De Watersnoodkrant
I
"K-iiÉinaau
Aan het fotoalbum dacht niemand
Ria Geluk was een meisje van zes en een half toen het water kwam. Ze
woonde met haar ouders en haar zus in een boerderij net buiten
Capelle. Die avond was het gezellig geweest. Zoals elke zaterdag
avond waren de buren wezen kaarten en bleven hun drie kinderen
logeren.'s Nachts kwam de dokter waarschuwen voor het water. Hij
was op pad voor een bevalling en zag de dreiging. Zoals veel anderen
trok het gezin zich er niet veel van aan. Ze dachten er niet aan weg te
gaan. "We gingen 's morgens gewoon de koeien melken. We brachten
voor de zekerheid wel allerlei spullen naar boven. Het is gek wat je dan
meeneemt. We hebben met meubels lopen sjouwen, maar aan het
fotoalbum dacht niemand."
De buurkinderen konden niet naar
huis, daarvoor stond het water al te
hoog. En ook de grootouders van
Ria, die in een boerderij vlakbij
woonden, konden ze niet meer
bereiken. Daar woonden ook een
broer en een zus van Ria's vader. In
de loop van die zondag bleef het
water stijgen en stijgen. Op de ver
dieping stond het water al een halve
meter hoog. Ze hadden ook op de
vliering kunnen gaan zitten, maar
omdat het dak kon instorten, zijn ze
het dak opgegaan. Ria: "We hadden
geluk dat we dakkapellen hadden,
waarop we konden zitten. Dat had
den niet alle huizen, daar konden
de mensen veel moeilijker het dak
op. Dik ingepakt in truien, jassen en
dekens, hebben we daar met zijn
negenen de hele nacht zitten rillen:
vader, moeder, mijn twee zusjes en
ik, de drie buurkinderen en twee
knechten."
"We hadden geluk dat we
dakkapellen hadden,
waarop we konden zitten."
Haar vader moest werkeloos toe
zien hoe het huis van zijn ouders
instortte. Later hoorden ze dat zijn
broer een vlot van deuren had
gemaakt, maar dat zijn ouders niet
mee wilden. Zij waren oud en wil
den niet bij hun huis weg. De zus
kon haar ouders niet in de steek
laten en zo gebeurde het dat alleen
Ria's oom zich kon redden. De
negen mensen op het dak zijn alle
maal gered. "Maandagmiddag kwa
men mosselvissers uit Zierikzee
met roeiboten. De boerderij was
niet meer te redden, alleen een deel
van het huis bleef staan. Al onze
dieren waren verdronken. De koei
en, paarden, varkens, poezen en de
hond. Eén beeld is me heel sterk bij
gebleven: hoe de hond op een pak
stro wegdreef in het zwarte water."
Nu woont ze weer op dezelfde plek,
in een nieuw huis. Ria vertelt het
hele verhaal sober, zonder emotie.
Toen het gebeurde, was ze te jong
om alles te beseffen. Ze kan zich
lang niet alles herinneren. En van
haar herinneringen weet ze soms
niet meer of ze van haar zelf zijn of
van anderen. Ria Geluk is een van
de oprichters van het museum
Watersnood 1953 in Ouwerkerk en
ze kent daardoor veel verhalen van
de ramp.
vertelt haar verhaal o.
mentairefilm De Rai
Davids. Kees Slager
boek over dg .gebe
Laóéflë: Hiefwas'éeh
Stavenisse in Zeeland was
een van de dorpen die zwaar
zijn getroffen door de Ramp.
Er zijn veel mensen verdronken:
8 procent van de bevolking
heeft de watersnood niet over
leefd.
Hier zie je wat cijfers op een
rijtje:
Aantal inwoners: 1737
Aantal dodelijke slachtoffers:
153
Verdronken koeien: 393
Verdonken paarden: 80
Verdronken varkens: 344
Verdronken kippen: 2509
Verwoeste huizen: 140
Verwoeste andere gebouwen: 6
Zwaar beschadigde huizen: 303
Zwaar beschadigde andere
gebouwen: 95
Schade aan huizen en
gebouwen: 1.820.000,gulden
Schade van boerenbedrijven:
2.500.000,-^- gulden*
Verwoeste dijken:
Margarethapolder 400 meter
Stavenissepolder 1650 meter
Nieuwe Annex Stavenissepolder
1600 meter
de genoemde bedragen zouden
nu veel hoger zijn. In die tijd ver
diende je als volwassen man niet
slecht als je 2000,- gulden per jaar
kreeg.
Dat is minder dan. 1000 Euro.
De akkerpaardenstaart bleef dertig jaar weg
In Kortgene kwam het gevaar van een andere kant dan ze gedacht
hadden. Het waren niet de zeedijken die het begaven. Het water
kwam van het smalle en gewoonlijk rustige stroompje de
Zandkreek (nu Veerse Meer). De storm uit het noordwesten en het
hoge tij hadden het water in de Zandkreek opgestuwd en de relatief
lage dijken met muraltmuurtjes hielden het niet. Die waren niet
berekend op hoge golven.
Jan en Bella van Oeveren hadden een hoeve aan de Provinciale
Weg, net buiten het dorp. Ze waren een jaar geleden getrouwd en
Bella was hoogzwanger. De vader van Jan logeerde bij hen, omdat
hij zijn vrouw die week verloren had. Bij het laatste nieuws op de
radio die zaterdagavond werd melding gemaakt van storm. Bella
zei nog dat haar vader wel over de dijk zou lopen om te controle
ren. "Hij was als enige boer in een polder bij Yerseke verantwoor
delijk voor de dijk." Die nacht werd Jan uit zijn bed gebeld: "Een
neef van ons kwam waarschuwen dat de polder volstroomde. Even
later kwam er een man aan de deur die naar de sleutel vroeg van
het houten hokje waarin de takel lag om de schotten in de water
gang neer te laten." Jan legt uit: "Daarmee konden de dijken geslo
ten en geopend worden. Ik wist van geen sleutel en ging mee om
de man te helpen. Net toen we het hokje wilden opentrappen, zag
ik het water als een deken van witte nevel komen aanrollen. De
schotten neerlaten was niet meer nodig, we ze zijn zo hard moge
lijk naar huis gehold."
De kachel en de elektriciteit
waren uitgevallen en ook drink
water was er niet meer: de
regenbak was door het zoute
water onbruikbaar geworden. Al
om een uur of tien die ochtend
kwam er een bootje dat hun
naar het droog gebleven
Colijnsplaat bracht, bij familie
op boerderij de Rusthoeve. Jan
ziet het nog voor zich: "Daar
was het een grote drukte. Er
waren nog veel meer mensen
die hier onderdak hadden
gezocht. Vooral mensen die de
vorige avond te gast waren
geweest bij de feestelijke ope
ning van het nieuwe gemeente
huis van Kortgene. Die konden
niet meer naar huis door het
water." Van de doden die in het
dorp waren gevallen, wisten ze
toen nog niets. Dat kwam pas
na enkele dagen, 's Middags
werd duidelijk dat het water nog
verder zou stijgen. Het zakte
niet toen het eb werd en de
vloed kwam er weer aan. Jan: "Ik
ben terug naar de boerderij
gegaan om de koeien los te
maken en uit de stal te drijven.
Ik dacht dat het het beste was
als ze zelf hoger gelegen plaat
sen zouden opzoeken. Achteraf
heb ik daar verschrikkelijk veel
spijt van gehad, want de koeien
zijn allemaal verdronken en in
de stal stond niet eens zo veel
water. Het losmaken kostte veel
moeite en ik raakte onderkoeld.
Je stond urenlang tot je middel
in het ijskoude water. Terug op
de Rusthoeve kwam ik pas weer
een beetje bij na een lange hete
douche en een glas cognac."
"Ik zag het water als een
deken van witte nevel
komen aanrollen."
In Kortgene zijn ongeveer veer
tig mensen verdronken. Vooral
mensen die aan de kapot gesla
gen Torendijk woonden. Jan en
Bella hebben geen familie verlo
ren. "Een van onze knechten
wel, die verloor zijn kleindoch
tertje. Het meisje zat op de arm
van haar vader, die zich een uit
weg door het kolkende water
probeerde te zoeken. Maar een
zware balk sloeg tegen zijn arm
en hij raakte het kind kwijt."
Zout water in de regenbak
Het huis van Jan en Bella lag
nogal hoog en daarom maakten
ze zich niet zo ongerust. Bella
had de inundatie in Yerseke tij
dens de oorlog meegemaakt. In
1944 hadden de Duitsers veel
polders onder water gezet, om
zich beter te kunnen verdedi
gen. "Ik dacht dat het nu ook
niet meer zou zijn dan volle slo
ten en een laagje water op het
land. Ik heb toch maar het kar
pet opgerold en naar boven
gebracht en stoelen op de tafel
gezet. Ook sleepte ik nog een
rotanstoel naar boven. Achteraf
is dat onzinnig geweest. Ik had
beter de fotoboeken en brieven
kunnen meenemen."
Van slapen kwam niet veel meer,
ze hebben Jans vader gewekt en
zijn met zijn drieën in het bed
van Jan en Bella gaan liggen.
"Het was verschrikkelijk koud",
zegt Bella, "En 's morgens, toen
het licht werd, stond er een
meter water in huis. De meubels
dobberden door de kamer.
Buiten was overal water rond
om. We zagen het varken drijven
en een paar kippen. Met de rest
van de dieren was het gelukkig
goed. Vier paarden en twintig
koeien hadden we op stal
staan."
Cips strooien
In april konden Jan en Bella
terug naar de boerderij. De pol
der was weer droog en het huis
was schoongemaakt. Bella was
ondertussen bevallen van een
dochter. Vanuit de Rusthoeve
was ze met een boot naar
Yerseke gegaan, zodat haar
eigen dokter de bevalling kon
leiden. Terugkijkend begrijpen
ze niet dat ze zich niet meer zor
gen maakten. "We waren nooit
moedeloos. Al vrij snel ging het
leven weer zijn gewone gang. En
de hulpverlening en aandacht
waren hartverwarmend.", zegt
Bella. Jan vindt dat de mensen
in Enschede na de vuurwer
kramp maar armzalig geholpen
zijn, vergeleken met de hulp die
zij toen ondervonden. "Alles
werd vergoed." Ook was het ver
bazend dat sommige werk
zaamheden op de boerderij
gewoon konden doorgaan, ter
wijl ze op de Rusthoeve zaten.
"We hadden het vlas, dat in de
schuur lag te drijven, naar de
Rusthoeve gebracht. We konden
er nog heel wat zaad af halen.
En dat verkochten we dan."
"Het was een kale zomer,
die zomer van 1953. Alle
planten waren doodgegaan."
Het duurde nog wel enige jaren,
voor de boerderij weer helemaal
als vanouds draaide. "De trek
kers, die wel veel te lijden had
den gehad onder het zoute
water, konden gereviseerd wor
den", zegt Jan, "Maar het was
een kale zomer, die zomer van
1953. Alle planten waren dood
gegaan. De juttenperenboom
had het nog het langst uitge
houden. We hebben dat eerste
jaar geprobeerd gerst te zaaien,
maar de oogst was slecht. Er zat
nog te veel zout in de grond. De
regering deed veel om de boe
ren te helpen. Ze vertelden ons
hoe we de grond weer goed kon
den krijgen en we kregen gips
om uit te strooien. Gips verdrijft
het natrium van de klei en de
kalk uit het gips verbindt zich
met de klei. In de eerste jaren
deden alleen de gerst, erwten en
suikerbieten het redelijk, maar
na drie, vier jaar was het bouw
plan weer hetzelfde als vóór de
ramp. Toen groeiden er ook
weer aardappelen, graszaad,
vlas en tarwe. Het zout had ook
nog een voordeel gehad. Van de
akkerpaardenstaart, een bijna
onuitroeibaar onkruid, hadden
we geen last meer. Die is pas na
dertig jaar weer teruggekomen.
Maar de kikkers waren ook weg.
Dat vond ik erg jammer. Die zijn
er nog steeds niet zoveel als
voor de watersnood."
Watersnoodramp 1953