Australië en de Watersnood 1953 Een dode in Maassluis en dat was onze buurvrouw Jansie Herdenking Watersnoodramp 1953 liet besiiiettin^gevaai' liet liesmettiiigsgevaai* MAASSLUISE COURANT öïsciaSa Pagina 5 Deze foto werd. medio februari 1953 gemaakt in Adelaide, Australië. Foto: Rinus van de Ree) sprong, die uit zijn voegen ging en wij, ik hangend aan zijn staart, naar buiten vlogen en toen heb ik het paard tot bedaren gekregen. Toen door de Piet Heinstraat terug om vrouw Rietdijk te waarschuwen die in een alkoof lag te slapen. Eerst moest ik nog twee vloedplanken optillen die in de weg lagen, ze wa ren loodzwaar, toch weg gekregen. Ongekende krachten kwamen in me boven! Bij de familie Rietdijk aangebeld en gebonkt en eindelijk kwam ze aan de deur, ze stond tot haar navel in het water. Als ik haar toen niet had gewekt, was ze ver dronken. Ze is me altijd dankbaar gebleven. Eerst langs huis om te laten zien dat ik het paard had en ben toen al ploe terend en zwoegend tegen de stro ming op de Stationsweg beland en vandaar naar het Politiebureau ge gaan om te vragen of ze onderdak wisten voor mijn paard maar nee want de Buisboer en Chardon wa ren ook al met hun vee naar Maas land gegaan en in Maassluis was niets. Heel toevallig kwam ik onze latere buurman Kees van Dijk tegen en die vroeg waar ik met het paard naartoe ging. Ik wist het niet meer, maar hij zei: 'Kom maar mee dan zetten we hem zolang in onze werk plaats.' Zo gezegd, zo gedaan. Het paard vastgezet aan de vlakbank, zaagsel gestrooid en hem droogge- wreven. Weer terug naar het Poli tiebureau en daar heb ik droge kle ren gekregen en koffie en brood. Op het bureau kwam een melding bin nen dat het op de Wip kritiek werd. Ik ben toen ook gaan kijken. Het heeft toen heel weinig gescheeld of half Nederland was die nacht on dergelopen. 's Morgens om 10 uur ben ik naar huis gegaan. Wat ik daar zag, 't was zo erg, het is eigenlijk met geen pen te beschrijven. Zo erg! El de rest hoor je wel van de ande ren. Dit was mijn verhaal van de Ramp nacht van 31 jan./1 febr. 1953. Je broer Flip Herinneringen van je toen 11-jarige broertje Sjaak Wat eraan voorafging 1952, ik had er helemaal geen erg in dat mijn moeder zwanger was. Op de achtste november was ik sa men met mijn vriendjes aan het spe len in het keldertje onder de keu ken. Het was een keldertje waar wij niet rechtop konden staan, maar dat mocht de pret niet drukken. Ik weet nog dat er tegen me gezegd werd dat ik er weer een zusje bij had. Een schatje, vond ik. Zij groei de op tussen drie moeders, min stens. Drie maanden later gebeurde er iets op een zaterdag wat heel normaal was in die tijd van het jaar. Het was 31 januari 1953. Het stormde be hoorlijk en zoals gewoonlijk wer den er vloedplanken neergezet in de Taanstraat, voor aan de Fenacoliu- slaan, bij Van Luipen voor, en in de Havenstraat. Het water stond al snel tegen die planken aan, maar ja dat was ieder jaar wel een paar keer. Voor mij was er dus niets aan de hand, dacht ik. In het keldertje onder de keuken ging alles gewoon door. Wij waren die week op het idee gekomen om een expositie te maken van alle dingen die wij in de loop der jaren hadden gevonden aan de Maaskant. Wij waren die zaterdag druk in de weer om alles neer te zetten, natuurlijk werden daar veel sinaasappelkisten voor gebruikt zoals gewoonlijk. Dit toch even voor het verhaal van de watersnood. Zaterdagavond nor maal een van de gezelligste avon den thuis. Die avond Die avond was toch anders dan nor maal, de storm werd heviger en het water kwam steeds hoger, werd er verteld. Er was ook sprake van springtij. Mij werd altijd verteld dat de zon en de maan dan aan dezelf de kant van de aarde staan en dat bij normale vloed het water zeker een halve meter hoger kon komen dan normaal. Er was dus best een beet je onrust in huize Van 't Wout. Voor mij spannend hoor, ik mocht gaan kijken bij de vloedplanken. Heel indrukwekkend omdat het zo hard stormde, zo laat op de avond was en dat het water al zo hoog stond. Pa zei in eerste instantie dat het wel mee zou vallen. Dus rond een uur of elf naar bed, op de zolder, maar van slapen kwam natuurlijk niets, de storm gierde rond het huis en vanuit het dakraam kon je zien dat het water, achter de muurtjes bij de gasfabriek en in de tuin van zeilmaker Wakker, steeds hoger werd. Om een uur of halftwaalf kwam de melkboer meneer De Heer vragen om te komen helpen want het water stroomde zijn huis in, een raar ge zicht hoor want hoe kon dat water daar nou komen? Achteraf logisch want een vloedplank die voor een poort aan de haven stond was over gestroomd. Niemand in ons huis was op het idee gekomen dat het water ook wel eens bij ons in huis kon komen. Paniek op de Fenacoliuslaan, het water kwam steeds hoger tegen de vloedplanken te staan, er moesten zandzakken op gelegd worden. Het water liep op dat moment door de winkel van meneer De Heer naar buiten, hoe gek het ook klinkt maar het was best een leuk gezicht, het leek net een waterval want er was een trapje voor de deur van de win kel en daar stroomde het water af. Een volgend gevaar deed zich voor, het muurtje voor de gasfabriek stond te wankelen, dus werd deze zo goed als het kon ondersteund. Het water kwam nog hoger on danks dat het stilstandtij moest zijn op dat moment. Ineens gebeurde het, de planken in de Havenstraat liepen over en even later bezweken ze. Het water kon nu de laan in. Paniek in huize Van 't Wout, alles moest hoog worden gezet want het water kon wel eens in huis komen. Pa begon eraan, maar op dat mo ment braken de vloedplanken en viel het muurtje om. Weer paniek in huize Van 't Wout. Het paard stond nog in de stal ach ter in de Stationsstraatje broer Flip ging de deur uit door het water om het paard uit de stal te redden. Even later stak ik mijn hoofd weer door het dakraam en wat ik toen zag zal ik mijn leven lang nooit meer ver geten. De vloedstromen die ontstonden door het bezwijken van die vloed planken in de Taanstraat en voor aan de Fenacoliuslaan kwamen vlak voor ons huis tegen elkaar aan en er ontstond daardoor een kol kende watermassa die hoger was dan de dakgoot van ons huis. Eng hoor!! Ik weet nog dat ik weer mijn bed in dook en voor het eerst van mijn le ven heb ik toen echt een gebedje ge daan voor alle mensen die ik kende en voor Flip. Waar jij 'Elly' op dat moment was dat weet ik eigenlijk niet. Ik geloof tussen mijn zussen Gerda en Jopie in. Het water stroomde rond ons huis weet ik nog, en toen ik even naar be neden ging om te kijken hoe het daar was stond het nog niet in de ka mer, maar dat duurde niet lang want het kwam snel onder de deuren door en door de roostertjes van de kelder. Langzaam stroomde ons huis vol tot zo'n een meter zestig bleek later. Je vader was toen voor mij een gro te held want terwijl het water steeds hoger in huis kwam te staan liep hij nog van alles te redden, kleding uit de hangkast en de bedstee en weet ik wat al niet meer. Op een gegeven moment weet ik nog dat hij het opgaf en naar boven kwam in zijn natte lange jaeger on derbroek, ook toen was hij voor mij nog een held. De Nacht Slapen maar, was zijn advies, er is toch niets meer aan te doen. Nou van slapen kwam niet zoveel omdat er een vloedplank tegen de buiten muur aan beukte en de storm nog steeds gierde rond het dak, en mijn gedachten waren ook bij Flip. Waar zou die zijn? Op 1 februari 1953 was ik als vier de stuurman aan boord van het stoomschip Amerskerk onderweg naar Australië. We voeren nabij de Cocoseilanden op weg naar Fre- mantle door een staartje van een orkaan. Orkanen aan de NW-kust van Australië worden ter plaatse 'Willy-willies' genoemd. Deze storm stond overigens in geen en kele relatie met de storm die West- Europa teisterde. Behoudens lichte schade aan een zware laadboom, zware spier geheten, zijn we er goed doorheen gekomen. De vol gende dag lazen we in 'hetANP- nieuws' dat het noodweer in Euro- Na een hele lange nacht begon jij 'Elly' toch een beetje honger te krij gen, Ma en Joop naar beneden, maar na een trede of tien kon ze niet verder, het water stond nog in huis. Wie er toen de babyvoeding gepakt heeft weet ik niet meer maar dat kan je wel aan de rest van je familie vragen. Wat ik wel weet is datje de fles hebt gehad bestaande uit poe der, water uit de kraan en koffie melk. Nou een sterke meid hoor, volgens mij heb je het opgedronken en er niets van overgehouden. Ook wij hebben gegeten, krenten bollen. Iedere zondagmorgen aten wij thuis krentenbollen. Deze zon dagmorgen dus ook, alleen met één verschil: deze keer dreven die door de kamer in een zak, en er zat geen 'beste boter' op. De redding Op een gegeven moment werd er van buiten geroepen dat wij het hiiis uit moesten en dat er een sloep voor de deur lag. Iedereen is toen in de boot geholpen en naar de Stations weg gevaren. Daar stonden wij dan met z'n allen, koud, veel wind en het sneeuwde, natte sneeuw ook dat zal ik nooit vergeten. Waar nu naartoe? Naar Ome Leen en Tante Marie Stigter in de Wagenstraat, een hele omweg door die kou. Waar iedereen toen is ondergebracht om te slapen en zo, weet ik ook niet meer. Alleen weet ik nog dat ik naar de fa milie Admiraal buren van de Stig- ters) moest om te slapen. Best leuk hoor voor een paar dagen met vier jongens op een slaapkamer. Jaap Stigter, de twee Admiraaltjes en ik.) Hoe was het met Flip gegaan die nacht? Nou wat ik weet is dat hij het paard door het water naar de Stationsweg heeft geleid en naar het politiebu reau is gelopen. Waar het paard ge bleven is weet ik niet maar dat kan je beter aan Flip zelf vragen en ook hoe hij die nacht heeft beleefd. Zondagmiddag gingen wij even kij ken hoe het bij de Fenacoliuslaan was. Het was koud en het sneeuw de nog steeds en er stond nog steeds een behoorlijk koude wind. Boven aan de dijk aangekomen was het niet om aan te zien. De hele laan leek meer op een rivier, voor Ma een aanblik die ze samen met die koude wind niet meer aankon en daar ging ze onderuit, flauwgeval len. Maandag 2 februari 1953 De storm was gaan liggen en het water was weer weg uit de straten. Door die vloedgolf waar ik eerder over verteld heb, was er een put ge slagen in de straat van zeker 2 me ter diep en 10 meter breed. Kun je nagaan wat een vloedgolf het geweest moest zijn! Een ongeluk was dat mijn school achter de dijk stond, in de Rei ne straat, dus ik moest naar school. Veel liever was ik naar huis gegaan om te helpen, want wat een mod- dertroep was het overal. De winkel zag er niet uit en de kamer leek meer op een puinhoop waar modder over gespoten was. Dus er was maar een remedie, alles uit huis halen, schoonspuiten met water. Ook de vloeren moesten schoongespoten worden. Wat een troep! Wat een troep! Niet te gelo ven. Hoe lang die opruimactie heeft geduurd moet je maar aan Flip en Gerda vragen, voor mijn gevoel erg lang. Het leven bovendijks in Maassluis kwam weer langzaam op gang, maar wat ik er wel aan over gehouden heb is de ervaring dat het niet meeviel om met twee grote ge zinnen samen in een huis te moeten leven. Vooral tijdens het eten was er pa was. De nieuwsvoorziening in die dagen was zeer beperkt, de in houd van het nieuws kon net op een A4'tje. De tekst werd in morsete kens uitgezonden door Schevenin- gen Radio en opgevangen door de marconist. De verbinding met het thuisfront vond plaats door middel van brieven. In noodgevallen stuurden we een telegram. Zo ook op 2 fe bruari 1953. Ik stuurde een te legram naar mijn verloofde die op het Hoofd woonde. De telegram besteller heeft altijd wat, maar dat hebben we ook overleefd. Het water in de kelder is wat langer blijven staan, dus had ik geen idee hoe het met onze exposi tie, in het keldertje onder de keu ken, van de gevonden voorwerpen was, maar na een week of twee kon den wij er eindelijk in. Nou ik kan je vertellen dat er haast niet meer van over was. Jammer vooral voor Huib de Geus omdat hij voor het eerst mee mocht doen met ons en heel zijn verzameling schel pen verloren was gegaan. Het keldertje hebben wijzelf schoongemaakt, hoe lang al die schoonmaak activiteiten hebben geduurd weet ik niet, maar op een bepaald moment zijn we weer thuis gaan wonen en alles leek weer het zelfde. Alleen was er een grote stoel waarvan een leuning gebroken was door al het gesjouw en zo. Deze stoel werd de 'Flying Enterprise' genoemd naar het schip dat een jaar hiervoor was vergaan voor de kust van Engeland. Vlak na de water snood werd er een inzameling ge houden door de gezamenlijke om roepen onder de naam 'Beurzen open, Dijken dicht' door Johan Bo degraven. Er werd veel geld ingeza meld voor de slachtoffers van de ramp. Maanden later Op een gegeven dag kwam er een man de winkel binnen. Natuurlijk werd er aan die man gevraagd: 'Wat blieft u?' Ik ben van het Rampen fonds en ik kom de schade opne men die u geleden heeft door de wa tersnood. Wat ik me hiervan nog kan herinneren is dat Ma vond dat wij nauwelijks schade hadden gele den, behalve dat de winkel dagen niet open was geweest. Die ram penfondsman is toen maar zelf door het huis gaan lopen en heeft het een en ander gevraagd en opgeschre- veel moeite moeten doen om het te legram van de Noordvliet naar het Hoofd te brengen. Mijn verloofde wilde natuurlijk antwoorden en is geruime tijd bezig geweest om van het Hoofd naar het postkantoor op de Noordvliet te komen. Alleen een meter water in huis. Dat was op het Hoofd nog niet eerder gebeurd. Toen we in Australië aankwamen bleek dat niet alleen Nederland maar ook delen van Engeland en Duitsland waren getroffen. Er werd al gecollecteerd onder de slogan 'Victorian Appeal Flood Relief PURSES OPEN, DYKES CLO SED. Op de foto is de trailer te zien waar mee men in de havens langs de bui tenlandse schepen ging. Rinus van de Ree ven. Zo kwam hij langs de bewuste grote stoel en vroeg aan Ma wat dit voorstelde, waarop zij de man ant woordde dat dit de 'Flying Enterp rise' was. De rampenfondsman vroeg hoe het was gekomen dat die leuning gebroken was, waarop Ma antwoordde dat dit gekomen was door al dat gesjouw tijdens en na de watersnood. De rampenfondsman heeft toen maar aan Ma uiteengezet dat hij nou juist kwam voor dit soort scha de. Na het hele huis te hebben door gelopen kwam de rampenfonds man aan met een glazen bol met een uitholling daarin en vroeg aan Ma waar de piano of vleugel had ge staan. Nergens natuurlijk zei Ma waarna de rampenfondsman vertel de dat dit soort glazen bollen ge bruikt werden om onder de wieltjes van de piano te zetten. Uit ervaring vertelde hij dat er mensen waren die rustig opgaven dat zij een piano of een vleugel hadden en daar ook een vergoeding voor vroegen, zonder dat zij ooit een piano hadden beze ten. Wat Pa en Ma gekregen hebben weet ik niet meer, maar rijk zijn zij er zeker niet van geworden. Lieve Elly dit is mijn verhaal over de watersnood zoals ik het heb be leefd in die tijd. Een paar voorval len vergeet ik mijn leven niet meer. Als eerste die vloedgolf en ten twee de hoe het er soms aan toeging aan de tafel bij de Stigters. Ik hoop dat je nu een indruk hebt van die natuurramp die ik als 11-ja rig jongetje heb meebeleefd. Ook de ervaring op 24 december in het zelfde jaar zal ik niet snel vergeten. Weer stormde het. Weer stond het water hoog tegen de vloedplanken aan, maar er was één geluk: het was geen springtij! Veel liefs Sjaak De burgemeester van Maassluis brengt, niet het oog op onder de aandacht van de burgerij, dat het dringend noodzakelijk is het DRINKWATER TE KOKEN. Nadere mededelingen omtrent het beschikbaarstellen van water zullen volgen. De burgemeester voornoemd, Mr. P. A. Schwartz Maassluis, 1 Februari 1953 Twee pamfletten over de drinkwatervoorziening in Maassluis van 1 en 2 februari 1953. De burgemeester van Maassluis maakt, met het oog op aan de burgerij bekend 1. dat van gemeentewege DRINKWATER wordt beschikbaar gesteld; 2. dat nadere mededelingen omtrent het afhalen van drinkwater door middel van de GELUIDSWAGEN bekend worden gemaakt 3. dat het in het belang van de volksgezondheid VERBODEN IS VOOR DE CONSUMPTIE ANDER WATER TE GEBRUIKEN dan het water, dat van gemeentewege beschikbaar wordt gesteld. De burgemeester van Maassluis, Mr. P. A. Schwartz Maassluis, 2 Februari 1953 1 1 februari 1953 Negen jaar was ik en we woonden toen op Zandpad nummer 8. Hoog water was het regelmatig en dan holden wij, kinderen, van de Taan straat naar de Zure Vissteeg en van daar weer naar de Havenstraat. We keken toe hoe de vloedplanken ge zet werden en als er water doorheen kwam legden ze er zandzakken te genaan. De opzichters in hun lange leren jassen hielden het goed in de gaten. De avond voor de rampnacht was er spanning, mijn moeder sprak met tante Willie (onze buur vrouw Koffeman): 'Meid, het is al weer een plank hoger, als dat maar Aan de andere kant naast ons woon den twee oude mensen. Ze waren neef en nicht. We noemden hen Ouwe Jansie (Van der End) en Ouwe Leen (Van der Bend). Ouwe Jansie (14-8-1883) was ziek en lag op een bed van de kruisvereniging. Toen het water de straat in kwam, is mijn vader gaan vragen of hij haar naar boven kon helpen. Zij wilde dat niet en zei dat als het water de kamer in zou komen, ze zelf wel naar boven zou gaan. Mijn moeder en tante Willie hebben toen samen haar spulletjes wat hoger gezet en het vloerkleed opgerold, 's Nachts kwam het water ons huis binnen. Mijn zus Co ging nog twee keer naar beneden door het water, om nog wat waardevolle spullen te ha len. Mijn broer Maarten en ik zorg den voor wat licht door om de beurt de knijpkat te bedienen. Dat was geen gemakkelijk klusje. Mijn moeder liep angstig heen en weer en zei af en toe: 'Het is al weer een tree gestegen. We hoorden buurman Ouwe Leen roepen door de nacht: 'We verdrinken, we verdrinken. Maar we dachten dat onze buren, net als wij, bei den op zolder za ten, en dat Leen dit riep uit angst. Toen het licht werd hoorden we buiten roepen. Toen we naar buiten keken za gen we de familie Van der Pijl door het water lopen en ze riepen: 'Ons huis stort in.' Er was al een muur aan de tuin kant omgevallen. Aan de overkant zag ik de vader van mijn vriend innetje Jorijn de po legen uit het raam, wij deden hetzelfde. Toen het water eenmaal gezakt was tot onze hoge stoep, ging mijn vader pools hoogte nemen bij de buren. Daar vond hij Ouwe Jansie, dood, in het water, waarschijnlijk was ze onwel Vloedplanken bij de Taanstraat, hier nog zonder zandzc (Foto: Archief HVM) geworden toen ze de trap op wilde gaan, op de vlucht voor het wassen de water. Mijn vader haalde Ouwe Leen van de zolder en nam hem op zijn rug, hij liep zo door het water de straat uit. Ik zie Leen's pet nog afwaaien. Mijn vader bracht de oude baas naar het stadhuis, boven aan de Hoog straat. Eenmaal daar ontstak mijn vader in grote woede. De ge meenteraadsle den zaten daar namelijk prins heerlijk aan de koffie. Mijn va der zei: 'Hadden jullie niet een bootje langs kun nen sturen om te kijken of er men sen in nood wa ren?' Uiteindelijk zijn we met het hele gezin met een boot naar de dijk gevaren. Daar vandaan ging het naar de Jokweg, daar werden we opgevangen door mevrouw Peterse van de Van der Horststraat 2 en daar zijn we ook 's nachts geble ven. We luisterden er naar de radio die de hele dag be richten gaf over de ramp en alle doden. Tot mijn moeder op een gegeven moment zei: 'Mag hij uit, ik word er naar Suze Gerdes-Degeling, 59 jaar

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 3