Blijven schaven aan een handvol zwakke plekken De getijden van het milieu Groene littekens in het land WATERSNOOD 1953 Zaterdag 25 januari 2003 5 Nieuwe inzichten in zeegolven wijzen uit dat de Noordzee-kust toch niet overal even stormbestendig is. Paniek is onnodig, maar op een handvol plaatsen kan meteen extra zand geen kwaad. En er wacht een hoop nieuw rekenwerk. Door Broer Scholtens Ter Heijde, ooit een vissersdorp onder Manster iets ten zuiden van Den Haag. Het bestaat uit honderden arbeiders woningen aan een tiental straten met zeeheldennamen. Een dorpspleintje geeft toegang tot een stenen trap. Na een dertigtal treden ben je boven, en heb je uitzicht over een grote zee en een erg smal strand. De golven slaan er stuk op een al even iele duinpartij. Ter Heijde werd de afgelopen eeuwen diverse malen weggevaagd door een on stuimige zee. Het dorp figureert sinds enige maanden in waterbouwkundig Nederland als een van de zwakke plek ken in de Nederlandse kustverdediging. Ook in de politiek is daar, vijftig jaar na de watersnoodramp, onrust over ont staan. 'Het klinkt heel eng, en dat is het ook', stelde staatssecretaris Schultz van Haegen van Verkeer en Waterstaat tij dens een Tweede Kameroverleg eind vorig jaar. Zwakke plekken is een relatief be grip. De dijken en duinen in de kustver dediging voldoen namelijk aan normen die in de Deltawet zijn vastgelegd. Ech ter tijdens een superstorm - de maat der dingen - die eens in de tienduizend jaar voorkomt, zullen golven er vermoede lijk aanzienlijk harder op beuken dan tot nu toe werd aangenomen. Dat geeft op bepaalde plaatsen langs de kust een veiligheidsprobleem, stelt de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW) in twee brie ven van eind vorig jaar aan de staatsse cretaris. De precieze omvang van het probleem is bij gebrek aan gegevens onbekend. In de TAW zit de crème de la crème van de Nederlandse waterbouw. Het begrip golfperiode ligt aan de ba sis van de problemen. Golven, die op de Nederlandse kust terechtkomen, zijn aanzienlijk langer dan verwacht. Dat blijkt uit recente golfmetingen op een vijftal locaties op volle zee, bij een wa terdiepte van twintig meter. Op weg naar de kust verliezen golven energie, afhankelijk van bodemruwheid en de steilheid van de bodem. In estuaria zo als de Westerschelde verliezen golven bovendien een deel van hun energie aan het uitstromend rivierwater. De duinen ten zuiden van Den Haag. Links pal onderaan het duin de Noordzee, rechtsonder het dorp Ter Heijde. De hoeveelheid energieverlies wordt berekend met wiskundige modellen die voor zover mogelijk worden geveri fieerd in schaalmodellen in het labora torium. Het betreft het energieverlies ten tijde van een voorlopig nog denk beeldige superstorm. 'Een statistische storm die nog nooit iemand heeft mee gemaakt, en dan ook nog tijdens spring tij in combinatie met een extreem hoge afvoer van rivierwater. Windkracht twaalf en meer dus', zegt TAW-voorzit- ter ir. Walter van der Kleij. 'De storm van 1953 was daarbij een kleintje dat eens in de 350 jaar voorkomt.' De stevigheid van dijken en duinen moet op zo'n superstorm berekend zijn. Per slot van rekening lean die zich mor gen voor doen. Naast de geconstateerde langere golfperiode lijken golven op weg naar de kust ook minder hinder te ondervinden. Het gevolg is dat de kracht - energie - waarmee golven tij dens een superstorm op de kustverdedi ging beuken, wordt onderschat. De kracht is vermoedelijk tien tot twintig procent hoger. Zwakke plekken langs de kust worden daardoor zwaarder op de proef gesteld. Rijkswaterstaat heeft op basis van deze nieuwe inzichten de Nederlandse kust gescand op plaatsen waar dijken en duinen mogelijk niet meer aan de norm voldoen die is vastgelegd in de Deltawet van 1954. Uit de analyse komt een zestal plaatsen in de zeewering met 'te weinig vet', zoals Van der Kleij het omschrijft Het betreft duinen onder Den Haag, bij Callantsoog en bij de Hondsbosse en Pettemer Zeewering, een dijklichaam bij Petten. Ook locaties in Zeeland staan op het verdachtenlijstje. Op Schouwen-Duiveland betreft het dui nen bij de aansluiting met de Brouwers- dam. Verder gaat het om duinen bij Breskens in Zeeuws Vlaanderen en om een dijk bij Flaauwe Werk, ten noorden van Ouddorp op Goeree. Inmiddels hebben onafhankelijke ex perts van het onderzoeksinstituut WL/Delft Hydraulics, samen met gol- fexperts uit Canada en de VS, de visie over een hogere golfbelasting van de Nederlandse kust bevestigd. Hun be vindingen zijn net neergelegd in een rapportage die de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat volgende week naar de Tweede Kamer stuurt. De impact op de kustverdediging mag dan nieuw zijn, de inzichten over een langer golfperiode zijn dat niet. Bij het ontwerp en de bouw van de Ooster- scheldekering is daar al rekening mee gehouden, bevestigt prof. drs. ir. Han Vrijling van de TU Delft. Hij is voorzit ter van de werkgroep veiligheid van de TAW. Vrijling was in de jaren zeventig betrokken bij het ontwerp van de schui- venkering, het civiel-technische hoog tepunt van de Deltawerken. De nieuwe golfinzichten hebben een veiligheidsprobleem langs de Neder landse kust aan het licht gebracht. 'Dat is verontrustend, het is echter niet onmiddellijk noodzakelijk op grote schaal te besluiten tot dijk- en duinver zwaringen', stelt TAW-voorzitter Van der Kleij in brieven aan de staatssecre taris. Wel moet er volgens de TAW snel worden begonnen met onderzoek naar de stevigheid van de primaire waterke ringen langs de hele kustlijn. Om 'ernst FOTO RAYMOND RUTTING - DE VOLKSKRANT en omvang' van de problemen in beeld te krijgen. Ook moet meer golfkennis worden vergaard, vindt de TAW, die 'met klem' aanbevelingen doet over intensievere golfmetingen. Golfgegevens zijn in feite schaars. Er is grote behoefte aan meer golfstatistiek, meer meetgegevens over lange periodes, zowel voor de kust als de Zeeuwse estuaria en de Waddenzee. Computers worden steeds sneller zo dat er kan worden gerekend met com plexe driedimensionale numerieke mo dellen. 'Die hebben echter ook steeds meer meetgegevens uit het veld nodig', zegt Van der Kleij. Ook de wiskundige modellen moeten verder worden verbe terd. 'De onzekerheden in die modellen moeten zoveel mogelijk worden wegge nomen. Geen sinecure, rekenmodellen behoren al tot de besten ter wereld.' Binnen drie jaar, luidt het advies van de TAW, moet de nieuwe kennis be schikbaar zijn. Hiervoor zijn enkele tientallen miljoenen euro's nodig. In tussen, vindt de TAW, moeten de 'enke le notoir niet-veilige strekkingen' van zeeweringen alvast worden aangepakt. Dat kan door zandsuppletie, het op spuiten van miljoenen kubieke meters zand op strand en duinen bij Ter Heij de, Callantsoog en bij Petten. 'Welis waar zijn de details nog niet uitgezocht, maar daar zul je nooit spijt van krijgen', zegt Van der Kleij. In het kader van het kustonderhoud heeft het ministerie van Verkeer en Wa terstaat enige tientallen miljoenen eu ro's per jaar beschikbaar voor zandsup- pleties. Eind deze maand komen be trokken provincies en waterschappen bijeen voor het stellen van nieuwe prio riteiten. Rijkswaterstaat kan zo voor het eind van het jaar beginnen met het werk aan die zwakke plekken, zegt een woordvoerder van het ministerie. Paniek is niet nodig, vindt prof. Vrij ling van de TU Delft. 'Er is op dit mo ment nog steeds een grote mate van veiligheid. Die is echter niet wat er in dertijd is afgesproken. Daar moet dus wat aan worden gedaan. De nieuwe inzichten over golflengte en golfvoort planting vallen in de categorie voort schrijdend inzicht, net als kennis over de gevolgen van de toekomstige zee spiegelrijzing. Op basis van die kennis neem je maatregelen zoals een verhoging van dijken. Nederland schaaft zo al eeuwen aan haar dijken om het land droog te houden. Daarmee zijn we nooit klaar, dat is een onveranderlijk gegeven.' Daarvan moeten we ons wel bewust blijven, waarschuwt ook TAW-voorzit ter Van der Kleij. 'De Zuiderzeewerken zijn uitgevoerd na de stormramp van 1916. Er is tot uitvoering van een Deltaplan in Zee land besloten na de stormramp van 1955. Plannen daarvoor waren al eind jaren dertig gemaakt. Nu moeten we maatregelen nemen voordat er iets rampzaligs gebeurt.' Van der Kleij heeft alle vertrouwen in het veiligheidsbesef van politieke be slissers. Zo wordt de komende vijftien jaar voor een kleine miljard euro verbeterd aan de stenen bekleding van Zeeuwse dijken, nadat enkele jaren geleden bij onderzoek was gebleken dat die toch niet zo stevig waren. 'Dat lijkt veel geld, maar dat valt ei genlijk best mee. Het onderhoud aan een kilometer snelweg is bijna net zo duur als onderhoud aan een kilometer zeedijk, het is dus een kwestie van prio riteiten. Bovendien heb je er eeuwen plezier van.' De afsluitbare pijlerdam in de Oosterschelde gold ooit als triomf van de milieubeweging, maar blijkt toch ook niet alles. Leek de natuur veilig gesteld, spoelen de wadachtige zandplaten weg. Door Marieke Aarden Dé Zeeuwse zeegaten zijn een speeltuin voor ecologen geworden. In de delta is dan ook heel wat geëxperimenteerd: van afgedamde zoete meren (Zoom meer, Volkerak, Haringvliet), zoute meren (Grevelingen, Veerse Meer) tot geheel zoute getijdengebieden (Ooster schelde). En nu is er weer een beweging terug naar af. Eigenlijk moeten de estuaria, die rijke overgangszones tussen rivieren en zee waar honderden soorten planten en dieren leven, in oude glorie worden hersteld. Zoet én zout water moeten elkaar weer treffen, zeggen de drie be trokken provincies Zeeland, Zuid-Hol land en Noord-Brabant in hun Integra le Visie Deltawerken. Ir. Leo Adriaanse van Rijkswaterstaat in Zeeland is het daar van harte mee eens. 'Na 1953 was er maar één gedach te: Zeeland moet veilig achter dammen komen te liggen, zodat de zee ons niet meer kan verrassen. Nu dat gevaar is geweken, worden we door een ander gevaar in de rug aangevallen.' De toenemende afvoer van rivierwa ter van Rijn en Maas, die vroeger via de delta de Noordzee in kon, kan bij tege lijkertijd optredende springvloed en storm niet weg omdat alle zeegaten met dammen en stormvloedkeringen zijn afgesloten. Bij hele hoge rivierafvoeren geeft dat problemen. 'Het lijkt reëel om de deltawateren in de toekomst te gebruiken als opvang voor rivierwater', zegt Adriaanse. 'Van belang is dan wel dat onder nor male omstandigheden ook zoet-zout- overgangen aanwezig zijn, zodat de wa teren en de daarin levende planten en dieren bij extreem hoge rivierafvoeren beter bestand zijn tegen de berging van grote hoeveelheden zoet water.' Een goed idee, maar om een heel andere reden, vindt dr. Aad Smaal van het RIVO, het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek. In de Ooster schelde kaapt de wilde Japanse oester een groot deel van de algen weg van de mosselen. Als er weer voedselrijk rivierwater de Oosterschelde instroomt, kunnen wel licht alle schelpdieren een royale portie bemachtigen. Mosselen vormen de kurk waarop de economie van Yerseke drijft. Daar liggen de verwaterplaatsen voor de mosselen, dus zitten daar ook de kwekers en de handel. Oostelijk in de Oosterschelde liggen de zoete wateren als het Zoommeer en het Volkerak. De landbouw bedong destijds dat deze wateren zoet bleven. Die inperldng van de Oosterschelde maakte het bekken kleiner. Dat was juist gunstig omdat daardoor de Ooster schelde sneller volloopt. Zo kon 90 pro cent van de getijdebeweging gehand haafd blijven. Door de pijlerdam werd de instroom van zeewater minder. Door verkleining van de bak water werd dit gecompenseerd. Ook in het Zoommeer, Volkerak en Krammer zijn problemen opgedoken. In deze met zoet water gevulde meren stromen Brabantse rivieren als de de Mark en de Dintel uit, rijkelijk gevuld met fosfaat en stikstof van de landbouw en veehouderij. Afgelopen zomer kwam er zoveel nutriëntenrijk rivierwa ter in het Zoommeer dat de giftige blauwalgen niet meer onder controle waren te houden en massale vogelsterf te veroorzaakten. De stank was ook voor watersporters niet te harden. Het kan dus geen kwaad om de stil staande zoete Zeeuwse wateren van Zoommeer, Krammer en Volkerak weer wat in beweging te brengen door er water van elders doorheen te spoe len: denkbaar is zout water uit de Oos terschelde en zoet water uit het Hol- landsch Diep. De wisselende inzichten rond zoet en zout in de delta zijn verklaarbaar tegen de achtergrond van de watersnood. Gaandeweg verschoof de opvatting dat de veiligheid alleen te waarborgen viel achter gesloten zeearmen, naar het idee dat ook de ecologie een rol moest spe len. Toen in Zeeland begin jaren zeventig de laatste zeearm, de Oosterschelde, zou worden afgesloten van de Noord zee om de inwoners te beschermen te gen nieuwe overstromingen, brak het milieubesef door. Van zoete meren wa ren er al dertien in een dozijn. Het zou beter zijn de Oosterschelde zout te hou den en er geen vuil Rijnwater in te laten uitmonden. De stormvloedkering in de monding van de Oosterschelde was het ant woord. Daarmee was één van de eerste overwinningen van de milieubeweging geboekt, zegt dr. Wim Wolff, destijds onderzoeker bij het Delta Instituut voor Hydrologisch Onderzoek in Yerseke. Uiteindelijk wordt de Oosterschelde toch een bak water Daar brachten acht biologen de ecolo gische toestand in kaart van de Ooster schelde voor en na de afdamming, toen van de pijlerdam dus nog geen sprake was. Zonder eb en vloed zou er een ecolo gisch kerkhof ontstaan in de Ooster schelde. Zeegrassen, wieren, krabben, mosselen, zeesterren, kokkels, wor men, kleine kreeftjes en de algen zou den in één klap worden uitgeroeid. Iets dergelijks had zich namelijk al afge speeld in 1971, toen in de Grevelingen van de ene op de andere dag de getijde beweging wegviel. 'De pijlerdam spaarde kool en geit', zegt Wolff nu op zijn werkkamer bij de Rijksuniversiteit Groningen waar hij als marien ecoloog werkt. 'Wie tegen was kon zeggen de Oosterschelde gaat dicht want er komt een dam. Wie voor open houden was, kon zeggen er blijft getij. Iedereen was blij met het compromis.' Belangrijk bij het besluit in 1976 was dat 90 procent van de getijdebeweging in de Oosterschelde gehandhaafd bleef, omdat het water rond de pijlers vrijelijk kon stromen. Alleen bij zeer heftige storm zouden de schuiven van de stormvloedkering dichtgaan. Zo kon aan veiligheid én milieu tegemoet geko men worden. Is de Oosterscheldekering, aangelegd voor 8 miljard gulden, het waard ge weest? 'Als bioloog zeg ik dat het vol komen gelukt is', zegt Wolff. 'Maar we hebben niet voorzien dat de zandplaten kleiner worden. Uiteindelijk zal de Oosterschelde een bak water worden zonder platen. En zonder die platen valt er ook voor vogels niets te halen. Juist die zandplaten geven de Ooster schelde haar Waddenkarakter met strandlopcrs en zeehonden. Over een eeuw ziet het er heel anders uit.' Het afkalven van de platen, slikken en schorren baart ook Adriaanse zor gen. Door het kleinere getij zijn de geu len te groot geworden voor de Ooster schelde: daardoor ontstaat de zogehe ten zandhonger. De geulen zuigen zand weg van de platen en schorren, zo'n 70 hectare per jaar gaat aldus verloren. Bij Rijkswaterstaat zijn ideeën geop perd om de teloorgang te stuiten. Zo wordt er gedacht aan het vergroten van de doorstroomopening in de storm vloedkering. De hoekige pijlers zouden gestroomlijnd kunnen worden waar door er meer water en zand de Ooster- eschelde instroomt. Een ander idee is om in het eiland Neeltje Jans in de monding van de Oos terschelde een doorstroomgat te ma ken, eventueel voorzien van een getij decentrale om stroom op te wekken. Daarmee zou tenminste nog iets van de gigantische kosten worden gerugver- diend. Natuurgebieden maskeren in Zeeland veel van de bressen die de watersnood in 1953 sloeg. Toch blijven de gebieden eilandjes in een agrarische woestijn, die na de ramp werd ingericht. Een kleine rondgang over Schouwen-Duiveland. Door Rik Nijland Bóven de deur van het dorpshuis in Sirjansland herinnert een mozaïek aan dè nacht in 1953. Links op de afbeelding boerderijen onder water en een cirkelende helikop ter, rechts schijnt de doorbrekende zon over teruggewonnen land. Die zon is op deze waterkoude win terdag wel heel ver te zoeken, maar De Ramp en haar gevolgen zijn voor gebo ren en getogen Zeeuw, boswachter Dirk Fluijt - twee was hij toentertijd - nog overal in het landschap van Schou wen-Duiveland zichtbaar. In de doodse Grevelingen, zonder ge tij bijvoorbeeld, of in oude paaltjes, bij Ouwerkerk, die ooit de golven van de Oosterschelde braken, maar die nu ver van het water wegrotten tussen de bra men. Of nog verder verhuld, zoals bij Fluijts eigen huis. Ogenschijnlijk is het een wat onbe duidend bungalowtje. Maar het hart er van - Fluijt metselde er omheen - wordt nog altijd gevormd door de oer sterke grenen noodwoning die de De nen als watersnoodhulp neerzetten. Op historische grond. Hier stond de schuur van grootvader Fluijt, die instortte toen de Grevelingen-dijk pal achter het dorp doorbrak. Schouwen-Duiveland werd in 1953 zwaar getroffen. Op 25 plaatsen braken de dijken waardoor het grootste deel van het eiland kopje onder ging. Vooral de mensen in Duiveland kregen het zwaar te verduren omdat het water zo wel vanuit de Grevelingen als uit de Oosterschelde toestroomde. Wat nu rest zijn de littekens in het landschap. Voorzichtig manoeuvreert Fluijt zijn gifgroene Staatsbosbeheer-auto door het wier op de trailerhelling in de Schelphoek. Hij stopt naast een paar reusachtige betonblokken, ooit bedoeld om de Oosterschelde af te dammen. Voor en achter ons een halve eeuw Zeeuwse natuur, een mengeling van waterkracht, waterstaat en vijftig jaar natuurbeheer. De basis voor dit natuurgebied werd gelegd toen de Oosterschelde een gat van vijfhonderd meter in de dijk sloeg. 'Waar het gemaal stond, dat was de zwakke plek', aldus Fluijt Die oude dijk is niet meer gedicht. Waar tweehonderd hectare landbouwgrond lag, resteert nu een baai met zand- en schelpenbanken, een beton-eilandje van oude caissons die overbleven nadat de Zeeuwse dij ken waren gedicht en een loswal uit de tijd dat Rijkswaterstaat hier zijn werk- haven had voor de Oosterschelde-pij- lerdam. Landinwaarts ligt achter de dijk de rest van het natuurgebied. Zo goed en zo kwaad als dat ging, werden de in het land ingekerfde kre ken dichtgestort met zand en grond om er weer landbouwgrond van te maken De diepste poelen en kreken en de zwaarst verzilte gronden dichtbij de in- stroomplek, werden opgegeven. Langs die marginale gebieden legde Staatsbosbeheer midden jaren vijftig bos aan. Als afscheiding van de land- bouwpercelen, om Zeeland aan nieuw bos te helpen, maar ook als camouflage van de littekens van de ramp. En ge trouw aan de traditie van de dienst ge beurde dat met bos. De snelgroeiende populieren, die toentertijd werden geplant, zijn inmid- Bij Sirjansland krijgen addertong en orchidee ruimte dels bijna allemaal gekapt of ter ziele, de iepen kregen te kampen met iepziek te, de bossen van nu worden dan ook bepaald door wilg, es, eik, kers, beuk. Bij de andere twee littekens van de ramp die Staatsbosbeheer op het eiland in de jaren vijftig in beheer kreeg, is het niet anders gegaan. Ook Dijkwater en Krekengebied Ouwerkerk, zijn inge pakt in bosschages. In Dijkwater langs de Grevelingen bij Sirjansland krijgt de natuur ruim baan bijvoorbeeld met een kalkrijke natte duinvalleivegetatie waar onder meer addertong en orchideeën als harlekijn en moeraswespenorchis groeien. In Ouwerkerk is vooral het water staatkundige aspect nog nadrukkelijk aanwezig. Caissons - 60 meter lange betonnen dozen, overgebleven van de landing in Normandië - markeren de plaats waar in november 1953 het laat ste dijkgat van Schouwen-Duiveland werd gedicht. Later werd een nieuwe dijk aan de Oosterschelde-kant gelegd. Er ontston den inlagen, ondiepe poelen en drasse gebieden waar zand is gewonnen. Idea le terreinen, vertelt Fluijt, voor de wad vogels die bij vloed van de Oosterschel de worden verjaagd. Maar deze aangeklede littekens zijn eilanden in een landbouwwoestijn. Staatsbosbeheer had na de ramp niet veel in de melk te brokkelen, zo blijkt uit onderzoek van Luc Korpel van de regio West-Brabant - Deltagebied van Staatsbosbeheer. Er bestond weliswaar de intentie om bij het herstel van Schouwen-Duiveland te streven naar 'harmonie en schoonheid', maar in de praktijk kreeg de landbouw prioriteit. Van oudsher bestond Schouwen-Dui veland uit open land, maar vooral op Duiveland bepaalden voor 1953 kleine percelen en kronkelige dijkjes en weg getjes met bomen en struiken het land schap. Dat groen legde het loodje na de soms maandenlange onderdompeling door het zoute water. De rest volgde later, door de hand van de mens. Er bestonden al plannen voor een ruilverkaveling, die na de ramp voort varend ter hand werd genomen. De boerenbedrijven werden vergroot, klei ne kavels samengevoegd, de drainage werd sterk verbeterd waardoor op soms marginale weilanden ineens akker bouw mogelijk was. Bovendien werden deels de oude pol derdijkjes afgegraven, om stromingsga ten elders te vullen of om ruimte te winnen. De herinrichters trokken bo vendien het wegenpatroon, vanoudsher gebaseerd op de loop van oude kreken, waar mogelijk recht. Volgens Korpel deed Staatsbosbeheer wel degelijk pogingen wat van de schoonheid van het oude land te red den, maar dat leidde niet tot veel meer dan de aanleg van groen bij de dorpen en het beplanten van enkele overgeble ven dijken. De Cultuurtechnische Dienst, die de ruilverkaveling leidde, en de boeren zelf dachten vooral aan de rentabiliteit. Dat is nog altijd te zien. In het grijze, open land met veel in de jaren vijftig nieuw gebouwde boerderijen - een vast ontwerp: een wat armelijk woonhuis met een schuur eraan vast - zoeken wulpen, scholeksters en fazanten naar eten. Brandganzen en grauwe ganzen verdringen zich, maar in een landschap zonder veel historie. Pas als boswachter Fluijt naar het midden van het eiland stuurt, komen we in de omgeving van Schuddebeurs, waar van oudsher rijke Zierikzeeëna- ren buitens bouwden, weer volop oude bomen en boerderijen tegen. Een groe ne long, die in 1953 droog bleef. Toch lijkt er vijftig jaar na de ramp sprake van een kentering. Staatsbosbe heer heeft zich wat aan de greep van de productielandbouw ontworsteld. Land en zee, na 1953 strikt gescheiden, ko men weer wat nader tot elkaar. Het voorstel om een kerf te maken in de duinenrij van Schouwen, waar de zee kon binnendringen, stuitte nog op te veel weerstand. Maar wel ontwikkelt Staatsbosbeheer samen met Natuurmo numenten een groot nat natuurgebied dat aansluit bij de Schelphoek, op voor malige landbouwgrond langs de Oos terschelde. Boswachter Fluijt: 'De on- heilsplekken van weleer worden parels langs de Oosterschelde.'

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 3