Er was iets verschrikkelijks v; |fc 'Even later zweefden we over de eilanden die er eigenlijk niet meer waren' 0 HET PAR CS) L E rampzalige springvloed teistert spestel1jke kusten van nederland ItF FFRPIIAPIPAMP Friso Endt, oud-redacteur van Het Parool, vertrok in het rampweekeinde vanuit Amsterdam richting Zeeland om verslag te doen van 'een dijkdoorbraak bij Willemstad'. 'Het is een ramp, maar ik weet nog niks, niemand weet iets. Maar ik zie dat 's-Gravendeel aan de overkant in de Hoekse Waard onder water staat.' FRISO ENDT HET WAS 1 FEBRUARI 1953. Half drie 's nachts: telefoon. De stem is van Gerrit Stants, toen chef-nieuws dienst van de redactie van Het Parool. "Er is een dijk doorgebroken bij Wil lemstad, zegt het ANP. Verder weet ik niets. De correspondent in Middelburg kan ik niet bereiken, er schijnt een telefoonstoring te zijn. De auto is op weg naar je huis. Het stormt." "Dat hoor ik, ja," zeg ik slaperig. 'De auto' was een kleine Mercedes, de enige wagen die de toenmalige redactie van Het Parool in gebruik had. Stants had er nog twee man ingestopt: de verkeersredacteur dr. Jan Fuchs en de Amsterdamse gemeente raadsverslaggever Jo Calff. Ik was met mijn 29 jaar de jongste. 'Trek je leren motorjas aan', was de zeer verstandige raad van mijn vrouw, die inmiddels begonnen was boter hammen te smeren en met kaas te beleg gen. De auto toeterde al. We reden richting Den Haag over de enige echte snelweg, die Nederland rijk was. daarna was de weg naar Rotterdam er een met bergen en dalen, doordat de ondergrond niet deugde en de weg naar Dordrecht was een wat betere bin nenweg. Daar was opeens water. We keken elkaar verbaasd aan: we moesten toch naar Willemstad? Jo Calff stapte uit. Hij wist daar het adres van een vriendin en zou de situatie in Dor drecht bekijken. Fuchs en ik reden door. richting Hollands Diep, want aan de over kant lag Willemstad. Maar daar zijn we nooit gekomen, want bij de oprit van de ver- keersbrug over het Hollands Diep werden we rauw geconfronteerd met de realiteit: de brug stond er nog, maar de oprit was weg geslagen: water waar we niet doorheen kon den. In het ijskoude duister doemden man nen op, die het dijkje aan het Hollands Diep met zandzakken wilden versterken. Er stond een boerderij, de voordeur stond open. In de gang stond vijftig centimeter water, maar er brandde wel licht en in die gang hing een telefoon aan de muur. Zou die het doen? Ik moest de krant bereiken. Ik klom uit de auto. waadde door het water naar die gang. Jawel, de telefoon werkte en in Dordrecht en omgeving kon je 020 Am sterdam draaien: in de rest van het land kon dat slechts in de grote steden. Ik draaide redactiechef Klaas Peereboom. Begrijp het goed: we wisten nog altijd niets. Zeeland en West-Brabant leken volstrekt on bereikbaar, ik zag wel een dode koe drijven. Klaas kwam zeer slaperig aan de telefoon: "Wat wil je? Het is half vijf in de morgen. Zit je op De Kring?" Met andere woorden: Ben je dronken? In een splitsecond besloot ik het grof te spelen: "Je moet onmiddellijk naar de krant, een extra editie maken." "Waarom?" vroeg Klaas. "Omdat ik hier tot mijn middel in het wa ter sta. Het is een ramp, maar ik weet nog niks, niemand weet iets. Maar ik zie dat 's-Gravendeel aan de overkant in de Hoekse Waard onder water staat. Ik probeer via Den Bosch door Brabant te komen en dan rich ting Zeeland, maar dat zal wel avond wor den. Je hoort dan wel van me, als het kan." Het was duidelijk dat de realiteit het bij me ging winnen. Er was iets verschrikkelijks aan de hand. Maar wat? Let wel, later bleek dat er 1835 slachtoffers waren, dat Zeeland totaal onbereikbaar was, net zoals de Zuid-Hollandse eilanden. De radio was 's nachts uit de lucht en de omroepbureaucratie stond er borg voor dat je tussen 12 uur 's nachts en 8 uur 's mor gens niets kon horen. Terug naar Dor drecht, Jo Calff had nog weinig bereikt. maar wilde met mij en onze chauffeur Dick Kliphuis - een onmisbaar Parool-meubel - richting Brabant en Zeeland, Jan Fuchs wil de met de eerste trein naar Den Haag, mis schien zou men daar meer weten. Later bleek dat men daar ook niets wist, want in 1953 waren op zondagochtend vroeg autori teiten onbereikbaar: men sliep of men was op weg naar de kerk. [LA DE slechte binnenwegen, sommige ook een beetje onder water, bleek het moeilijk 's-Hertogenbosch te bereiken. Maar toen was het al al dik in de middag met hagel en'sneeuwbuien en lichte vorst. We koersten nu naar het westen, langs Til burg en Breda, richting Bergen op Zoom en verder naar Zuid-Beveland. Zuid-Beveland? Geen sprake van: de weg was afgesloten, in de verte schitterde water. Maar een visser in de haven van Bergen op Zoom meende te weten dat de rest van Zuid-Beveland droog was, net zoals Walcheren. Uit een soort in tuïtie reden we naar Vliegveld Woens- drecht, waar de poort wagenwijd open stond. Ongewoon. Daarom reden we dus naar binnen. In de officiersmess brandde licht, er zaten wat luchtmachtofficieren (pi loten) zeer knorrig aan de bar. Ze hadden er 24 kleine Cessna-vliegtuigen staan met noodrantsoenen aan boord. Ze wisten - ze waren in de lucht geweest - dat Schouwen- Duiveland, Noord-Beveland, Goeree-Over- flakkee en een stuk Hoekse Waard onder water stonden. Dat er mensen op daken za ten. Zwaaiend met lakens en handdoeken. Maar de noodrantsoenen die zë aan boord hadden, mochten ze niet uitwerpen. Mocht niet van 'Den Haag'. Van wie niet? Van de luchtmachtstaf. Oh ja. Toen, opeens, motorgeronk. Er daalde een helikopter, de enige helikopter die de vader landse krijgsmacht rijk was, van de marine. De piloot was - dus - een marineofficier. Achter hem klom een dikke man uit de cockpit. Hij was drijfnat tot zijn middel. Hij was een aardappelkoopman uit Oude Ton- ge. "Er liggen honderden lijken bij ons op de dijk," zei hij. En pas toen beseften we het. Die man had het over 'honderden'. "Ik ben meegevlogen om het te melden," zei hij. Hij had eigenlijk geen idee aan wie. De burgemeester had gezegd dat hij met die helikopter mee moest en dat had hij dus ge daan. "Ik weet niet waar mijn vrouw en kin deren zijn," zei hij. "Ik wil terug." Maar de marinevlieger wilde in de stikdonkere avond niet meer vliegen. "En wie ben jij dan wel?" vroeg hij, toen hij zag dat ik aantekeningen stond op te kral> beien. "Het Parool! Echt?" In die jaren was Het Parool misschien wel de beste krant van Nederland, groot, machtig, een verzets- krant. Daar deden mensen iets voor. "Luis ter," zei hij, "als jij hier- morgenochtend tussen half acht en acht uur staat, neem ik je mee, want jij kunt het de wereld vertel len." Jo Calff en ik trokken ons terug in een klein hotelletje, dat dicht bij de uitgang van de vliegbasis stond. We konden er eten en ik kon van de eigenaar een schrijfmachine le nen. We schreven tot ver na twaalf uur. De telefoon deed het en bij de sportredactie zat op zondagavond ook een stenograaf. We konden het dus kwijt, wat we gehoord had den. de aardappelkoopman, de 24 vliegtuig jes met noodrantsoenen die niet uitgewor pen mochten worden. Maandagmorgen of dinsdagmorgen zou de hoogste man van de luchtmachtstaf, de generaal I.A. Aler er nog een moeilijke morgen mee hebben in een lastige persconferentie in Den Haag. Want de Haagse redactiechef van Het Parool, Dries Ekker, was een felle nieuwshond. Jo Calff en ik stonden die volgende morgen prompt om half acht op Woensdrecht. We zagen de eerste Amerikaanse helikopters, die uit Duitsland hulp kwamen bieden, bin nenkomen. Er stonden een paar landmacht en luchtmachtgeneraals aan de rand van het vliegveld. Terwijl de marinepiloot me in een zogenaamde Mae West hees, riep een van hen: "Wat moet die burger hier?" "Gaat je geen reet aan," zei de piloot, "ik ben van de marine, heb niks met jullie te maken." Even later zweefden we over de ei landen, die er eigenlijk niet meer waren. Nog altijd zater er mensen op de daken met wapperende lakens. Een enkele, schamele rubberboot trachtte hulp te bieden. Er wa ren hier en daar wat hogere terreinen, waar mensen opeengedrongen zaten. De piloot: "Ze glijden vaak van de daken, als ze niet zo slim geweest zijn de pannen eraf te halen. Dan glijden ze in dat ijskoude water; ik heb gehoord dat er in Zierikzee - wat hoger en dus wat droger - veel met longontsteking liggen. Hulp? Dat begint nu toch pas man!" Hij had gelijk, nu pas ging het waarschijn lijk tot Den Haag doordringen dat er hulp, veel hulp moest komen. De marineman zet te me af op een droog dijkje, aan de rand van Zierikzee. "Ik kom je straks om half vijf, vijf uur halen," zei hij. Hij kwam niet, maar daarover later. Ik liep de stad in. Een stad zonder water en elektriciteit. Geen tele foonverbindingen. |P HET stadhuis brandde licht, want er was een noodaggregaat. In de smalle straten liepen klagelijk loeiende koei en, buiten de stad dreven veel dode koeien. Terug naar het stadhuis. De burgemeester, een jonkheer huppeldepup, zat totaal in de war in een luie stoel. Van enige leiding was nauwelijks sprake. Nu kon je zien hoe auto- Grote gebieden blank door dijkbreuken EXTRA EDITIE Nationale itil thulen bij llontenia* 32-'J- rorlijn lij Moerdijk -a*--~'A- £££~:Tieiitnllnn milliocnen schade geraamd Ministerraad vergadert Maandagmorgen sHsLïï: SPOORLIJN EN WEG BIJ DE V;MOERDIJK WEGGESPOELD H'r, '.Ijl. l'L.lhr K.' AANTAL DODEN Overstroming 1953 NEDERLAND Noordzee WBfê m Rotterdam Werkzaamheden duurden van 1954 tot 1997 ■r Gre) l— Sl.r. Zandkreekdam Oesterdam Markiezaatskade Bathse Spuikanaal en Spuisluïs-J Hei PAROOL vrijdag 24 januari 2003

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 3