Blijven schaven aan een handvol zwakke plekken
De getijden van het milieu
Groene littekens in het land
WATERSNOOD 1953
Zaterdag 25 januari 2003
5
Nieuwe inzichten in zeegolven
wijzen uit dat de Noordzee-kust
toch niet overal even
stormbestendig is. Paniek is
onnodig, maar op een handvol
plaatsen kan meteen extra zand
geen kwaad. En er wacht een hoop
nieuw rekenwerk.
Door Broer Scholtens
Ter Heijde, ooit een vissersdorp onder
Manster iets ten zuiden van Den Haag.
Het bestaat uit honderden arbeiders
woningen aan een tiental straten met
zeeheldennamen. Een dorpspleintje
geeft toegang tot een stenen trap. Na
een dertigtal treden ben je boven, en
heb je uitzicht over een grote zee en een
erg smal strand. De golven slaan er stuk
op een al even iele duinpartij.
Ter Heijde werd de afgelopen eeuwen
diverse malen weggevaagd door een on
stuimige zee. Het dorp figureert sinds
enige maanden in waterbouwkundig
Nederland als een van de zwakke plek
ken in de Nederlandse kustverdediging.
Ook in de politiek is daar, vijftig jaar na
de watersnoodramp, onrust over ont
staan. 'Het klinkt heel eng, en dat is het
ook', stelde staatssecretaris Schultz van
Haegen van Verkeer en Waterstaat tij
dens een Tweede Kameroverleg eind
vorig jaar.
Zwakke plekken is een relatief be
grip. De dijken en duinen in de kustver
dediging voldoen namelijk aan normen
die in de Deltawet zijn vastgelegd. Ech
ter tijdens een superstorm - de maat der
dingen - die eens in de tienduizend jaar
voorkomt, zullen golven er vermoede
lijk aanzienlijk harder op beuken dan
tot nu toe werd aangenomen.
Dat geeft op bepaalde plaatsen langs
de kust een veiligheidsprobleem, stelt
de Technische Adviescommissie voor
de Waterkeringen (TAW) in twee brie
ven van eind vorig jaar aan de staatsse
cretaris. De precieze omvang van het
probleem is bij gebrek aan gegevens
onbekend. In de TAW zit de crème de la
crème van de Nederlandse waterbouw.
Het begrip golfperiode ligt aan de ba
sis van de problemen. Golven, die op de
Nederlandse kust terechtkomen, zijn
aanzienlijk langer dan verwacht. Dat
blijkt uit recente golfmetingen op een
vijftal locaties op volle zee, bij een wa
terdiepte van twintig meter. Op weg
naar de kust verliezen golven energie,
afhankelijk van bodemruwheid en de
steilheid van de bodem. In estuaria zo
als de Westerschelde verliezen golven
bovendien een deel van hun energie
aan het uitstromend rivierwater.
De duinen ten zuiden van Den Haag. Links pal onderaan het duin de Noordzee, rechtsonder het dorp Ter Heijde.
De hoeveelheid energieverlies wordt
berekend met wiskundige modellen die
voor zover mogelijk worden geveri
fieerd in schaalmodellen in het labora
torium. Het betreft het energieverlies
ten tijde van een voorlopig nog denk
beeldige superstorm. 'Een statistische
storm die nog nooit iemand heeft mee
gemaakt, en dan ook nog tijdens spring
tij in combinatie met een extreem hoge
afvoer van rivierwater. Windkracht
twaalf en meer dus', zegt TAW-voorzit-
ter ir. Walter van der Kleij. 'De storm
van 1953 was daarbij een kleintje dat
eens in de 350 jaar voorkomt.'
De stevigheid van dijken en duinen
moet op zo'n superstorm berekend zijn.
Per slot van rekening lean die zich mor
gen voor doen. Naast de geconstateerde
langere golfperiode lijken golven op
weg naar de kust ook minder hinder te
ondervinden. Het gevolg is dat de
kracht - energie - waarmee golven tij
dens een superstorm op de kustverdedi
ging beuken, wordt onderschat. De
kracht is vermoedelijk tien tot twintig
procent hoger. Zwakke plekken langs
de kust worden daardoor zwaarder op
de proef gesteld.
Rijkswaterstaat heeft op basis van
deze nieuwe inzichten de Nederlandse
kust gescand op plaatsen waar dijken
en duinen mogelijk niet meer aan de
norm voldoen die is vastgelegd in de
Deltawet van 1954. Uit de analyse komt
een zestal plaatsen in de zeewering met
'te weinig vet', zoals Van der Kleij het
omschrijft
Het betreft duinen onder Den Haag,
bij Callantsoog en bij de Hondsbosse en
Pettemer Zeewering, een dijklichaam
bij Petten. Ook locaties in Zeeland
staan op het verdachtenlijstje. Op
Schouwen-Duiveland betreft het dui
nen bij de aansluiting met de Brouwers-
dam. Verder gaat het om duinen bij
Breskens in Zeeuws Vlaanderen en om
een dijk bij Flaauwe Werk, ten noorden
van Ouddorp op Goeree.
Inmiddels hebben onafhankelijke ex
perts van het onderzoeksinstituut
WL/Delft Hydraulics, samen met gol-
fexperts uit Canada en de VS, de visie
over een hogere golfbelasting van de
Nederlandse kust bevestigd. Hun be
vindingen zijn net neergelegd in een
rapportage die de staatssecretaris van
Verkeer en Waterstaat volgende week
naar de Tweede Kamer stuurt.
De impact op de kustverdediging mag
dan nieuw zijn, de inzichten over een
langer golfperiode zijn dat niet. Bij het
ontwerp en de bouw van de Ooster-
scheldekering is daar al rekening mee
gehouden, bevestigt prof. drs. ir. Han
Vrijling van de TU Delft. Hij is voorzit
ter van de werkgroep veiligheid van de
TAW. Vrijling was in de jaren zeventig
betrokken bij het ontwerp van de schui-
venkering, het civiel-technische hoog
tepunt van de Deltawerken.
De nieuwe golfinzichten hebben een
veiligheidsprobleem langs de Neder
landse kust aan het licht gebracht.
'Dat is verontrustend, het is echter
niet onmiddellijk noodzakelijk op grote
schaal te besluiten tot dijk- en duinver
zwaringen', stelt TAW-voorzitter Van
der Kleij in brieven aan de staatssecre
taris.
Wel moet er volgens de TAW snel
worden begonnen met onderzoek naar
de stevigheid van de primaire waterke
ringen langs de hele kustlijn. Om 'ernst
FOTO RAYMOND RUTTING - DE VOLKSKRANT
en omvang' van de problemen in beeld
te krijgen.
Ook moet meer golfkennis worden
vergaard, vindt de TAW, die 'met klem'
aanbevelingen doet over intensievere
golfmetingen. Golfgegevens zijn in feite
schaars. Er is grote behoefte aan meer
golfstatistiek, meer meetgegevens over
lange periodes, zowel voor de kust als
de Zeeuwse estuaria en de Waddenzee.
Computers worden steeds sneller zo
dat er kan worden gerekend met com
plexe driedimensionale numerieke mo
dellen. 'Die hebben echter ook steeds
meer meetgegevens uit het veld nodig',
zegt Van der Kleij. Ook de wiskundige
modellen moeten verder worden verbe
terd. 'De onzekerheden in die modellen
moeten zoveel mogelijk worden wegge
nomen. Geen sinecure, rekenmodellen
behoren al tot de besten ter wereld.'
Binnen drie jaar, luidt het advies van
de TAW, moet de nieuwe kennis be
schikbaar zijn. Hiervoor zijn enkele
tientallen miljoenen euro's nodig. In
tussen, vindt de TAW, moeten de 'enke
le notoir niet-veilige strekkingen' van
zeeweringen alvast worden aangepakt.
Dat kan door zandsuppletie, het op
spuiten van miljoenen kubieke meters
zand op strand en duinen bij Ter Heij
de, Callantsoog en bij Petten. 'Welis
waar zijn de details nog niet uitgezocht,
maar daar zul je nooit spijt van krijgen',
zegt Van der Kleij.
In het kader van het kustonderhoud
heeft het ministerie van Verkeer en Wa
terstaat enige tientallen miljoenen eu
ro's per jaar beschikbaar voor zandsup-
pleties. Eind deze maand komen be
trokken provincies en waterschappen
bijeen voor het stellen van nieuwe prio
riteiten. Rijkswaterstaat kan zo voor
het eind van het jaar beginnen met het
werk aan die zwakke plekken, zegt een
woordvoerder van het ministerie.
Paniek is niet nodig, vindt prof. Vrij
ling van de TU Delft. 'Er is op dit mo
ment nog steeds een grote mate van
veiligheid. Die is echter niet wat er in
dertijd is afgesproken. Daar moet dus
wat aan worden gedaan. De nieuwe
inzichten over golflengte en golfvoort
planting vallen in de categorie voort
schrijdend inzicht, net als kennis over
de gevolgen van de toekomstige zee
spiegelrijzing.
Op basis van die kennis neem je
maatregelen zoals een verhoging van
dijken. Nederland schaaft zo al eeuwen
aan haar dijken om het land droog te
houden. Daarmee zijn we nooit klaar,
dat is een onveranderlijk gegeven.'
Daarvan moeten we ons wel bewust
blijven, waarschuwt ook TAW-voorzit
ter Van der Kleij.
'De Zuiderzeewerken zijn uitgevoerd
na de stormramp van 1916. Er is tot
uitvoering van een Deltaplan in Zee
land besloten na de stormramp van
1955. Plannen daarvoor waren al eind
jaren dertig gemaakt. Nu moeten we
maatregelen nemen voordat er iets
rampzaligs gebeurt.'
Van der Kleij heeft alle vertrouwen in
het veiligheidsbesef van politieke be
slissers.
Zo wordt de komende vijftien jaar
voor een kleine miljard euro verbeterd
aan de stenen bekleding van Zeeuwse
dijken, nadat enkele jaren geleden bij
onderzoek was gebleken dat die toch
niet zo stevig waren.
'Dat lijkt veel geld, maar dat valt ei
genlijk best mee. Het onderhoud aan
een kilometer snelweg is bijna net zo
duur als onderhoud aan een kilometer
zeedijk, het is dus een kwestie van prio
riteiten. Bovendien heb je er eeuwen
plezier van.'
De afsluitbare pijlerdam in de
Oosterschelde gold ooit als triomf
van de milieubeweging, maar blijkt
toch ook niet alles. Leek de natuur
veilig gesteld, spoelen de
wadachtige zandplaten weg.
Door Marieke Aarden
Dé Zeeuwse zeegaten zijn een speeltuin
voor ecologen geworden. In de delta is
dan ook heel wat geëxperimenteerd:
van afgedamde zoete meren (Zoom
meer, Volkerak, Haringvliet), zoute
meren (Grevelingen, Veerse Meer) tot
geheel zoute getijdengebieden (Ooster
schelde).
En nu is er weer een beweging terug
naar af. Eigenlijk moeten de estuaria,
die rijke overgangszones tussen rivieren
en zee waar honderden soorten planten
en dieren leven, in oude glorie worden
hersteld. Zoet én zout water moeten
elkaar weer treffen, zeggen de drie be
trokken provincies Zeeland, Zuid-Hol
land en Noord-Brabant in hun Integra
le Visie Deltawerken.
Ir. Leo Adriaanse van Rijkswaterstaat
in Zeeland is het daar van harte mee
eens. 'Na 1953 was er maar één gedach
te: Zeeland moet veilig achter dammen
komen te liggen, zodat de zee ons niet
meer kan verrassen. Nu dat gevaar is
geweken, worden we door een ander
gevaar in de rug aangevallen.'
De toenemende afvoer van rivierwa
ter van Rijn en Maas, die vroeger via de
delta de Noordzee in kon, kan bij tege
lijkertijd optredende springvloed en
storm niet weg omdat alle zeegaten met
dammen en stormvloedkeringen zijn
afgesloten. Bij hele hoge rivierafvoeren
geeft dat problemen.
'Het lijkt reëel om de deltawateren in
de toekomst te gebruiken als opvang
voor rivierwater', zegt Adriaanse.
'Van belang is dan wel dat onder nor
male omstandigheden ook zoet-zout-
overgangen aanwezig zijn, zodat de wa
teren en de daarin levende planten en
dieren bij extreem hoge rivierafvoeren
beter bestand zijn tegen de berging van
grote hoeveelheden zoet water.'
Een goed idee, maar om een heel
andere reden, vindt dr. Aad Smaal van
het RIVO, het Nederlands Instituut
voor Visserij Onderzoek. In de Ooster
schelde kaapt de wilde Japanse oester
een groot deel van de algen weg van de
mosselen.
Als er weer voedselrijk rivierwater de
Oosterschelde instroomt, kunnen wel
licht alle schelpdieren een royale portie
bemachtigen. Mosselen vormen de
kurk waarop de economie van Yerseke
drijft. Daar liggen de verwaterplaatsen
voor de mosselen, dus zitten daar ook
de kwekers en de handel.
Oostelijk in de Oosterschelde liggen
de zoete wateren als het Zoommeer en
het Volkerak. De landbouw bedong
destijds dat deze wateren zoet bleven.
Die inperldng van de Oosterschelde
maakte het bekken kleiner. Dat was
juist gunstig omdat daardoor de Ooster
schelde sneller volloopt. Zo kon 90 pro
cent van de getijdebeweging gehand
haafd blijven. Door de pijlerdam werd
de instroom van zeewater minder.
Door verkleining van de bak water
werd dit gecompenseerd.
Ook in het Zoommeer, Volkerak en
Krammer zijn problemen opgedoken.
In deze met zoet water gevulde meren
stromen Brabantse rivieren als de de
Mark en de Dintel uit, rijkelijk gevuld
met fosfaat en stikstof van de landbouw
en veehouderij. Afgelopen zomer
kwam er zoveel nutriëntenrijk rivierwa
ter in het Zoommeer dat de giftige
blauwalgen niet meer onder controle
waren te houden en massale vogelsterf
te veroorzaakten. De stank was ook
voor watersporters niet te harden.
Het kan dus geen kwaad om de stil
staande zoete Zeeuwse wateren van
Zoommeer, Krammer en Volkerak
weer wat in beweging te brengen door
er water van elders doorheen te spoe
len: denkbaar is zout water uit de Oos
terschelde en zoet water uit het Hol-
landsch Diep.
De wisselende inzichten rond zoet en
zout in de delta zijn verklaarbaar tegen
de achtergrond van de watersnood.
Gaandeweg verschoof de opvatting dat
de veiligheid alleen te waarborgen viel
achter gesloten zeearmen, naar het idee
dat ook de ecologie een rol moest spe
len.
Toen in Zeeland begin jaren zeventig
de laatste zeearm, de Oosterschelde,
zou worden afgesloten van de Noord
zee om de inwoners te beschermen te
gen nieuwe overstromingen, brak het
milieubesef door. Van zoete meren wa
ren er al dertien in een dozijn. Het zou
beter zijn de Oosterschelde zout te hou
den en er geen vuil Rijnwater in te laten
uitmonden.
De stormvloedkering in de monding
van de Oosterschelde was het ant
woord. Daarmee was één van de eerste
overwinningen van de milieubeweging
geboekt, zegt dr. Wim Wolff, destijds
onderzoeker bij het Delta Instituut voor
Hydrologisch Onderzoek in Yerseke.
Uiteindelijk wordt
de Oosterschelde
toch een bak water
Daar brachten acht biologen de ecolo
gische toestand in kaart van de Ooster
schelde voor en na de afdamming, toen
van de pijlerdam dus nog geen sprake
was.
Zonder eb en vloed zou er een ecolo
gisch kerkhof ontstaan in de Ooster
schelde. Zeegrassen, wieren, krabben,
mosselen, zeesterren, kokkels, wor
men, kleine kreeftjes en de algen zou
den in één klap worden uitgeroeid. Iets
dergelijks had zich namelijk al afge
speeld in 1971, toen in de Grevelingen
van de ene op de andere dag de getijde
beweging wegviel.
'De pijlerdam spaarde kool en geit',
zegt Wolff nu op zijn werkkamer bij de
Rijksuniversiteit Groningen waar hij als
marien ecoloog werkt. 'Wie tegen was
kon zeggen de Oosterschelde gaat dicht
want er komt een dam. Wie voor open
houden was, kon zeggen er blijft getij.
Iedereen was blij met het compromis.'
Belangrijk bij het besluit in 1976 was
dat 90 procent van de getijdebeweging
in de Oosterschelde gehandhaafd bleef,
omdat het water rond de pijlers vrijelijk
kon stromen. Alleen bij zeer heftige
storm zouden de schuiven van de
stormvloedkering dichtgaan. Zo kon
aan veiligheid én milieu tegemoet geko
men worden.
Is de Oosterscheldekering, aangelegd
voor 8 miljard gulden, het waard ge
weest? 'Als bioloog zeg ik dat het vol
komen gelukt is', zegt Wolff. 'Maar we
hebben niet voorzien dat de zandplaten
kleiner worden. Uiteindelijk zal de
Oosterschelde een bak water worden
zonder platen. En zonder die platen
valt er ook voor vogels niets te halen.
Juist die zandplaten geven de Ooster
schelde haar Waddenkarakter met
strandlopcrs en zeehonden. Over een
eeuw ziet het er heel anders uit.'
Het afkalven van de platen, slikken
en schorren baart ook Adriaanse zor
gen. Door het kleinere getij zijn de geu
len te groot geworden voor de Ooster
schelde: daardoor ontstaat de zogehe
ten zandhonger. De geulen zuigen zand
weg van de platen en schorren, zo'n 70
hectare per jaar gaat aldus verloren.
Bij Rijkswaterstaat zijn ideeën geop
perd om de teloorgang te stuiten. Zo
wordt er gedacht aan het vergroten van
de doorstroomopening in de storm
vloedkering. De hoekige pijlers zouden
gestroomlijnd kunnen worden waar
door er meer water en zand de Ooster-
eschelde instroomt.
Een ander idee is om in het eiland
Neeltje Jans in de monding van de Oos
terschelde een doorstroomgat te ma
ken, eventueel voorzien van een getij
decentrale om stroom op te wekken.
Daarmee zou tenminste nog iets van de
gigantische kosten worden gerugver-
diend.
Natuurgebieden maskeren in
Zeeland veel van de bressen die de
watersnood in 1953 sloeg. Toch
blijven de gebieden eilandjes in een
agrarische woestijn, die na de ramp
werd ingericht.
Een kleine rondgang over
Schouwen-Duiveland.
Door Rik Nijland
Bóven de deur van het dorpshuis in
Sirjansland herinnert een mozaïek aan
dè nacht in 1953.
Links op de afbeelding boerderijen
onder water en een cirkelende helikop
ter, rechts schijnt de doorbrekende zon
over teruggewonnen land.
Die zon is op deze waterkoude win
terdag wel heel ver te zoeken, maar De
Ramp en haar gevolgen zijn voor gebo
ren en getogen Zeeuw, boswachter
Dirk Fluijt - twee was hij toentertijd -
nog overal in het landschap van Schou
wen-Duiveland zichtbaar.
In de doodse Grevelingen, zonder ge
tij bijvoorbeeld, of in oude paaltjes, bij
Ouwerkerk, die ooit de golven van de
Oosterschelde braken, maar die nu ver
van het water wegrotten tussen de bra
men. Of nog verder verhuld, zoals bij
Fluijts eigen huis.
Ogenschijnlijk is het een wat onbe
duidend bungalowtje. Maar het hart er
van - Fluijt metselde er omheen -
wordt nog altijd gevormd door de oer
sterke grenen noodwoning die de De
nen als watersnoodhulp neerzetten. Op
historische grond. Hier stond de schuur
van grootvader Fluijt, die instortte toen
de Grevelingen-dijk pal achter het dorp
doorbrak.
Schouwen-Duiveland werd in 1953
zwaar getroffen. Op 25 plaatsen braken
de dijken waardoor het grootste deel
van het eiland kopje onder ging. Vooral
de mensen in Duiveland kregen het
zwaar te verduren omdat het water zo
wel vanuit de Grevelingen als uit de
Oosterschelde toestroomde.
Wat nu rest zijn de littekens in het
landschap.
Voorzichtig manoeuvreert Fluijt zijn
gifgroene Staatsbosbeheer-auto door
het wier op de trailerhelling in de
Schelphoek. Hij stopt naast een paar
reusachtige betonblokken, ooit bedoeld
om de Oosterschelde af te dammen.
Voor en achter ons een halve eeuw
Zeeuwse natuur, een mengeling van
waterkracht, waterstaat en vijftig jaar
natuurbeheer.
De basis voor dit natuurgebied werd
gelegd toen de Oosterschelde een gat
van vijfhonderd meter in de dijk sloeg.
'Waar het gemaal stond, dat was de
zwakke plek', aldus Fluijt Die oude dijk
is niet meer gedicht. Waar tweehonderd
hectare landbouwgrond lag, resteert nu
een baai met zand- en schelpenbanken,
een beton-eilandje van oude caissons
die overbleven nadat de Zeeuwse dij
ken waren gedicht en een loswal uit de
tijd dat Rijkswaterstaat hier zijn werk-
haven had voor de Oosterschelde-pij-
lerdam. Landinwaarts ligt achter de
dijk de rest van het natuurgebied.
Zo goed en zo kwaad als dat ging,
werden de in het land ingekerfde kre
ken dichtgestort met zand en grond om
er weer landbouwgrond van te maken
De diepste poelen en kreken en de
zwaarst verzilte gronden dichtbij de in-
stroomplek, werden opgegeven.
Langs die marginale gebieden legde
Staatsbosbeheer midden jaren vijftig
bos aan. Als afscheiding van de land-
bouwpercelen, om Zeeland aan nieuw
bos te helpen, maar ook als camouflage
van de littekens van de ramp. En ge
trouw aan de traditie van de dienst ge
beurde dat met bos.
De snelgroeiende populieren, die
toentertijd werden geplant, zijn inmid-
Bij Sirjansland
krijgen addertong
en orchidee ruimte
dels bijna allemaal gekapt of ter ziele,
de iepen kregen te kampen met iepziek
te, de bossen van nu worden dan ook
bepaald door wilg, es, eik, kers, beuk.
Bij de andere twee littekens van de
ramp die Staatsbosbeheer op het eiland
in de jaren vijftig in beheer kreeg, is het
niet anders gegaan. Ook Dijkwater en
Krekengebied Ouwerkerk, zijn inge
pakt in bosschages.
In Dijkwater langs de Grevelingen bij
Sirjansland krijgt de natuur ruim baan
bijvoorbeeld met een kalkrijke natte
duinvalleivegetatie waar onder meer
addertong en orchideeën als harlekijn
en moeraswespenorchis groeien.
In Ouwerkerk is vooral het water
staatkundige aspect nog nadrukkelijk
aanwezig. Caissons - 60 meter lange
betonnen dozen, overgebleven van de
landing in Normandië - markeren de
plaats waar in november 1953 het laat
ste dijkgat van Schouwen-Duiveland
werd gedicht.
Later werd een nieuwe dijk aan de
Oosterschelde-kant gelegd. Er ontston
den inlagen, ondiepe poelen en drasse
gebieden waar zand is gewonnen. Idea
le terreinen, vertelt Fluijt, voor de wad
vogels die bij vloed van de Oosterschel
de worden verjaagd.
Maar deze aangeklede littekens zijn
eilanden in een landbouwwoestijn.
Staatsbosbeheer had na de ramp niet
veel in de melk te brokkelen, zo blijkt
uit onderzoek van Luc Korpel van de
regio West-Brabant - Deltagebied van
Staatsbosbeheer. Er bestond weliswaar
de intentie om bij het herstel van
Schouwen-Duiveland te streven naar
'harmonie en schoonheid', maar in de
praktijk kreeg de landbouw prioriteit.
Van oudsher bestond Schouwen-Dui
veland uit open land, maar vooral op
Duiveland bepaalden voor 1953 kleine
percelen en kronkelige dijkjes en weg
getjes met bomen en struiken het land
schap. Dat groen legde het loodje na de
soms maandenlange onderdompeling
door het zoute water. De rest volgde
later, door de hand van de mens.
Er bestonden al plannen voor een
ruilverkaveling, die na de ramp voort
varend ter hand werd genomen. De
boerenbedrijven werden vergroot, klei
ne kavels samengevoegd, de drainage
werd sterk verbeterd waardoor op soms
marginale weilanden ineens akker
bouw mogelijk was.
Bovendien werden deels de oude pol
derdijkjes afgegraven, om stromingsga
ten elders te vullen of om ruimte te
winnen. De herinrichters trokken bo
vendien het wegenpatroon, vanoudsher
gebaseerd op de loop van oude kreken,
waar mogelijk recht.
Volgens Korpel deed Staatsbosbeheer
wel degelijk pogingen wat van de
schoonheid van het oude land te red
den, maar dat leidde niet tot veel meer
dan de aanleg van groen bij de dorpen
en het beplanten van enkele overgeble
ven dijken. De Cultuurtechnische
Dienst, die de ruilverkaveling leidde, en
de boeren zelf dachten vooral aan de
rentabiliteit.
Dat is nog altijd te zien. In het grijze,
open land met veel in de jaren vijftig
nieuw gebouwde boerderijen - een vast
ontwerp: een wat armelijk woonhuis
met een schuur eraan vast - zoeken
wulpen, scholeksters en fazanten naar
eten. Brandganzen en grauwe ganzen
verdringen zich, maar in een landschap
zonder veel historie.
Pas als boswachter Fluijt naar het
midden van het eiland stuurt, komen
we in de omgeving van Schuddebeurs,
waar van oudsher rijke Zierikzeeëna-
ren buitens bouwden, weer volop oude
bomen en boerderijen tegen. Een groe
ne long, die in 1953 droog bleef.
Toch lijkt er vijftig jaar na de ramp
sprake van een kentering. Staatsbosbe
heer heeft zich wat aan de greep van de
productielandbouw ontworsteld. Land
en zee, na 1953 strikt gescheiden, ko
men weer wat nader tot elkaar.
Het voorstel om een kerf te maken in
de duinenrij van Schouwen, waar de
zee kon binnendringen, stuitte nog op
te veel weerstand. Maar wel ontwikkelt
Staatsbosbeheer samen met Natuurmo
numenten een groot nat natuurgebied
dat aansluit bij de Schelphoek, op voor
malige landbouwgrond langs de Oos
terschelde. Boswachter Fluijt: 'De on-
heilsplekken van weleer worden parels
langs de Oosterschelde.'