Veiligheid is maar relatief Deltaplan veroorzaakt ook bijwerkingen Onderschat niet wat aan natuurgeweld mogelijk is' Rijzen van zeespiegel vereist forse aanpassing nen. Dat is echter niet voldoende. Er wordt constant onderzoek gedaan naar de veiligheid van de zeewering. Om klaar te zijn voor de superstomi, die vol gens berekeningen eens in de 4000 jaar langs komt, worden de glooiingen verder verbeterd. Tegelijkertijd weet hij dat die superstomi ook volgende week Zeeland kan treffen. „Laten we daar toch vooral op bedacht zijn/' Gosselaar bezweert dat het waarschu wingssysteem goed werkt. Als een storm nadert, wordt het waterschap al in een vroegtijdig stadium gewaarschuwd zodat het tijdig kan alarmeren. Het bekijkt mo menteel ook hoe het gesteld is met de tweede verdedigingslinie, de binnendijk- se keringen. „Bij een doorbraak moeten we de schade beperken." De kracht van het water, de kracht van de natuur is enorm, zo weet hij maar al te goed. „La ten we niet onderschatten wat er aan na tuurgeweld mogelijk is." EMILE CALON Wachten op hun redders. Twee paarden staan op het ondergelopen land. bij de overheid. „We leven van ramp tot ramp en reageren achteraf." Hij wijst naar de verkiezingsprogramma's van de politieke partijen. Veiligheid wordt daar in te pas en te onpas genoemd maar dan gaat het altijd om persoonlijke veilig heid; de veiligheid van het individu op straat. Rampenbescherming daarentegen ontbreekt. Veiligheid tegen natuurgeweld wordt ook veel te veel beschouwd als een puur technische aangelegenheid. „Terwijl het juist een bestuurlijk-politieke aangele genheid is." Saeijs vindt ook dat te veel vertrouwd wordt op kansberekening. Hij vraagt zich hardop af of de autoriteiten voldoende inzicht hebben in alle risico factoren. „Er wordt te veel uitgegaan van het voorspelbare en te weinig van het voorstelbare. Dode letters Oefencoördinator A. Franssen van de Zeeuwse regionale brandweer weet daar ook alles van. Hem valt op dat rampen plannen te vaak als dode letters worden beschouwd. Hij maakt mee dat telefoon nummers niet meer kloppen en dat aller lei praktische zaken niet geregeld zijn. Zo staat in elk rampenplan dat bij een calamiteit bewoners per bus worden ge- evacueerd. Hij weet echter dat heel wat gemeenten geen daadwerkelijke afspra ken met een busmaatschappij hebben. „Bij een echte ramp ontstaat dus flinke vertraging." Callcenter Ook zijn er genoeg gemeenten die geen contacten hebben gelegd met een call center. Tijdens de gasstoring op Walche ren van anderhalfjaar geleden bleek dat zo'n telefooncentrum met een bijna on eindig aantal lijnen absoluut noodzake lijk is, omdat anders de centrale van het gemeentehuis plat wordt gebeld. „Dan komen hulpverleners er dus ook niet meer door, waardoor onnodig vertraging optreedt." Die gasstoring leerde ook dat bestuur ders vaak handelen in strijd met alle of ficiële richtlijnen. Zo kropen de burge meesters bij elkaar voor crisisberaad ter wijl ze elk op hun eigen post moesten zitten. Ook kent hij enkele gemeentehui zen die nog steeds niet geschikt zijn om als crisiscentrum te dienen. Franssen merkt dat de parate kennis van bestuurders ten aanzien van rampen de afgelopen jaren flink is toegenomen. Niet vreemd, want sinds Enschede en Volendam is er veel meer aandacht voor veiligheid. Daar weet regionale brand weercommandant W. van Leersum ook alles van. Jarenlang vroeg hij de ge meenten te letten op zaken als brandvei ligheid en de gebruikersvergunning van de horeca. Tot Enschede en Volendam werd dat roepen echter nauwelijks opge merkt. Van Leersum vindt dat bij veiligheid van Zeeland beslist niet alleen gekeken moet worden naar natuurgeweld. Want om an dere redenen is Zeeland, en dan vooral het Westerscheldebekken, het grootste risicogebied van West-Europa. Hij somt op: vijf kerncentrales, twintig zware (pe- trojchemische bedrijven en enkele zeer drukke vaarwegen waarover alle moge lijk gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Hij geeft aan dat Zeeland, met z'n 370.000 inwoners, niet in staat is al die risico's te behappen. Als er echt iets ern stigs gebeurt, wordt het improviseren. Want de Zeeuwse hulpdiensten kunnen nu eenmaal maar een beperkte hoeveel heid mensen en materiaal in stelling brengen. En als een ramp langer duurt moet aflossing van buitenaf komen. De commandant merkt ook op dat door de toegenomen veiligheid op de Wester- schelde het moeilijker wordt rampen op het water te bestrijden. Een ogenschijn lijke tegenstrijdigheid, geeft hij direct toe. Desondanks is het iets waar hij zich zorgen over maakt. Jaren geleden, toen bijna wekelijks een schip strandde of botste, waren er voldoende sleepboten die bij een calamiteit toesnelden. Nu strandingen zo goed als verleden tijd zijn liggen er nauwelijks nog slepers te wachten en is de bluscapaciteit op de Westerschelde dan ook enorm afgeno- Vreemd genoeg is er in Zeeland nog steeds geen rampenbestrijdingsplan voor het geval de dijken het begeven en is een ramp als '53 ook nog nooit nagespeeld tijdens een oefening. Een grootschalige evacuatie evenmin. De oorzaak: de rem mende voorsprong van de Deltawerken. Dankzij die werken zitten we nu veilig, is een veel gehoorde opvatting in het Zeeuwse. Superstorm Dijkgraaf W. Gosselaar van Waterschap Zeeuwse Eilanden weet dat de zeewerin gen een storm als die van '53 aankun- Zeeland is veilig, sprak Koningin Bea trix in 1986 bij het voltooien van de Del tawerken. Maar is dat ook echt zo? H. Saeijs heeft zo zijn twijfels. De voormalige hoofdinge nieur-directeur rekent voor dat Zuidwest-Nederland eens in de tweehonderd jaar te maken krijgt met een echt grote overstroming. Afdoende maatregelen zijn steeds na een ramp genomen. In dat op zicht lijken dijkenbouwers op gene raals. Want militairen bereiden zich immers altijd voor op de oor log die al gevoerd is. Saeijs stond ooit met minister H. Maij- Weggen m een stormnacht bij Domburg en zag vele meters duin in het water ver dwijnen. „Elke golf hapte een meter weg." Hij bekent dat hem toen een ge voel van angst bekroop. Want daar zag hij maar weer eens met eigen ogen welke on voorstelbare kracht de natuur heeft. Het moet hem van het hart dat risicoma nagement een veel te lage prioriteit heeft Mede door de Oosterscheldekering is de Oosterschelde uit zijn evenwicht. „Kiezen voor veiligheid is accepteren van de bij verschijnselen", aldus Rijkswaterstaatadviseur Boon. Foto ANP Goede Vrijdag 1987. Het belooft een prachtig weekeinde te worden. Op deze aangename voorjaarsavond hebben zich op de Philipsdam in wording een paar honderd belangstellenden verza meld om de sluiting van de laatste Del- tadam mee te maken. Bulldozers bren gen grommend het door pijpleidingen aangevoerde zand op de juiste plaats in het sluitgat. Enkele tientallen durfallen verdringen elkaar om de eerste te kun nen zijn die over de bijna boven water gekomen dam naar de overkant loopt. Rinus Boon. hoofd compartimenterings- werken van Rijkswaterstaat Deltadienst, ziet al die drukte geamuseerd aan. Hij heeft zich verzekerd van de beste plek: op de voorplecht van een vlet kan hij de fina le van de Deltawerken uitstekend volgen. Nu nog even die dam afmaken en het kar wei zit erop. Zestien jaar later blijken de Deltawerken nog lang niet klaar te zijn. Qua veiligheid valt weinig aan te merken op de reeks af dammingen die in Zeeland in 1960 begon met de sluiting van de dam door de Zand- kreek en in 1987 eindigde met de voltooi ing van de Philipsdam. De laatste jaren is evenwel het inzicht ontstaan dat de ma nier waarop het Deltagebied beveiligd is, ook nadelen heeft. De Deltawateren zijn door al die dammen in van elkaar ge scheiden bekkens veranderd. Dat leidt tot moeili jkheden met de afvoer van rivierwater naar zee en de opeenho ping van voedingsstoffen in sommige van die bekkens veroorzaakt milieuproble men. De oplossing lijkt - met inachtne ming van de veiligheid - weer een verbin ding tot stand te brengen tussen de Delta bekkens. Daardoor kan het rivierwater in tijden van hoge afvoeren makkelijker weg en kunnen voedingsstoffen over een gro ter gebied worden verspreid. Er moeten dus gaten in de Philipsdam komen. Deze gedachte lijkt Boon (61, tegenwoor dig adviseur bij Rijkswaterstaat in Zee land) niet te deren. „Ik wil niet zeggen dat het me niks doet, maar het is al lang geleden. Redenen voor de aanleg van de compartimenteringsdammen waren: een getijloze doorvaart op de Schelde-Rijn- verbinding, de zoetwatervoorziening voor de landbouw en het verkleinen van de komberging in de Oosterschelde. Als de zoetwaterlobby niet zo groot was geweest, was het verstandiger geweest het geld van de compartimenteringsdammen in een grotere doorstroomopening van de storm vloedkering te stoppen." Evenwicht Dan was, door een groter getijverschil, het afkalven van schorren en slikken en het vollopen van de geulen in de Ooster schelde (de beruchte zandhonger), minder erg geweest. Een groter getijverschil - Boon vindt het prachtig. „De Ooster schelde is uit zijn evenwicht. Hoe dichter je hem weer bij dat evenwicht brengt, hoe beter het is. Hij zegt dat destijds wel problemen met het Oosterscheldesysteem waren voor zien. „Dat het zo erg zou zijn, hadden we niet gedacht. We verwachtten ook dat het water van de Rijn rond 2000 beter zou zijn, dat valt tegen. De waterkwaliteit van Mark en Dintel valt ook tegen." Het poreus maken van de Deltadammen biedt volgens Boon onvoldoende soelaas. „Je moet flink wat doen, wil het effect hebben." Wel afblijven van de storm vloedkering, onderstreept hij. Boon heeft daar, voor hij hoofd compartimenterings- werken werd. jarenlang aan gewerkt. De bodembescherming en de fundering van de pijlerdam waren zijn specialisme. „Een zanddam doorbaggeren - nou voor uit. Of een doorlaatmiddel maken - allez. Maar de kering afbreken zou me meer hartzeer geven dan gaten maken in de compartimenteringsdammen. Daar ligt 15 jaar werk en we hebben flink wat zwarte sneeuw gezien. Ik vind het een mooi, im posant ding. Er zijn bijwerkingen - die hebben medicijnen ook en die staan lang niet altijd op de bijsluiter. Je kiest voor veiligheid en accepteert de bijverschijnse len." Ook sleutelen aan de kering - bijvoor beeld het 'polijsten' van de pijlers om de weerstand die het water ondervindt te ver minderen - moet met veel beleid gebeu ren, betoogt Boon. Hij is vooral beducht dat er iets met de fundering mis gaat en dat is, net als bij een huis. levensgevaar lijk. Bij een ruimere opening nemen de stroomsnelheden toe. Boon: „Daar zul je wel even naar moeten kijken. Het water vliegt er wel met een verschil van vijf me ter doorheen. Je moet ook de sluitings strategie van de kering bekijken." Had het anders gemoeten? Met de kennis van nu zal iedereen 'ja' zeggen, veronder stelt Boon. „Maar hoe dan? De opgedane kennis wordt bij nieuwe projecten natuur lijk gebruikt. We zitten met het rijzen van de zeespiegel. Kunnen we over honderd jaar hier nog wonen? Bij de Deltawerken is uitgegaan van een stijging van 20 centi meter per eeuw. Nu wordt rekening ge houden met 60 centimeter. Dat is over duizend jaar wel zes meter. Ik ken de toe komst niet. Ik heb wel eens gezegd: als het zo doorgaat, wordt de Westerschelde ook afgesloten." Groezelig Boon herinnert eraan dat bij het Deltaplan de veiligheid zonder meer voorop stond. „De enige discussie was toch zout of zoet en niet zozeer van: zijn we wel goed be zig. Toen de milieumensen van de Delta dienst erbij kwamen was de Oosterschel dekering al een eind gevorderd. Ze heb ben nog wel een belangrijke bijdrage kun nen geven aan de discussie zout/zoet." Hij is blij dat de Oosterschelde niet zoet is geworden. „Kijk naar het IJsselmeer, dat is niet zo fris als de Oosterschelde. Zoet water is groezeliger en je hebt veel last van muggen." Rinus Boon erkent volmondig dat het met de ontwikkeling van Krammer-Volkerak en Zoommeer fout is gelopen. De giftige blauwalgen- problemen waren niet voorzien. „Daar moet echt wat gebeuren. De Mark en Din tel saneren, de meren doorspoelen." Nu de roep om een Deltaplan-plus weer klinkt, moet Boon even een glimlach wegwerken. „Het is wel een omslag. Zeg gen dat er weer verbindingen tussen de bekkens moeten komen, dat was twintig jaar geleden vloeken. We zijn wel eens achtervolgd als er een druppel zoet water door de Krammersluizen dreigde te ko men." RINUS ANTONISSE BEN JANSEN

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 4