad komt als het rapport klaar is.' Ik zag hem zijn kansen berekenen. 'Dan hoef ik nu dus niet...' 'Nee. Over zes weken op zijn vroegst. Kan ook drie maanden worden.' 'Ik werk mee', besloot hij. vervolg op pagina 4 KATHOLIEK IMOHLAL CKRKCKLDE lil TOCHT l> BKCOXXES kompet* leger 111 ijlmqnimur p" iiwikt'lcmlti dijken De voorpagina, 5 februari 1953 NEW YORKCENTRAL ENE

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 2