Het verhaal van de Nieuw-Neuzenpolder
DE RAMP
Met de ogen
van een kind
BN DeStem
Vrijdag
24 januari 2003
j\^Joareere, zegt de man bij wie ik achterop de
fiets zit. We staan bovenaan de dijk bij Boe-
rengat. Hij is een norse man van weinig woor
den. Dat hij nu alle reden heeft een hogere
macht aan te roepen ziet de vijfjarige die ik dan
ben vanachter zijn rug.
Water zover je kijken kunt. Grauw klotst het
rónd het huis van David de Jonge, verderop
liggen de zeven steeën, een rijtje boerderijen,
voor anker in de oceaan. Want dat is de
ondergelopen Nieuw-Neuzenpolder in
kinderogen. Om het nog onwezenlijker te
maken rijdt middenin die zee een boer met
paard en wagen.
Zo ziet een kleuter het, begin februari 1953.
Het is een zwart-wit beeld, latei-
ingekleurd door verhalen.
Eerst het verhaal dat het in
Zeeuws-Vlaanderen reuze meeviel.
Hier zijn dan wel twaalf mensen
verdronken, verderop "veel" meer.
Die ene dode baby in de Nieuw-
Neuzenpolder verbleekt dus bij het
getal 1836.
Een heel ander verhaal is wat ik nu
rond de herdenking lees en hoor.
Ook in die ene polder aan de rand
van de ramp gebeurden dingen die
een kind toen niet mocht weten. Pas
nu lees ik dat de aangrenzende Lo-
venpolder, waar ik zelf woonde, bij
de tweede vloed op zondag 1 fe
bruari ook bijna was overstroomd.
Pas nu hoor ik de onthutsende ver
halen van ooggetuigen.
Van Tineke Den Hamer-Wolfert die
in de rampnacht op de ouderlijke
boerderij de golven over de dijk zag
rollen. Van Dirk van Doeselaar die
door borsthoog water waadde om
vrouw en kinderen in veiligheid te
brengen op de dijk bij Noordhoek.
Van Joost de Blaey die in een roei
boot zonder dollen door de polder
peddelde om te redden wat er te
x-edden viel.
Elf grote boerderijen, veertien hui
zen in het gehucht Noordhoek en
een stuk of wat verspreide wonin
gen telt de in 1816 bedijkte, bijna
vijfhonderd hectare grote Nieuw-
Neuzenpolder in 1953. En geen van
de bewoners is, ondanks de zware
storm die zaterdag 31 januari los
barst, bedacht op een dijkdoor
braak.
Niet normaal
Hoewel... De dan 17-jarige Tineke
Wolfert, oudste dochter van dijk
graaf Hendrik ('Eine') Wolfert, is er
niet gerust op. „Mijn vader was 's
avonds samen met opzichter Muller
op inspectie. De rest van de familie
ging naar bed, maar ik had toen
kennelijk al een raar voorgevoel. In
plaats van mijn zondagse kleren
had ik een broek en een trui klaar
gelegd. Dat was niet normaal."
Middenin de nacht wordt ze wakker
door het lawaai van de storm. „Ik
ga uit bed, kijk door het raam en ik
zie de witte schuimkoppen over de
dijk rollen, amper honderd meter
van ons vandaan. Water over de
dijk! Dat hadden we nog nooit ge
zien."
Pa Wolfert is dan nog niet thuis. Ti
neke besluit de andere gezinsleden
te wekken en met haar veertienjari
ge zus naar de schuur te gaan.
„Mijn moeder was ziek. Ik dacht:
We moeten iets voor die beesten
doen. Mijn vader had er jaren over
gedaan om een stal met mooi stam
boekvee te kweken. Maar wat moet
je als meisjes van 17 en 14? We heb
ben ze nog maar wat te vreten gege
ven." Het wordt een galgenmaal...
„Toen we terugkwamen uit de
schuur, stond er al een beetje water
op het erf. Iedereen moest naar bo
ven. Zelfs de hond die anders nooit
binnen kwam, stoof zo de trap op.
Even later kwam mijn vader terug
thuis, dat moet net voor de dijk
doorbraak zijn geweest. Toen zijn
we als een gek van alles naar boven
gaan sjouwen. Een pan soep, een
butagasstel, ik met van die grote
stoelen, de zoon van de opzichter
die er toevallig ook bij was nota be
ne met de Winkler Prins."
„Die jongen studeerde voor inge
nieur. Hij zegt: Je moet de deuren
tegen elkaar openzetten, dat ver
mindert de druk van het water op
het huis. Misschien heeft het gehol
pen. In ieder geval zwom door die
open deur ineens een varken naar
binnen. We hebben geprobeerd het
beest op de opkamer (de verhoging
boven de kelder, JJ) te lokken, maar
hij wilde niet, zwom weer naar bui
ten en is verdronken."
Zoals zoveel mensen in heel Zuid-
West Nederland, hoewel levend in
een put onder de zeespiegel die nu
volloopt, heeft Tineke Wolfert wei
nig besef van de kracht van het wa
ter. „Er was geen panische angst,
niet het idee dat dit levensbedrei
gend was."
Vuurtorentje
En toch zien ze als het langzaam
licht wordt vanaf de zolder een bi
zar tafereel. „We keken zo de Schel
de in, zagen de boten varen. Aan
weerskanten van de boerderij was
de dijk doorgebroken, een vuurto
rentje was in de boomgaard ge
spoeld. De sterkste stroom moet
langs ons heen zijn gegaan. Nee, er
is niks ingestort."
Tot ver in de ochtend kunnen ze op
de zolder nog naar de radio luiste
ren; met een half oor pikken ze zelfs
nog een kerkdienst mee. Maar het
reddende bootje dat ze tegen de
middag zien naderen komt wel als
geroepen. Familie in Terneuzen
vangt hen op. Het stamboekvee is
dood.
's Nachts heeft de dijkgraaf nog een
paar telefoontjes kunnen plegen en
daar is Dirk van Doeselaar hem nog
altijd dankbaar voor. De dan 34-
jarige Van Doeselaar werkt bij Wol
fert en woont in het gehucht Noord
hoek, in een lage uithoek van de
polder (waar nu het tunnelinforma
tiecentrum staat). Zelf heeft hij, zo
als de meesten in die tijd, nog geen
telefoon, maar indirect alarmeert
zijn baas hem wel.
Rond vier uur belt Wolfert trans
porteur Herrebout in de aangren
zende Vlooswijkpolder en vraagt
hem de mensen in de Noordhoek te
waarschuwen. Zij wonen maar der
tig meter van de binnendijk die bei
de polders scheidt; dat moet nog
kunnen. De waarschuwing komt,
maar de veertien arbeiderswonin
gen zijn dan al omringd door water.
„Water, water... schreeuwden ze",
herinnert Van Doeselaar zich. „De
meesten zijn er wakker van gewor
den, ik ook. Trouwens, mijn zoon
van twaalf die beneden sliep, begon
ook al te roepen. Ik stond op en zag
door het dakraam allemaal schuim,
zo zag het eruit. Toen ik naar bene
den ging, stond ik al tot mijn knieën
in het water. De deur was niet meel
open te krijgen."
„Toch was mijn eerste gedachte: we
moeten eruit, het kan nog. Met een
klomp die daar ronddobberde heb
ik een ruit ingeslagen, eerst nog het
scherpe glas eruit gehaald - zo hel
der ben je dan nog - en dan vrouw,
zoon en dochter naar de dijk gedra
gen."
„Mijn vrouw wou nog kleren aan
trekken, met corset en al, maar om
dat het gehucht precies in de stro
ming lag en het water bij ons tegen
de binnendijk aanliep steeg het heel
snel. Ik zeg: as de mieter mens,
schiet op, we moeten direct weg.
Het is gelukt, maar toen ik de laat
ste keer ging, stond het water al op
borsthoogte en was de stroming zo
sterk dat ik onderweg mijn sokken
verloor."
De meeste buren doen het hem niet
na, zitten gevangen in hun huis, op
zolder. Tot het licht wordt. Dan ar
riveren de bootlieden uit Terneuzen
met hun vlet. Door de dakraampjes
worstelen de bewoners, die op zol
der het drijvende huisraad tegen de
planken horen bonken, zich een
weg naar buiten; het bootje in, naai
de veilige dijk.
De vier maanden oude Janneke
Smallegange komt er niet levend
De redders peddelen langs de huizen van Noordhoek. Tweede van links is toenmalig sluiswachter Jan Huijbrecht die later nog wethouder van Terneuzen zou worden.
foto's Jan de Bruijne
Deze kaart is ouder, maar zo zag de Nieuw-Neuzenpolder er nog uit in
1953. Waar links Nieuw-Neuzenpolder staat, daaronder lagen de 'zeven
steeën'. De aanduiding Hoogedijk (onderin) werd door mensen van
Boerengat nooit gebruikt; zij hadden het over d'n Ouwen Diek. Zuidelijk
daarvan is de Lovenpolder te zien. Midden rechts ligt het gehucht
Noordhoek dat net als de meest rechtse boerderij op de kaart in de jaren
zestig in Terneuzens havenuitbreiding viel. Rechtsboven de boerderij
Repos Ailleurs van dijkgraaf Hendrik Wolfert; daar brak de dijk op twee
plaatsen. Vlak links ervan ligt nu de tunnelingang.
reproductie Wim Kooyman
uil. Ze verdrinkt in die pikdonkere
rampnacht. Ze slaapt beneden in
haar wiegje dat omkiepert als het
water het huis binnensluipt. Dirk
van Doeselaar kan het nauwelijks
met droge ogen vertellen. Later
storten twee huizen in het buurtje
in. Naderhand is alles vuil, kapot of
weg.
„Sommige dingen vond je nooit
meer terug, of soms op de raarste
plekken. Ik weet nog dat het bed
van mijn buurman, wiens huis ook
weg was, precies bij mij voor de
deur stond. Het kuiltje waarin hij
had gelegen er nog in. Bij ons thuis
dreven de bietenkoppen door de ka
mer, wie weet waar vandaan. Ach,
jongen, dat water heeft zo'n
kracht."
Terwijl Tineke Wolfert en Dirk van
Doeselaar die nacht worstelen met
het water, slaapt op Boerengat de
achttienjarige Joost de Blaey zijn
zaterdagavondroes uit. Hij woont
op d'n Ouwen Diek, de binnendijk
tussen Nieuw-Neuzen- en Loven-
polder waarop een stuk of twintig
arbeidershuisjes staan.
Vader Willem de Blaey wekt zijn
zoon om zeven uur. „Trek je werk
plunje maar aan, de polder staat
'Naderhand was alles vuil, kapot of weg'. De chaos in Noordhoek na de overstroming. Waar een gat in de
bebouwing is te zien, stortte een huis in. Links daarvan woonde Dirk van Doeselaar. Hij vond later het bed van
de buurman in zijn voortuin.
onder water, roept-ie. Ik was zo duf
als wat, maar ik moest wel."
De huisjes op de dijk staan met hun
rug naar de Nieuw-Neuzenpolder;
aan die lage kant zijn schuurtjes en
varkenskotten aangebouwd. De
wintervoorraden liggen er, de ko
len. Joost de Blaey houdt er konij
nen. Tot zover reikt het water. An
ders dan de aardappels worden zijn
dieren niet. allemaal gered. „Ze
stonden in hokken op elkaar, de on
derste zijn verzopen."
Zelf heeft hij er geen tijd voor, hij
gaat meteen aan het werk. De drie
coupures in de dijk bij Boerengat
moeten dicht. Bovendien vindt zijn
vader, die de benauwdste niet is,
dat ze met een bootje de polder in
moeten. Her en der zitten nog men
sen vast. Het is een onofficiële,
spontane reddingsactie, zoals er die
eerste dag zoveel op gang komen.
„Doof bemiddeling van de politie
kwamen we aan een roeiboot. Al
leen, er zaten geen riemen bij en
geen dollen op. Riemen wisten we
wel te vinden en als dollen hebben
we maar een paar blokken op die
boot getimmerd. Maar goed werkte
dat natuurlijk niet. Het stormde
ook nog. Dus toen we met dat boot-
je de polder in voeren, de broers
Wannes en Marien de Ridder, mijn
vader en ik, zijn we vooral langs
heggen, palen en prikkeldraad
vooruit gescharreld. Ik met m'n
handschoenen aan kon ons zo voor
uit trekken. Gelukkig kende ik die
polder als mijn broekzak."
Als eerste halen ze het grote gezin
Van de Velde, vlakbij de Braakman
eruit. „Die konden we dertig meter
verderop afzetten op de dijk. Maar
we moesten er wel twee keer voor
varen.,, Het volgende adres is de
boerderij van Jannis de Putter die
zijn vrouw en twee kinderen in de
boot helpt, maar zelf met zoon Jas
achterblijft.
„Ik moet mijn beesten nog verzor
gen, zei" hij. Toen hebben we een
touw gespannen tussen huis en
schuur, zodat ze er bij laag water
naartoe konden. Hij heeft die bees
ten op de tas gezet, hoog genoeg en
ze hadden wat te vreten. Zo zijn ze
gered."
Kritiek
Het is dan laat op zondagmiddag,
Boerengat is geëvacueerd, de situa
tie wordt kritiek voor de achterlig
gende Lovenpolder waar mensen
spullen naar de zolder sjouwen en
boeren vee in veiligheid brengen.
Water sijpelt al door de dijk. Maar
Joost de Blaey weet het niet; hij
werkt, hij roeit, hij redt.
„Ik ben aan één stuk doorgegaan tot
dinsdag, toen kon ik niet meer,
moest ik echt slapen." Daarna is hij
nog bijna veertien dagen in touw,
vooral om dieren uit de polder te
halen, dode en levende. „Die eerste
dagen hebben we nog heel wat le
vende opgehaald. Die bonden we
dan achter dat bootje. Was het te
diep, dan moesten ze zwemmen.
Soms probeerden ze in de boot te
komen, daar moest je ze echt af-
meppen, anders was het niet goed
gekomen."
Voor Joost de Blaey herneemt het
leven daarna snel zijn gewone gang,
het huis is bewoonbaar. Tineke
Wolfèrt blijft, 'met een vreemd leeg
hoofd', bijna twee maanden in Ter
neuzen voor het gezin teruggaat
naar de boerderij. Ze wonen er nog
een tijdje op zolder! Dirk van Doe
selaar moet een half jaar wachten
voor hij zijn huis in Noordhoek
weer kan betrekken. „Je moest al
die rotzooi zelf opruimen", scham
pert hij nu nog over de autoriteiten.
De Nieuw-Neuzenpolder is al op 20
februari vrij van water. Maar het
zal niet lang duren voor in deze
contreien alles verandert.
In 1960 moet Noordhoek wijken
voor de havenuitbreiding, vijf jaar
later zijn de meeste boerderijen
onteigend voor de komst van Dow.
In de jaren negentig gaat ook Boe
rengat tegen de vlakte. Het enige
huis in de polder dat nu nog be
woond is, is dat waar Tineke Wol
fert naar de zolder vluchtte; het
staat vlakbij de ingang van de Wes-
terscheldetunnel.
Jan Jansen
Wij waren in mei 1952 getrouwd en had
den een dijkhuis je gehuurd in Lage
Zwaluwe, alwaar ik een functie in de
buitendienst Belastingdienst vervulde.
Het huisje was gelegen aan de Nieuw-
landsedijk op enige meters afstand van
het haventje dat rechtstreeks in verbin
ding stond met open water.
In de nacht van zaterdag 31 januari
1953 zaten we in angstige spanning af te
wachten wat er te gebeuren stond toen,
rond middernacht, een golf water de ka
mer instroomde. De gang met trapop-
gang had ook al water, maar het lukte
nog net mijn hoogzwangere vrouw naar
boven te krijgen alwaar haar niets beter
te wachten stond om het daar maar af te
wachten.
Vanuit een dakraam zagen we hoe het
water met steeds grotere kracht de
straal overspoelde en de eerste straat
stenen meesleurde. Het geweld van de
dijkdoorbraak naast ons huis nam toe
en we vreesden het ergste. Ik was bij
zonder bang dat, door deze grote spann-
ningeu. de geboorte van ons kind zich
aankondigde. Ik had al in mijn gedach
ten hoe ik de navelstreng af zou bin
den!!
Toen het licht werd konden we pas zien
welke verwoesting in de straat was aan
gericht. We zagen het water weer zak
ken en begrepen dat het gevaar was ge
weken voor ons. Eeeds vroeg in de mor
gen werd een aanvang gemaakt met de
evacuatie van de bewoners. Er kwamen
militairen uit de legerplaats Breda die
begonnen met de grote gaten in de stra
ten op te vullen met aangespoeld hout
etc. Met hulp van de soldaten lukte het
ons bij kennissen in de Dorpstraat te ko
men om vandaar uit te evacueren.
Op maandag 9 maart 1953 werd ons eer
ste kind geboren en eind maart hebben
we ons huis aan de Nieuwlandsedijk
weer kunnen betrekken.
J.H. van Gils, Breda