RillMP Zeeuwen trokken hun gordijn dicht Ook in Engeland, ook in België, ook in... Het leed is van ons BN DeStem Vrijdag 24 januari 2003 De wereld mocht getuige zijn van alle cere monieel rond de uitvaart van Prins Claus, maar er was tenslotte een moment van intimiteit. Toen het lichaam van de prins de kelder van de Nieuwe Kerk in Delft was binnengedragen, wer den de gordijnen gesloten. De koninklijke familie wenste niet dat op dat uiterste ogenblik en op die plek vreemde ogen meekeken en zonderde zich af. Koningin Beatrix en haar meest nabij en hadden in de dagen na het overlijden van de prins groot medeleven ervaren en beseft dat er collectief werd gerouwd. Niettemin werd het werkelijke afscheid tot de kleine, eigen kring beperkt. En na de bijzet ting volgden weken van hofrouw; de koninklijke familie trad niet in de openbaarheid. In deze dagen van herdenking dringt de vergelijking zich op. Toen vijftig jaar geleden het zuidwesten van Ne derland werd getroffen door de wa tersnoodramp, keek en leefde de hele wereld mee. De mensen in het getrof fen gebied waren daarvoor zeer dank baar. Maar met dat medeleven en met alle massale hulp verschafte de bui tenwereld zich niet het recht getuige te zijn van de ultieme smart. De Zeeu wen wilden, toen de doden waren ge borgen of als onvindbaar te boek ge steld, geen toeschouwers meer. Zij trokken hun gordijn dicht en spraken niet. Of, in spaarzame bewoordingen, nog slechts met intimi. Ze gaven ge volg aan de natuurlijke neiging tot af zondering in een tijd van rouw. Als er iets bestaat als een Zeeuwse volksaard, dan is daarvan een ken merk de hang naar afzondering in tijden van rampspoed. De van oor sprong agrarisch-maritieme gemeen schap heeft het in de loop der tijden vele malen moeten hebben van eigen kracht en vele malen werd duidelijk hoe ontoereikend die was. Zo onstond in een tijdsbestek van eeuwen een mengvorm van vechtlust en deemoed. Men stelde zich teweer tegen de krachten van de natuur en wendde zich na opnieuw geleden verlies tot het Oppenvezen. De aanwezigheid van buitenstaanders wei-d aanvaard, maarniet verlangd. Toen, in de zwarte dagen van 1953, van heinde en verre hulp werd geboden, was daarvoor er- kentelijkheidmaar tegelijkertij d was Zeeuws-Vlaanderen er het besef dat de Zeeuwen in de zwaarste dagen na de eerste februari aan zichzelf overgeleverd waren. De grote handreikingen van elders kwa men pas nadat vooral mensen uit het eigen gewest talrijke levens hadden gered, maar ook vele malen hadden moeten falen. Gebeurtenissen als die van 1953 zijn in niet onbelangrijke mate bepalend geweest voor het denken van die hier wonen. De omstandigheid dat in tij den van grote nood de bevolking in eerste instantie altijd op zichzelf werd teruggeworpen, liet niet alleen litte kens achter, maar maakte ook sterker en deed het zelfbewustzijn groeien. Als het erop aankomt, zullen we het toch zelf moeten klaren, zo wordt op grond van ervaring gedacht. Het is niet zo vreemd dat, in het verlengde daarvan, de algemeen menselijke aandrift zich af te zonderen na gele den verlies, hier sterk ontwikkeld is. Eerder dan elders wordt in Zeeland het gordijn dichtgetrokken. Zo werd in het Zeeland van na de ramp het leed in zekere mate gemono poliseerd. In tijden van rust en con sensus was dat voor de buitenstaan der niet of nauwelijks waarneembaar. En de outsider mocht zich met Zee land bezighouden, als hij maar niet achter het gordijn probeerde te kij ken. Zolang de bemoeienis maar niet foto collectie Watersnoodmuseum Nieuwerkerk foto collectie Watersnoodmuseum raakte aan in dit gewest heersende ge voelens en gevoeligheden kon hij zijn gang gaan. Tevreden werd in Zeeland kennisgenomen van de aanvaarding van de Deltawet door de beide Ka mers der Staten Generaal in 1957 en 1958. Tevreden werd bezien hoe Rijkswaterstaat de Deltawerken voortvarend ter hand nam en daarmee aansloot bij de diepgewortelde hang naar veiligheid. De neiging het leed te monopoliseren zou pas later manifest worden. Toen eind j aren zestig en begin j aren zeven tig de milieubeweging en de vissers zich gingen verzetten tegen afsluiting van de laatste zeearm, de Oosterschel- de, trokken ze een nog lang niet ge heelde wond open. De voorstanders van afsluiting lieten zich leiden door een diepe emotie en konden maar heel moeilijk aanhoren hoe de behartigers van nog andere belangen dan alleen dat van de veiligheid een promimente rol in de discussie speelden. De toen malige hoofdredacteur van de PZC, G.A. de Kok, hoorde tot degenen die de voorstanders van een open Ooster- scheldeliefstbuitensloten. Zij hebben de doden niet hoeven begraven en zij hebben dus nauwelijks recht van spreken, zo redeneerde hij. De Kok was genoeg journalist om nieuws als nieuws te onderkennen en dus werden de openhouders ruimhar tig aan het woord gelaten, maar in de opinievorming werd veiligheid tot ge loofsartikel nummer één verheven. Wie verdriet had, mocht zeggen hoe het moest. En wie anders dacht, kon niet tot de verdrietigen worden gere kend en zou dus wel van buiten ko men. Zo werd in Zeeuwse kring gedacht. Toen op een zaterdag in no vember 19 7 4 de raden van de Zeeuwse gemeenten, de Provinciale Staten en de Waterschapsbesturen rond de Oos- terschelde bijeenkwamen, werd de opvatting dat het Deltaplan onver kort moest worden uitgevoerd breed gedragen. Bestuurlijk Zeeland liet iets van het zelfbewustzijn zien, zoals dat groeit bij aanvallen van buitenaf. Dat de vissersdie na de ramp een pro minente rol hadden gespeeld in het reddingswerk, door de afsluiting ern stig zouden worden benadeeld, was bij de prijs inbegrepen. Niets aan te doen. Ontpoldering Tientallen jaren later zou opnieuw een debat worden gevoerd waarbij een aantal deelnemers zich het leed toeëigende. Toen in 1996 werd gespro ken over ontpoldering, waarbij om wille van natuurcompensatie land moest worden teruggegeven aan de zee, werden authentieke en ook wel gemobiliseerde gevoelens in de strijd geworpen. Nog eens werden beelden van de ramp getoond en de discussie tussen ratio en emotie, waarbij zelfs het spreken van dialect als argument inde strijd werd geworpen, raakt? on vermijdelijk in een impasse. De ijve- raars voor ontpoldering hadden twee kernpunten niet goed begrepen. Om te beginnen heerste in het onderbewust zijn van veel Zeeuwen nog altijd het op de religie gebaseerde besef dat het water een metafoor is voor de dood, waarmee men speelt noch spot. En er was nog altijd, achter een gesloten gordijn, de rouw om het niet te meten verlies in 1953. De voorstanders van ontpoldering doorzagen dat niet. Ze Niet alleen Nederland krijgt in 1953 een stormvloed te verwerken. Ook België, Engeland en Duitsland liggen in de rampzone. Engeland telt 300 doden, België 22 en in Noord- Duitsland verdwijnen grote stukken land onder water. Daar staat de watersnood nog altijd bekend als de 'Hollandflut'. Opvallend: zes uur voor in argeloos slapend Nederland de eerste dijken breken, rijden in Engeland al politiewagens rond om de bevolking voor een dreigende ramp te waarschuwen. Volle maan, orkaanachtige winden en springvloed. Het weerstation van Dunstable geeft voor de Engelse oostkust een standaardstormwaarschuwing. Op de Ierse Zee slaat zaterdagmiddag 31 januari de Princess Victoria om, een veerboot van British Rail. Er verdrinken 132 mensen. Dat is alleen het begin van het drama. In Great Yarmouth, een vissersplaats aan de oost-Engelse kust, doet iedereen die avond wat hij gewoon is te doen. Naar de pub, naar de bioscoop of naar de danszaal. Het is pas om 10 uur hoogwater, maar om 8 uur zien een paar oplettende vissers al dat het water in de haven abnormaal hoog staat. Ze waarschuwen de gemeente. Een half uur latei- rijdt een politieauto met luidspreker door de laaggelegen wijken van Great Yarmouth om de bevolking te waarschuwen voor mogelijke overstromingen Veel bewoners verzamelen zich bij de hoog gelegen Haven Bridge om vandaar het spektakel van de aanstormende zee te bekijken. Een verslaggever van de lokale krant, de Yarmouth Mercury, beschrijft wat er dan gebeurt: ,,Ik zag de aanval van de zee komen. Er kwam een verschrikkelijke hoeveelheid water aanrollen, als de boeggolf van een reusachtig schip. Die overspoelde de brug en de Holland Pier aan de zuidkant van de haven. De uitkijk van de kustwacht op de kop van de pier werd op dat moment gegijzeld door de zee. Hij kon niet meer terug. Het was een aanval van drie kanten. In de bioscopen verschenen waarschuwingen op het scherm en de mensen repten zich naar huis. Over de zeeweringen spoelde het water de lage wijken binnen. Kort daarop viel de elektriciteit uit. Het water borrelde sluipend op uit riolen, toiletten en wastafels, maar binnen enkele minuten stond het anderhalve meter hoog. De rivier brak uit zijn dijken en overspoelde ons van de achterkant. Omdat verderop een dijk brak kwam het water ook met miljoen liters tegelijk door de moerassen aan de westkant. We waren omringd door water en binnen een half uur Watersnood in Engeland. waren alle verbindingen verbroken." Tex-wijl het water tegen de deuren bonkt, vluchten bewoners naar de zolder of naar het open dak. In een hooggelegen kroeg aan de haven verstoken veertig gestrande treinpassagiers bierkratten in de open haard om zich warm te houden. De kapitein van het lichtschip Cross Sands dat toevallig in de haven ligt, ontsteekt de machtige lichtbundel van zijn vaartuig en beschijnt een spookachtig decor. Op het station raakt een seinwachter gevangen in zijn seinhuisje. Hij zal er 21 uur vast zitten. In een straat met weekendhuisjes zonder bovenverdieping dreigen tientallen mensen te verdrinken. Brandweerman Frederick Sadd ziet het gevaar en gaat er wadend en zwemmend door het ijskoude water naar toe. Sadd:Ik vond er een vrouw en twee kinderen in een bed dat ronddreef in de woonkamer. Met de handen tegen het plafond probeerden ze het bed recht te houden." De boomlange brandweerman brengt die nacht zevenentwintig mensen in veiligheid.Voor zijn heroïsche reddingswerk krijgt hij later een koninklijke onderscheiding. De Engelse oostkust krijgt de eerste klap. Daar stijgt het water die nacht tot twee meter boven het normale hoogwaterpeil. Ruim 25.000 huizen gaan er onder water, 40.000 mensen worden geëvacueerd. De meeste dodelijke slachtoffers vallen in de houten weekendhuisjes langs de kust. In Nederland moet de Ramp dan nog beginnen. België Net als in Engeland overstromen in België vooral de kustplaatsen. In de laag gelegen delen van het overstroomde Oostende, een stad die op een zandbank is gebouwd, verdrinken tien inwoners. Stroomopwaarts de Westerschelde zorgt het opstuwingseffect voor drie dijkbreuken op de samenvloeiing van Rupel en Schelde, een plek die nog altijd De Bres heet, bij Zwijndrecht op de plek die bekend staat als Pijp Toebak en bij Zandvliet. Terwijl de kust zucht onder de storm, worden de Belgische Ardennen getroffen door een regelrechte sneeuwblizzard die bijna 48 uur duurt. Het resultaat is de dikste sneeuwlaag van de eeuw, bijna twee meter. Sommige dorpen zijn vijf dagen van de wereld afgesloten. In België zijn er deze weken nauwelijks activiteiten die herinneren aan 1953. Anno 2003 herdenken de Engelsen de watersnood wel, op hun eigen manier. In Sutton-on-Sea bijvoorbeeld, drie dagen lang, in een hotel. Het is een al lang tevoren volgeboekt weekend-arrangement voor overlevenden. Een reünie eigenlijk, voor 250 man, met op zaterdagavond een buffet met borrel en op zondagochtend een herdenkingsdienst in de nabijgelegen kerk. Paul de Schipper Bronnen: The Floods 1953, Colin Tooke, Great Yarmouth, 2002. The Independent, 1993 dachten dat alleen zakelijke argu menten telden en verloren, voorlopig, het dispuut. Heden wordt een keerpunt genomen. De getuigen van de ramp slinken in getal en de herinnering zal, na een korte opleving rond de aanstaande herdenking, vervagen. Daar komt bij dat met het verstrijken van de tijd de provincie steeds meer ingezetenen van buitenaf heeft begroet en die van daag zelfs via een actie verwelkomt. Zij vormen een ander, nieuw, Zeeuws collectief. Meer geseculariseerd, met minder herkenbare samenhang. En met minder hang naar monopolise ring. In de decennia die komen, zullen de emoties verder wegebben. Het jaar 1953 wordt een jaartal; geschiedenis. A.J. Snel Hierbij mijn herinneringen ongeveer twaalf jaar geleden opgeschreven. Nieuwerkerk, ik was toen dertien jaar. Gelukkig, het water steeg niet meer. Was dat omstreeks tien uur 's morgens? Ik weet het niet precies. Nu was het vol gens de 'groten' vloed, dus nog even en dan zou het gaan zakken. Het was geen vloed. Het bleek laagwa- ter en toen begon het pas. Eerst wilden we dat niet voor elkaar weten, we ont kenden het als iemand het zei. Dat ge beurde ook toen het water op de boven verdieping kwam. Dat heette eerste 'natte voeten', totdat het niet meer ont kend kon worden omdat het trapgat vol stond en het overal kwam. Toen gingen ook op zolder dingen om vallen. Dat geklots en dingen die om vielen of klapperden! Jaren later irri teerde het klapperen van touwen aan bouwsteigers nog. Het water steeg nog steeds. Je hoorde mensen om hulp roepen. Gegil. Stuk ken van daken kwamen langs. Je kon niet meer zien of het huis van deze of gene nog stond. Het leek allemaal an ders. We zagen huizen die we anders bij ons vandaan niet konden zien. Daar stond het huis van die en die, waar was dat nu? Moeder bad hardop voor ons allemaal. Er werd afgesproken in welke volgorde en wie wie zou helpen op het dak te klimmen als het huis instortte. Toen hebben we elkaar gedag gezegd. Ik vroeg me af of je het lang benauwd zou hebben als je verdronk. Langer dan drie minuten zou het toch niet zijn, en dan was ik bij God en bij Piet en Fie, die waren daar toch ook al. Ik vond het zie lig voor de anderen als wij er met z'n vijven ineens niet meer zouden zijn. Er werd niets meer gezegd. Ik zat gearmd met m'n moeder. Ineens geklots en gesnuif. Kwam erzo'n groot Zeeuws paard met z'n hoofd op een balk langs zwemmen. C.C.N. van der Graaf, Goes

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 4