aan de hand. Maar wat? 'Blocnote vol, verder geschreven op een wc-rol' n F EPRPIIAPIPAMP Door met een vlag te zwaaien, proberen mensen, die hun toevlucht hebben gezocht op het dak, de aandacht te trekken van piloten. riteiten konden falen. Iemand zei: "We heb ben een radioboodschap gekregen van de commissaris van de koningin, jonkheer De Casembroot. Hij komt hierheen." Dat was het enige optimistische nieuws in deze cha os en ellende. Want De Casembroot was een kei van een vent, dat wist iedereen. En hij heeft het heft ook in handen genomen. Ik ben nog even mee geweest met een rubber boot om mensen te redden. Maar de boot liep vast op prikkeldraad dat net onder de wateroppervlakte zat en sloeg dus lek, op het nippertje konden we een stuk dijk be reiken en teruglopen naar Zierikzee. Net op tijd stond ik om half-vijf op het dijkje van de helikopter. Maar hij kwam niet. Motor- pech, hoorde ik later. Tsja. Maar ik wilde naar het vasteland, naar een telefoon die het deed! Waar? In Brabant, zei een aardig iemand die me een bord warme erwtensoep gaf, want kolen voor kolenka- chels en fornuizen waren er nog wel. En ook wat kaarsen, want het werd alweer aar dig donker. En koud. Naar de haven. Want er gingen schepen naar het vasteland. Er lag een motorjacht, waarop ze een fors rood kruis hadden geschilderd. Beneden lagen doodzieke mensen met longontsteking. In de bovenste kajuit stonden zingende Rode- Kruisverpleegsters boterhammen te sme ren. Mag ik mee? Ja, ik mocht mee. We waren aan het varen, het diepe duister in. "Kent u het water hier op de Ooster- schelde?" "Nee," zei de eigenaar-schipper. "Ik kom uit 's-Hertogenbosch om hulp te bieden. Maar ik ken het hier absoluut niet." En zeekaarten? Jawel, maar alle boeien wa ren weggeslagen. Kortom, binnen een uur liepen we vast terwijl het laagwater werd. het jacht begon al aardig te hellen. Mijn god, moesten we hier dan verzuipen met al die doodzieke stakkers? En hoe kwam ik aan een telefoon, die werkte? Maar soms heeft de mens ook geluk. Uit het duister do ken felle lichten op, de waterpolitie. "Ik dacht, we gaan maar eens ev'n kijlc'n of er niet iemand in problemen zit." baste een aardige politiestem. Hij kwam langszij en was bereid alle zieken, alle verpleegsters en die ene loslopende journalist mee te ne men. Tegen de eigenaar-schipper van ons jacht zei hij geruststellend: "Je wacht tot het licht wordt. Dan trek je zo weer vlot met hoogwater en kun je zien waar je vaart. Je zult hier niet verzuipen, hoor. Wel de boordlichten aanlaten." De waterpolitie bracht het gezelschapje naar Yerseke. Wel elektrisch licht, geen tele foonverbinding. Er was ook een kroeg open, waar ik een jenevertje dronk en uit de wc een rol papier jatte, want mijn blocnote was vol. Op die wc-rol een verhaal geschre ven. Tot de kroeg dichtging en een beurt schipper, die aan de bar zat, zei: "Waar moet je heen, jong." Naar Brabant, ergens waar een telefoon werkt. Ga maar mee, ik vaar hier door het kanaal naar Hansweert, kun je op de netten maffen. Maar eerst effe in de kajuit een berenburgertje. We hebben anderhalf uur zitten praten. Hij kwam uit Overflakkee, waar hij op de boerderij van zijn grootvader - die wat hoger lag - de wa tervloed door de doorgebroken dijken had zien aanrollen. Een vloedgolf van anderhal ve meter hoog, vertelde hijHet water brul de. "Daar zat een vrouwtje op het dak van een lager gelegen huis, ze had die avond een kind gekregen en haar man was hulp gaan halen, maar toen was het huis onder haar ingestort en is ze weggedreven met die pasgeboren baby in haar armen. Die is ver zopen, geheid. En dat kind ook." Nu, vijftig jaar later, hoorde ik op televisie een identiek verhaal. Was het hetzelfde ver haal? Ik weet her niet. Wel zeiden ze dat moeder en kind nimmer meer gevonden zijn. OM EEN uur of zes de volgende morgen kwam de schipper me wekken. We wa ren in Hansweert. Hij moest door rich ting Antwerpen. Toch drie of vier uur slaap gehad. "Je vindt wel een schippertje dat naar Bergen op Zoom vaart," zei hij. Die vond ik inderdaad, het vroor intussen flink, de wind was ijskoud, maar ging niet door de leren jas. Het stoombootje, volgeladen met vluchte lingen die om een plaatsje beneden in de kajuit vochten, had een pijp waar warmte uitstraalde. Ik ging er zitten met mijn rug tegen de warme pijp en dat ging aardig. Ik krabbelde nog wat aan mijn verhaal op wc- papier. Er zaten aan boord veel mensen te huilen, er was vrijwel niemand bij die niet een of meer familieleden verloren had. Plus wat ze aan bezittingen hadden. Naast mij zat een meneer Bijdev_aate, uit Oude Tonge. Hoe hij in Hansweert was beland, was mij een raadsel. Hij vertelde zijn verhaal: hij bleek strenggereformeerd, was het dak op gekropen, maar had zijn vrouw bevolen zich eerst geheel aan te kleden. "Vrouwen in nachtjapon, dat wil de Here niet heb ben," vond hij. Zo waren zij gekiekt door een fotovliegtuig dat over kwam scheren en hun wapperende handdoek had opge merkt. Een paar uur later werden ze gered door een bootje. Hij was op weg naar een opvanghuis ergens in Brabant, de familie zou later volgen. Tegen twaalf uur 's middags bereikten we de haven van Bergen op Zoom. Het was laag water en we moesten een eind omhoog klimmen tegen de kademuur. Toen ik ein delijk boven was, keek ik om me heen, recht in het gezicht van Dick Kliphuis, de chauffeur van Het Parool. "Wat doe jij hier?" Kliphuis: "Ik dacht ik ga maar eens kijken waar-ie blijft. Waar wil je heen?" Ik wilde naar een telefoon, in een stad waar ik 020 kon draaien. "Dan gaan we naar Til burg," vond Kliphuis. Eindelijk kon ik het verhaal van de wc-rol kwijt. Daarna heeft hij me in een hotel in bed gestopt en ik heb twaalf uur geslapen. De volgende dag ging het weer richting Zeeland. Interviews met commissaris De Casembroot. gesprekken met Rijkswaterstaat-ingenieurs over de plannen de zeegaten te dichten, gesprekken met vluchtelingen, met Zeeuwen, veel Zeeuwen. We zijn zes weken gebleven. En daarna nog vele malen. Tot de gaten ge dichtwaren. PS. De Parool-redacteuren die hier genoemd worden zijn allen overleden. Van die eerste generatie redactie zijn er nog maar enkelen in leven, een vreemde ge dachte. Friso Endt was redacteur van Het Parool van 1945 tot 1966. Daarna werkte hij voor Time/Life, Paris Match en de Financial Times. Hij is tegenwoordig correspon dent van Newsweek Magazine in New York. Hei PAROOL vrijdag 24 januari 2003

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 3