'Die beelden staan op mijn netvlies gebrand'
Reporter
'Mensen die verschrikkelijke dingen
hebben meegemaakt tijdens de
watersnood, hebben hun schrik en
verdriet nooit verwerkt'
ALGEMEEN DAGBLAD Zaterdag 25 januari 2003
R3
's-Cravendeler Piet
van Dam (links)
kijkt, daags na de
watersnoodramp,
naar de restanten
van zijn huis aan de
Molendijk. Hij en
vele tientallen an
deren hadden tij
dens de rampnacht
het vege lijf kunnen
redden door zich
op de overgebleven
'eilandjes' dijk vast
te klampen aan de
struiken aan de
overkant van de
dijk, waar het woes
te water overheen
spoelde in golven
die 40 centimeter
hoger kwamen dan
de dijk. foto
collectie
historische
vereniging
's-gravendeel
Enkele tientallen meters verderop be
vond zich de driejarige Aart van Es sa
men met zijn ouders op de zolder bij
brandweerman Zuiderent aan de
Noord-Voorstraat. Zijn angstige moe
der Arendje nam hem in haar armen
toen zij in de roeiboot klom waarmee
het gezin van Es werd geëvacueerd.
Van Es (53): „Ons gezin - vader, moe
der, broer, zus en Uc - woonde aan de
Strijensedijk. Het water kwam aan
twee kanten van de dijk en spoelde er
overheen. Toen zijn mijn ouders naar
het dorp gevlucht. Wij werden in een
militaire boot naar de Kaai gebracht. In
die boot heeft de fotograaf Henk Blans-
jaar een foto gemaakt van mij en mijn
moeder, waarmee hij in 1953 de Zilve
ren Camera heeft gewonnen.
„Die foto is heel de wereld over ge
gaan. Elke vijf jaar kwamen fotografen
naar 's-Gravendeel om mijn moeder
en mij opnieuw te fotograferen voor
ons huis op de Strijensedijk. Op den
duur zag ze er wel tegenop, maar ze
plakte alles in. Als het stormde was
mijn moeder heel bang. 'Ik word er ze
nuwachtig van als ik aan de waters
nood denk', zei ze dan." Joop Schou
wenburg: „Heel veel mensen zijn lang
bang geweest bij storm, en dan vooral
een noordwesterstorm. Pas toen in
1971 het Haringvliet werd afgesloten,
ebde de angst een beetje weg. Tot die
tijd gingen mensen bij de rivier kijken
en werden waardevolle spullen op zol
der gezet als het water steeg."
De dichter Ad Zuiderent (58) uit
Amsterdam, geboren en getogen in 's-
Gravendeel, schrijft in zijn voorwoord
van Na de watersnood, zijn geheel herzie
ne bloemlezing van poëzie en literatuur 1
februari 1953: 'Als ik de foto zie van de
beangst kijkende vrouw met de forse
haarkrullen onder haar hoofddoekje
vandaan en haar huilende zoontje met
net zo'n eigengebreide muts als ik zelf
had, strak om het hoofd en met een
puntje van voren, een foto die de hele
wereld over is gegaan en waarover in
Amerika geschreven werd dat dit het
leed van Holland was, dan denk ik
vooral: Die hebben bij ons op zolder ge
zeten.'
Er werden 4500 mensen geëvacu
eerd en er bleven er 1000 achter. Joop
Schouwenburg: „Uit het rampgebied
gingen veel mensen weg die verstand
hadden van het werk dat moest worden
gedaan. Er kwamen studenten voor te
rug en mensen die geen schop konden
vasthouden. Bij ons op het dorp selec
teerde de politieman Verbree de men
sen die hij om hun vaardigheden nodig
had. 'Jij blijft hier', zei hij dan. En hij
kreeg geen tegenspraak. Dat werkte
heel goed."
Schouwenburg kwam zelf met zijn
ouders van de buurtschap Schenkel-
dijk, waar het water uit de richting van
het zuiden kwam, van Strijensas. Het
wassende water van het Hollands Diep
moest enkele dijkjes passeren die ver
tragend werkten. „Maar zondag later
op de dag, toen het water geen enkele
weerstand meer ondervond, vielen in
het rampgebied op veel plaatsen de
meeste slachtoffers. De vloed kwam
hoog en betekende voor velen op zol
ders en op daken alsnog het einde. Ik
heb het water zien komen, als een grote
vloedgolf die alles op zijn weg vernie
tigde. Mijn vader was brandweercom
mandant in Schenkeldijk. Hij, het ge
meenteraadslid Teun Huisman die als
'burgemeester' fungeerde en enkele
anderen bleven achter om de boel te be
waken. Er waren militairen uit Dor
drecht die op woensdag een eerste pa-
trouilletocht maakten.
„Zij kwamen na een minuut of 20
terug en riepen naar de dijk naar mijn
vader dat iemand uit een dakraam had
geroepen: 'Zeg tegen Dirk Schouwen
burg dat hij een heel wit en een halfje
tarwebrood brengt.' Mijn vader stapte
in de boot, omdat hij in de veronder
stelling verkeerde dat iedereen weg
was. Toen bleek dat Hannes de Jongste,
die al een eindje in de 70 was, op zijn
zolder was gebleven. Mijn vader zei
hem dat hij mee moest komen. Op dat
moment stak Hannes' vrouw Pietje
haar hoofd uit het dakraam en zei:
'Welnee, Dirk, wij kunnen hier best
büjven. Het varken is boven, de geit en
de kippen ook, als jij nou voor het
brood zorgt, dan zorgen we zelf voor de
rest.' Hannes en Pietje zijn toen toch
met zachte dwang naar de dijk ge
bracht, bij het café op de hoek van de
Schenkelkdijk en de Mookhoek. Toen
Hannes uitstapte, liet hij zijn blik dwa
len over de woelige watervlaktes in
Nieuw Bonaventura en de Trekdam en
zei: 'Hoe laat komt de bus naar Cil-
laarshoek, want daar heb ik een zuster
wonen.'"
De evacuatie was in 's-Gravendeel al
op zondag op gang gekomen. De pont
voer weer zodra het water wat was ge
zakt. Veel mensen uit de Hoekse
Waard en Zeeland werden onderge
bracht in de Ahoyhallen in Rotterdam.
De kadaverploegen gingen aan het
werk en hadden zeven weken nodig.
De pompboot Neptunus in de Dordtse
Kil bij 's-Gravendeel en de perszuiger
Ahoy (die bij Puttershoek lag) hadden
samen met het gemaal Van Benthui
zen een capaciteit van 1,2 miljoen liter
per minuut. Het duurde vijf weken
voor de polders droog waren.
Op 25 maart werd het laatste slacht
offertje gevonden, een jongetje van
drie. En op 2 april 1953 zijn de doden,
die in eerste instantie him rustplaats
kregen in Dubbeldam, herbegraven op
de oude begraafplaats, waar een jaar la
ter een monument werd onthuld ter
nagedachtenis aan de slachtoffers van
die vreselijke nacht. Vijftig jaar later
krijgt het plein voor het doktershuis de
naam van de huisarts die zijn huis had
opengesteld als een 'toevlucht in dagen
van benauwdheid', zoals op een ge
denksteen in de gevel staat.
In de buurtschap Schenkeldijk wer
den Zweedse huizen gebouwd. In 'De
Nest' verrees een houten politiebu
reau. Joop Schouwenburg: „Het was
een gigantische rotzooi. Er was aan
vankelijk geen water en geen stroom.
Er werd voortvarend te werk gegaan en
de moderne tijd brak aan. Maar jaren
later kon je aan de zoutuitslag in de
muren nog zien hoe hoog het water
had gestaan."
NAAM: DIRK STOOKER - GEBOREN: 1922 IN S-GRAVENDEEL - BEROEP IN 1953: HUISSCHILDER
Is het water nog verder stijgt,
verzuipen we allemaal!", riep
keen bange politieagent in 1953
op De Kaai, de kade van de 's-Graven-
deelse haven. De noodkreet zou Dirk
Stookerzijn leven lang bijblijven. Meer
dan dertig jaar later inspireerde dit mo
ment hem tot het maken van een schilde
rij. „Dat was heel emotioneel voor mij."
Hij wijst naar het schilderij. „Daar ston
den de agenten en daar kwam het water
over de dijk. Deze huisjes zijn allemaal in
één klap weggevaagd. Alle mensen zijn
verdronken." Dat gebeurde aan de Mo
lendijk, op een steenworp afstand van De
Kaai. 31 mensen vonden de dood.
Het schilderij is opvallend gedetailleerd.
„Ach, die beelden staan op mijn netvlies
gebrand. Het doek hangt tegenwoordig
in het gemeentehuis van 's-Gravendeel.
„Dat vind ik mooi. Dan kan iedereen zien
hoe het is gegaan in 1953." Zeifis Stooker
op het gemeentehuis een graag geziene
gast Ter gelegenheid van zijn 80ste ver
jaardag werd hij vorig jaar onderscheiden
met het vlasbeeldje, een speciale erken
ningvan het gemeentebestuur.
Aan alles is te merken dat de watersnood
ramp een diepe indruk heeft achtergela
ten bij Stooker. Die nacht zette hij alles op
alles om zijn drie kinderen - één, drie en
zes jaar oud - een veilig heenkomen te
bieden. Midden in de nacht bonsden
brandlieden op de deur om aan te geven
dat het gevaarlijk hoogwater was. Stook
er snelde naar de rivierdijk bij de Dordtse
Kil.
Hij liet onmiddellijk zijn kinderen, die bij
hun oma waren, ophalen door de buur
man met jeep. De dijk die de polder De
Nest beschermde, waar Stooker woonde,
leek op instorten te staan. Hij besloot
naar zijn zus te vluchten. Maar Stooker
en zijn gezin waren niet de enigen in het
huis aan het Oude Veer. Toen het daar te
vol raakte, vluchtte het gezin naar een
vriend. Een verkeerd besluit, want na eni
ge tijd begon diens huis onder water te lo
pen. De radeloze Stooker besloot terug te
gaan naar zijn zus. „We zijn in paniek ge
vlucht Het huis lag laag, dus er stond
een sterke stroming. Met een kind in een
deken gewikkeld, probeerde ik hiertegen
in te komen."
Op weg naar zijn zus ging Stooker eerst
een kijkje nemen bij De Kaai, omdat het
gerucht ging dat die snel zou overstro
men. Zover kwam het niet. „Het water
kwam tot net onder de rand van de ka
de", wijst hij aan op zijn schilderij. Het
noodlot trof de Molendijk, die op De Kaai
uitkwam. Van de 37 slachtoffers in 's-
Gravendeel kwamen er relatief veel uit
het poldertje De Nest, omdat zij waren
geëvacueerd naar de Molendijk. Als zij
waren thuisgebleven, zouden ze het heb
ben overleefd. De dijk bij de polder van
Stooker is nooit doorgebroken.
„Als ik erover praat, beleef ik alles op
nieuw", vertelt de schilder. „Ik voel de pa
niek en ik hoor die agent weer roepen,
alsof het nü gebeurt." Toch praat hij er
veel en graag over. Dat is voor hem be
langrijk om de ramp de verwerken. „We
hebben er thuis altijd veel over gepraat",
legt Stooker uit. Al in 1953 vatte hij het
idee op een schilderij over de ramp te ma
ken. „Af en toe maakte ik eens een
schetsje. Het is niet in één keer ontstaan.
Zoiets moet je goed uitdenken." Pas in
1984, nadat hij was gepensioneerd,
kwam het ervan. Het 'bekende waters
noodschilderij', zoals hij het zelf noemt,
is overigens niet Stookers enige werk. Hij
maakte tientallen ku nstwerken, voorna
melijk van landschappen in de buurt van
's-Gravendeel, het dorp waar hij zijn hele
leven woonde. „Maar met dit schilderij
kwam er veel meer emotie los. Het was
voor mij niet gemakkelijk." Stooker schil
dert niet meer, zijn handen werken niet
meer mee. Maar hij heeft een nieuwe ma
nier gevonden om zijn herinneringen aan
de ramp van 1953 te vereeuwigen: hij
heeft zijn verhaal opgeschreven. „Ook
voor mijn kinderen, zij hebben de ramp
niet bewust meegemaakt"
Plechtig leest hij het handgeschreven
verhaal voor. Een krachtige noordwesten
storm houdt ons uit de slaap. En het was of
wij voorvoelden dat er ons wat te gebeuren
stond, wat wij nog nimmer gekend hadden,
luidt het begin.
Het verslag dat volgt, is doorspekt met
kleine details, alsof hij iets beschrijft dat
gisteren is gebeurd. Maar daar werden wij
even afgeleid door het zien van een pony-
paardje, dat eenzaam stil stond met het
achterwerk naar het wateren de wind ge
richt alsof hij het natuurgeweld wilde keren.
Hij kijkt op van het schrijfblok. „Er staan
misschien wat spelfouten in, maar zó is
het gegaan en niet anders."