Stormvloedkering nog steeds ijkpunt Veiligheid heeft nu eenmaal bijwerkingen Spin-off van de Deltawerken Oosterscheldekering, 26 februari 2002. foto Marijke Folkertsma Voor de aanleg van bruggen, wegen en tunnels maken ingenieurs nog steeds gebruik van kennis die is opgedaan bij het ontwerpen en bouwen van de Oosterscheldekering. Peinzen over milieu effecten en het maken van risico-analyses, vóór die tijd nog niet algemeen toegepast, bepalen sindsdien hun werkwijze. Maar Nederland heeft kansen laten liggen. Met de aanleg van de Deltawerken zou Nederland de wereld op wa- tertechnisch gebied gaan veroveren, was de verwachting. Behalve het creë ren van veiligheid zou de aanleg van de Deltawerken, met name de Ooster scheldekering, het land een nieuw ex portproduct geven. Maar zestien jaar na het officieel in gebruik nemen van de kering blijkt dat het project materieel gezien geen spin-off heeft opgeleverd. De meeste speciaal ontworpen en gebouwde vaartuigen zijn op de schroothoop te recht gekomen. „Ze waren zo specifiek ontworpen voor de werkzaamheden in de Ooster- schelde, dat niemand er iets mee kon", zegt Tjebbe Visser, destijds hoofd van de werken in de Oosterscheldemon- ding. „Daarentegen zou de storm vloedkering in de Nieuwe Waterweg nooit zijn aangelegd, als de Ooster scheldekering niet was gebouwd. Als je het zo bekijkt is de Maeslantkering wel een vorm van materiële spin-off." „Toch zijn alle kansen nog lang niet benut", vindt directeur Jan Stuip van het Civiel Technisch Cefflm Uitvoe ring Research en Regelgeving (CUR) in Gouda. Destijds gaf hij leiding aan het onderzoek in de projectgroep Oos- terschelde. Het CUR spitst zich toe op het ontwikkelen van civiel-techni- sche kennis, het vastleggen van nieu we kennis en ervaring en draagt er zorg voor dat de nieuwe kennis mag en kan worden toegepast. In 1993 is hij benoemd tot bijzonder hoogleraar technologiebeleid aan de Technische Universiteit Eindhoven. Netwerk Zowel Visser als Stuip benadrukken dat de kennis die tijdens ontwerp en aanleg van de Deltawerken is opge daan, veel belangrijker is dan het niet kunnen verkopen van machines. Be halve een netwerk van technisch spe cialisten, hebben de Deltawerken gezorgd voor een ware technologie- sprong en -transfer, stellen beide in genieurs. Visser: „Sinds de bouw van de storm vloedkering Oosterschelde is het ge meengoed geworden om rekening te houden met het milieu. De spin-off van de Oosterscheldekering begint bij de verandering van de attitude: het durven denken op een schaal die tot dan toe onbekend was. Revolutionair toen was dat ruimte ontstond voor het besef dat de natuur zijn eisen stelt. De durf van Nederland om de natuur te handhaven, heeft uitstraling gehad naar andere landen." Rijkswaterstaat heeft sindsdien mi lieudeskundigen in dienst. „Het feit dat bij de aanleg van grote projecten nu een milieu effect rapportage moet worden ingediend, is'mede een gevolg van de aanleg van de Oosterschel dekering." De gedachte om op heel grote schaal onderdelen te prefabriceren in zee was eveneens gedurfd. Daarna is het herhaaldelijk gebeurd. „Bij tal van projecten is gebruik gemaakt van de kennis die is opgedaan bij de bouw van de Oosterscheldekering. Voor beelden daarvan zijn: de verbindings weg tussen Bahrein en Saudië-Ara- bië, de brug over de Grote Belt in Denemarken en de brug naar Prince Edward Island in Canada." Van de Deltawerken is volgens Visser een enorme stimulans uitgegaan en dat heeft veel bedrijven geen windeie ren gelegd. „Overal ter wereld helpen Nederlanders mee met het ontwerpen en bouwen van waterstaatkundige projecten, van Bangladesh tot in St.- Petersburg, van China tot in Polen." De wijze van ontwerpen en bouwen van de Oosterscheldekering (de pro babilistische aanpak) heeft nationaal en internationaal grote invloed ge had. Visser: „Hoe werd de hoogte van dijken tot dan toe berekend? Men keek naar wat ooit de hoogste waterstand was geweest en telde daar 20 centime ter bij op. Bij de Oosterscheldekering is voor het eerst gebruik gemaakt van risicobeschouwingen, kans- en waar schijnlijkheidsberekeningen." Uitgangspunt Stuip: „De aanpak houdt rekening met onzekerheden en het eigenzinni ge karakter van natuur en materialen. Met behulp daarvan komt een even wichtig ontwerp tot stand, waarbij niet alle risico's tot elke prijs worden voorkomen. Het is de afweging van hoeveel veiligheid je tegen welke prijs wilt realiseren. Honderd procent vei ligheid, als je dat al zou kunnen bepa len, is onbetaalbaar." Na het officieel in gebruik nemen van de stormvloedkering is die aanpak uitgangspunt geworden bij andere grote civiel-technische ontwerpen. Ook in andere vakgebieden, zoals ver voer van gevaarlijke stoffen, rivier- dijkversterking en offshore-construc ties passen ontwerpers de methode toe. Behalve die specifieke aanpak, gebruiken ingenieurs over de hele we reld nog de technieken die bij de aan leg van de Deltawerken zijn ontwik keld. „De manier om zeer grote bouwcom- ponenten, zoals pijlers, op exact de juiste plaats neer te zetten, stamt uit de tijd van de Oosterscheldekering", vertelt Stuip. Die techniek kan vol gens hem in de toekomst ook van dienst zijn bij de bouw van grote over spanningen op het land, zoals mag- neetbanen en bouwen over bestaande bebouwing heen (dubbel grondge bruik). De offshore-industrie maakt nog steeds gebruik van de kennis die is op gedaan over het dynamisch gedrag van ondergrond. De techniek om door middel van naalden de ondergrond te verdichten en dus te verstevigen, wordt nog steeds toegepast. Het ontwikkelen van de matten die onder de pijlers in de Oosterschelde liggen heeft kennis opgeleverd over geavanceerde geotextielen. „De fun- deringsmatten zijn gevuld met ver schillende soorten grind. De filterre- gels die toen zijn ontwikkeld, worden nu nog toegepast bij de aanleg van bij voorbeeld natuurvriendelijke oe vers." De kennis over hoe beton zich ge draagt onder bepaalde omstandighe den in zeewater, is gebruikt bij het on derhoud van de pier in Scheveningen en bij de nieuwe sluizen van IJmui- den. De immateriële spin-off, het toe passen en verder ontwikkelen van opgedane kennis en ervaring, is in te genstelling tot de materiële wel groot. En dan hebben we het nog niet over de invloed op het onderwijs en onder zoek aan bijvoorbeeld Technische Universiteiten." Milieu is zo'n belangrijk item gewor den, dat in deze tijd de Oosterschel dekering waarschijnlijk niet meer zou zijn gebouwd, denkt Stuip. „Toen was er de keuze tussen afsluiten van de Oosterschelde, de aanleg van een stormvloedkering of dijken verhogen en de Oosterschelde open houden. Misschien zou nu worden gekozen voor dijkverhoging." Jeffrey Kuiterink Goede Vrijdag 1987. Het belooft een prachtig weekeinde te worden. Op deze aangename voorjaarsavond hebben zich op de Philipsdam in wording een paar honderd belangstellenden verzameld om de sluiting van de laatste Deltadam mee te maken. Bulldozers brengen grommend het door pijpleidingen aangevoerde zand op de juiste plaats in het sluitgat. Enkele tientallen durfallen verdringen elkaar om de eerste te kunnen zijn die over de bijna boven water gekomen dam naar de overkant loopt. Rinus Boon, hoofd compartimenteringswerken van Rijkswaterstaat Deltadienst, ziet al die drukte geamuseerd aan. Hij heeft zich verzekerd van de beste plek: op de voorplecht van een vlet kan hij de finale van de Deltawerken uitstekend volgen. Nu nog even die dam afmaken en het karwei zit erop. Zestien jaar later blijken de Deltawerken nog lang niet klaarte zijn. Qua veiligheid valt weinig aan te merken op de reeks afdammingen die in Zeeland in 1960 begon met de sluiting van de dam door de Zandkreek en in 1987 eindigde met de voltooiing van de Philipsdam. De laatste jaren is evenwel het inzicht ontstaan dat de manier waarop het Deltagebied beveiligd is, ook nadelen heeft. De Deltawateren zijn door al die dammen in van elkaar gescheiden bekkens veranderd. Dat leidt tot moeilijkheden met de afvoer van rivierwater naar zee en de opeenhoping van voedingstoffen in sommige van die bekkens veroorzaakt milieuproblemen. De oplossing lij kt - met inachtneming van de veiligheid - weer een verbinding tot stand te brengen tussen de Deltabekkens. Daardoor kan het rivierwater in tijden van hoge afvoeren makkelijker weg en kunnen voedingsstoffen over een groter gebied worden verspreid. Er moeten dus gaten in de Philipsdam komen. Deze gedachte lijkt Boon (61, tegenwoordig adviseur bij Rijkswaterstaat in Zeeland) niet te deren. „Ik wil niet zeggen dat het me niks doet, maar het is al lang geleden. Redenen voor de aanleg van de compartimenteringsdammen waren: een getijloze doorvaart op de Schelde- Rijnverbinding, de zoetwatervoorziening voor de landbouw en het verkleinen van de- komberging in de Oosterschelde. Als de zoetwaterlobby niet zo groot was geweest, was het verstandiger geweest het geld van de v: ViiiS Jiï WiK.ri" - Rinus Boon: „De kering afbreken zou me meer hartzeer geven dan gaten maken in de compartimen teringsdammen foto Lex de Meester compartimenteringsdammen in een grotere doorstroomopening van de stormvloedkering te stoppen." Dan was, door een groter getijverschil, het afkalven van schorren en slikken en het vollopen van de geulen in de Oosterschelde (de beruchte zandhonger), minder erg geweest. Een groter getijverschil - Boon vindt het prachtig. „De Oosterschelde is uit zijn evenwicht. Hoe dichter je hem weer bij dat evenwicht brengt, hoe beter het is." Hij zegt dat destijds wel problemen met het Oosterscheldesysteem waren voorzien. „Dat hét zo erg zou zijn, hadden we niet gedacht. We verwachtten ook dat het water van de Rijn rond 2000 beter zou zijn, dat valt tegen. De waterkwaliteit van Mark en Dintel valt ook tegen." Het poreus maken van de Deltadam men biedt volgens Boon onvoldoende soelaas. „Je moet flink wat doen, wil het effect hebben." Wel afblijven van de stormvloedkering, onderstreept hijBoon heeft daar, voor hij hoofd compartimenteringswerken werd, jarenlang aan gewerkt. De bodembescherming en de fundering van de pijlerdam waren zijn specialisme. „Een zanddam doorbaggeren - nou vooruit. Of een doorlaatmiddel maken - allez. Maar de kering afbreken zou me meer hartzeer geven dan gaten maken in de compartimenteringsdammen. Daar ligt 15 jaar werk en we hebben flink wat zwarte sneeuw gezien. Ik vind het een mooi, imposant ding. Er zijn bijwerkingen - die hebben medicijnen ook en die staan lang niet altijd op de bijsluiter. Je kiest voor veiligheid en accepteert de bi j verschij nselen. Ook sleutelen aan de kering - bijvoorbeeld het 'polijsten' van de pijlers om de weerstand die het water ondervindt te verminderen - moet met veel beleid gebeuren, betoogt Boon. Hij is vooral beducht dat er iets met de fundering mis gaat en dat is, net als bij een huis, levensgevaarlijk. Bij een ruimere opening nemen de stroomsnelheden toe. Boon: „Daar zul je wel even naar moeten kijken. Het water vliegt er wel met een verschil van vijf meter doorheen. Je moet ook de sluitingsstrategie van de kering bekijken." Had het anders gemoeten? Met de kennis van nu zal iedereen 'ja' zeggen, veronderstelt Boon. „Maar hoe dan? De opgedane kennis wordt bij nieuwe projecten natuurlijk gebruikt. We zitten met de zeespiegelrijzing. Kunnen we over honderd jaar hier nog wonen? Bij de Deltawerken is uitgegaan van een stijging van 20 centimeter per eeuw. Nu wordt rekening gehouden met 60 centimeter. Dat is over duizend jaar wel zes meter. Ik ken de toekomst niet. Ik heb wel eens gezegd: als het zo doorgaat wordt de Westerschelde ook afgesloten." Groezelig Boon herinnert eraan dat bij het Deltaplan de veiligheid zonder meer voorop stond. :.De enige discussie was toch zout of zoet en niet zozeer van: zijn we wel goed bezig. Toen de milieumensen van de Deltadienst erbij kwamen was de Oosterscheldekering al een eind gevorderd. Ze hebben nog wel een belangrijke bijdrage kunnen geven aan de discussie zout/zoet." Hij is blij dat de Oosterschelde niet zoet is geworden. „Kijk naar het IJsselmeer, dat is niet zo fris als de Oosterschelde. Zoet water is groezeliger en je hebt veel last van muggen. Rinus Boon erkent volmondig dat het met de ontwikkeling van Krammer-Volkerak en Zoommeer fout is gelopen. De giftige blauwalgenproblemen waren niet voorzien. „Daar moet echt wat gebeuren. De Mark en Dintel saneren, de meren doorspoelen." Nu de roep om een Deltaplan-plus weerklinkt, moet Boon even een glimlach wegwerken. „Het is wel een omslag- Zeggen dat er weer verbindingen tussen de bekkens moeten komen, dat was twintig jaar geleden vloeken. We zijn wel eens achtervolgd als er één druppel zoet water door de Krammersluizen dreigde te komen." Rinus Antonisse cn Ben Jansen Als niet-Zeeuwse woonde ik, als meisje van acht jaar, samen met mijn ouders, twee zusjes en twee broertjes aan de Daalsedijkin Utrecht. Het leek ver weg van de grote watersnood maar dat ver anderde plotseling. Via het maatschappelijk werk. waar een vriendin van mijn moeder werkte, werd mijn ouders gevraagd of zij op vang konden verlenen aan een gezin van wie de moeder in een ziekenhuis was opgenomen. Daar hoefde niet lang over nagedacht te worden. Zo kwam de familie Boer uit Kerkwer- ve in ons leven. Het was een groot gezin en zij woonden op een boerderij. Me vrouw Boer was er slecht aan toe en werd verpleegd in één van de Utrechtse ziekenhuizen. Omdat heen en weer rei zen op één dag onmogelijk was kw am meneer Boer ieder weekend bij ons lo geren. Hi j kreeg onze slaapkamer en wij trokken 's avonds naar boven. We offerden ons niet op, we deden het ge woon. Van meneer Boer hoorden we ook de andere verhalen: hoe erg de overstro ming was, de vermissingen, de slacht offers. maar ook van de hulp die mas saal geboden werd. We zagen de zorgen, het verdriet, maar ook de dankbaar heid en we hadden plezier met elkaar. Gelukkig knapte mevrouw Boer lang zamerhand w:eer op en na verloop van tijd mocht ze naar huis voorzover dat er nog stond. Als mijn ouders later in Zee land kwamen gingen ze altijd even bij ze langs en is het contact nog lang in stand gebleven. A.A. Davidse-de Groot, Herveld-noord

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 6