insect' 'Ik was een te vernietigen De vreselijke waarheid dat je geen God bent boeken op het dakterras. In januari 1945 veroveren de Russen Boedapest op de Duitsers. Dan durft hij voor het eerst weer de stad in en beschrijft hij heel plastisch hoe de stad in puin ligt. De terugreis naar zijn geboortedorp is een bizar avontuur, vol oponthoud door geroof de locomotieven, verkrachtende Russische soldaten en een lyrisch beschreven nacht op een boerderij waar hij het bed deelt met een dienstmeisje. "Op dat moment ontdek te ik voor de eerste maal in mijn leven dat je van iemand alleen om zijn lichaams warmte kunt houden, zelfs van iemand die je nog nooit hebt gezien, en datje aan een onbekende met evenveel warmte kunt den ken als aan een eerstegraads bloedverwant. Ik klampte me aan haar vast alsof ze het meisje was dat ik reeds lang geleden had uitverkoren." Wanneer ze na zes dagen eindelijk zijn ge boortedorp bereiken, lijkt alles net als vroe ger. Hij zou helemaal niet gek hebben opge keken als zijn vader hen had opgewacht. Dan hoort hij hoe de Duitsers hebben huis gehouden onder de joden van het dorp, en ontkomt ook hij niet aan het schuldgevoel dat zo kenmerkend is voor overlevenden. Dagelijks gaat hij naar het bureau voor te ruggekeerde gedeporteerden, in de hoop daar zijn ouders te treffen. Konrad maakt het kinderlijke verlangen voelbaar in een ontroerende scène: "Ik probeerde me voor te stellen hoe mijn oiiders zouden binnen komen en naar het loket gaan om te probe ren iets over ons aan de weet te komen Voordat ze de gelegenheid hadden een woord te zeggen, zou ik van achteren naar hen toe schieten en hen aanraken." Maar als hij zijn ouders daadwerkelijk weerziet, beperkt hij zich tot de droge mededeling: "Eind mei 1945 keerden mijn vader en moeder terug uit een Oostenrijks concen tratiekamp. Ze maakten het huis schoon en heropenden de winkel, wat ze vanzelfspre kend achtten." Zulke fragmenten zijn karakteristiek voor de toon van dit boek. Het is bijna niet te begrijpen dat iemand die deze dingen heeft meegemaakt, daar zó over kan schrijven. ALLE LANSU Györgi Konrad: Geluk Vertaald door Henry Kammer, De Bezige Bij 19,50 Op twaalfjarige leeftijd, aan het eind van de Tweede We reldoorlog, had Györgi Konrad al meer van het le ven en de dood ervaren dan goed is voor een mens. Bijna HflHiH zijn hele (joodse) familie en HHSjHnSR tachtig procent van zijn joodse dorpgenoten, onder wie alle joodse kinderen van zijn school, zijn in Auschwitz omgebracht. Zijn ouders, zijn zusje en hij zelf zijn door een miracu leuze samenloop van omstandigheden ge spaard gebleven. Als kleine, dappere onder duiker in Boedapest, gescheiden van zijn vermiste ouders, heeft hij dan al verschil lende keren oog in oog met de dood ge staan. Als hij ruim 55 jaar later op die cru ciale episode uit zijn leven terugkijkt, schrijft hij: "Op elfjarige leeftijd het harde feit onder ogen moeten zien dat je elk ogenblik vermoord kunt worden, terwijl je intussen het hoofd koel moet houden, is een geschenk voor het leven." Het kan haast niet anders of dit 'geschenk' bevat de kiem van die kalme, melancholie ke toon die zijn werk zo karakteriseert. In Geluk, zijn memoires over zijn door de oor log ontwrichte jeugd, verhaalt hij zonder verbittering of cynisme over de ontgooche ling die hem al zo jong trof. Of misschien moet je zeggen: de loutering die hem al zo vroeg deelachtig werd. In Geluk roept Konrad heel beeldend en zin tuiglijk en niet zonder nostalgie zijn aan vankelijk zo idyllische kinderjaren op. Zijn vader leidt een bloeiende ijzerhandel en behoort tot de elite van het dorp in Oost- Hongarije waar hij opgroeit. In het welva rende gezinsleven komt de jongen niets te kort. al beseft hij al op vijfjarige leeftijd dat de opkomst van Hitler (die in zijn geboorte jaar aan de macht is gekomen) zijn toe komst bedreigt. De Duitse inval, in maart 1944, markeert het ruwe einde van zijn harmonieuze kin derjaren. Twee maanden later wordt zijn vader door de Gestapo opgepakt, (ten on rechte) verdacht van spionage voor de En Russen in de straten van Boedapest 1945). foto yevgeni khaldei i corbis/tcs gelsen. Ook zijn moeder wordt gearres teerd. Met het geld dat zijn vader heeft ach tergelaten voor noodgevallen slagen hij en zijn zusje erin reisdocumenten te bemach tigen, die hen in staat stellen naar Boeda pest te reizen, waar ze zullen onderduiken bij verschillende familieleden, op verschil lende locaties. Later zou hij er achter ko men dat de hele joodse bevolking van zijn geboortedorp een dag na hun vertrek werd gedeporteerd naar Auschwitz. Konrads kalme toon is zeker niet zonder modulatie. Zijn teleurstelling en pijn zijn voelbaar als hij de onverschilligheid be schrijft waarmee de Hongaarse bevolking toeziet hoe de joden steeds verder in de hoek worden gedreven. Tegelijkertijd is hij verbaasd over de naïeve, gedweeë houding van de joodse instanties: "Als we ons thans, op dit moeilijke tijdstip, in deze tijd van be proevingen, beheersen en tonen goede Hongaren te zijn, kunnen we hopen straks wat toegeeflijker te worden behandeld." Ook de naïveteit onder zijn eigen familiele den, en andere joden die niet eens een po ging doen om te vluchten en zich als mak ke schapen laten afvoeren, stuit op onbe grip. Hij is onthutst over de vanzelfspre kende terreur: "Ik was ervan overtuigd dat de wet, die verklaarde dat ik een te vernieti gen insect was, geen rechtskracht had, ik was immers een onschuldig kind." In een sporadische cynische oprisping schrijft hij over de deportaties: "Zeshonderdduizend mensen in omheinde, door gewapende mannen bewaakte getto's concentreren en daarna in spoorwagons afvoeren is geen kleinigheid. Daar moet op gedronken wor den!" Zijn onderduikperiode in Boedapest be schrijft hij zo beeldend, in soms nachtmer- rie-achtige scènes, dat je zijn doodsangst meebeleeft. Tegelijkertijd kan hij ook heel laconiek zijn. Zijn verblijf met tachtig on derduikers in twee kamers en een halletje, noemt hij 'een nooit eindigend feest'. Ter wijl de oprukkende Russen de stad bombar deren, zwiert hij rustig over het glijbaantje Rogi Wieg: Kameraad scheermes De Arbeiderspers 17,95 De schrijver en wat mij be treft vooral dichter Rogi Wieg liet ruim een jaar gele den in interviews weten dat hij in zo'n diepe depressie was geraakt dat hij vermoed de dat zelfmoord met te ver mijden was - dat had hij ove rigens al eens geprobeerd. Onlangs zag ik hem ergens lopen. Godzij dank, dacht ik, hij leeft nog. Dat daar een onvoorstelbare strijd aan vooraf is gegaan vertelt hij in een zojuist verschenen boek met de veelzeggende titel Kameraad scheermes. Een egodocument, zonder meer, maar Rogi Wieg had redenen om er een ro man van te maken. De belangrijkste ingreep is dat hij zichzelf verdubbeld heeft. "Ik ben Jonathan Finkei. Ik ben verzonnen door de schrijver en romanfiguur Rogi Wieg. Ik. als personage, ben bedacht door hem. Maar veel van wat Wieg mij wil laten meemaken in deze roman, heeft hij zelf beleefd." Psychiaters noemen dit 'dissociatie'. Je kijkt naar jezelf van buitenaf, als was je een an der. Iemand die depressief is kan dat niet. We moeten aannemen dat deze constructie aan Rogi Wieg de mogelijkheid heeft gebo den om op momenten dat hij vastliep in de beschrijving van zijn eigen ellende toch ver der te kunnen. Dat vastlopen in de herinne ring heet een 'posttraumatische stressstoor nis', 'een duistere geest die me altijd en over al achtervolgt en die me steeds in mijn nek wil grijpen om me onder water te trekken' Van een diepe depressie - Wieg spreekt van een major depression - genees je blijkbaar nooit meer écht. Wieg was altijd al een kwetsbare geest omdat hij leed aan een 'ob- sessieve-compulsieve stoornis', zeg maar aan dwangneurotisch gedrag, geen pretje, maar vergeleken bij een major depression is het 'een paradijs'. Waar komt de depressie van Finkei/Wieg vandaan. Dat weet hij eigenlijk niet. Hij was een makkelijk slachtoffer omdat hij nooit geleerd had gedisciplineerd te leven, waar door hij niet in staat was zich gediscipli neerd te verzetten tegen de beginnende de pressie. wat een noodzakelijklieid is. Verder vermoedt hij dat de oorzaak iets te maken heeft met een krenking van zijn narcistische karakter - de vreselijke waarheid datje geen God bent wie alles lukt - en met zijn onmo gelijkheid intieme contacten te onderhou den, speciaal met vrouwen. Hoe dan ook, hij is het. Een andere vraag is dan- hoe voelt dat. of beter hoe voelt het niet. Hier duiken be grippen op als angst en paniek (maar waar voor7). leegte en desinteresse, pijn, pijn voor al. de onmogelijkheid van vreugde, de uit zichtloosheid van dit lijden en dus de voort durende gedachte aan zelfmoord. Over dat laatste zegt Wieg/Finkei meteen al iets belangwekkends dat hij nog vaak zal herhalen: "Een zelfmoordenaar wil niet dood: hij (of zij) wil slechts een ander be staan." Vandaar: "Mensen die een mislukte zelfmoordpoging hebben gedaan moeten zo snel mogelijk tegen zichzelf beschermd wor den Men moet proberen hun te leren dat de aandrang tot zelfmoord vaak een tijdelijk iets is." Vanuit dit perspectief is het verbijs terend hoe Rogi Wieg in de hulpverlening behandeld is De ambulancebroeder scheldt hem voor Tul' uit. De eerste hulp van de VU straalt minachting uit en een zuster weigert hem een glas water te geven. J^a de operatie aan zijn doorgesneden polsen kan hij oprot ten, niks opname Zijn oude ouders nemen hem dan maar even in huis, maar ook zij hebben grote moeite met zijn daad. "Ie mand met een major depression vormt voor een goed functionerend persoon een bijna schandalige aanslag op alles wat hem of haar heilig is." Terwijl het toch gewoon óók een ziekte is, een verstoring van het che misch evenwicht, meer of minder goed met medicijnen te bestrijden. De ontvangst door de hulpverlening zal Wieg/Finkei niet verbaasd hebben, aange zien ze hem daar al vele malen geweigerd hadden De psychiaters van Crisiscentrum en Valeriuskhniek stellen hardnekkig de foute diagnose dat hij niet depressief is! Als hij totaal in de war en ernstig vervuild nog eens bij ze aanklopt, sturen ze hem weg. Al les bij elkaar heeft hij een keer zes dagen in het Crisiscentrum en tien in de Valeriuskh niek mogen verblijven zonder dat ze daar iets voor hem hebben gedaan. De betrokken Hei PAROOL vrijdag 24 januari 2003

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 2003 | | pagina 5