De ramp in de
theologische discussie
HET DELTAPLAN
PAGINA 4
EILANDEN-NIEUWS
EXTRA EDITIE
moeten niet zeggen: de bewoners van Wal
cheren, van Schouwen, van Goeree enz.
waren groter zondaars. De Heere slaat wel
eens een deel, opdat het geheel het zou aan
voelen. Waarom deze gebieden en die niet?
Dit is een vraag die alleen te beantwoorden
valt, als we gezeten waren in Gods souve-
reine stoel. En probeer niet God uit die stoel
te lichten, want daar zoudt ge u aan kunnen
komen te vertillen".
Solidariteit
Ook in het toen bekende blad 'In de Waag
schaal' werd het probleem aangesneden door de
toenmalige direkteur van het Hervormd Persbu
reau, de heer N. J. G. van Schouwenburg. Hij
deed een felle aanval op nu wijlen Ds A. Vroeg-
indeweij, die in het Gereformeerd Weekblad
had geschreven dat de mensen in de getroffen
gebieden niet zwaarder hadden gezondigd dan
anderen, maar dat de ramp een oordeel was over
ons hele volk. De heer Van Schouwenburg rea
geerde daarop met de bittere woorden:
„Het ontbreekt er nog maar aan dat hij niet
zegt: niet om Goeree-Overflakkee, maar om
Schouwen en Duiveland".
In de Rotterdamse Kerkbode nam Ds P. A. A.
Klüsener het voor Ds Vroegindeweij op. Hij
wees op de 'solidariteit' in de schuld en kon dan
ook niet verklaren waarom deze ramp juist het
zuidwesten van ons land had getroffen, en niet
een andere streek. Maar volgens hem was het
wel puur bijbels, een ramp als deze te beschou-
wen als een oordeel van God. Het meest kwa
lijke in het artikel van de heer Van Schouwen
burg vond Ds Klüsener dat hij had geschreven:
„dat een deel van het getroffen gebied nu
juist nooit anders gedaan heeft -misleid als
het is door verkondigingen omtrent God en
Zijn bedoelingen met de mens - dan de ver
borgen God van de bijbel tot een publiek,
kleinburgerlijk magistraat te maken van de
mens".
Ds Klüsener vraagt dan:
„Kent de heer Van S. Flakkee? Een gemeente
als het zo zwaar geteisterde Oude Tonge ken
ik van vrij dichtbij, 't Is niet te hopen dat de
predikant, de kerkeraadsleden en de geëva
cueerde gemeenteleden zulk geschrijf onder
ogen krijgen! Het zou weinig troostvol
zijn!"
Deze discussie, waaruit ik slechts een paar frag
menten heb gelicht, blijkt ook na 40 jaar nog
niet veel aan aktualiteit te hebben verloren.
Troost
De brochure van Prof. Wisse eindigt met een
woord van troost.
„Al deze dingen vergaan, de oude wereld van
zonde en tranen moet ónder, omdat er een
nieuwe en heerlijke op komst is, waarin God
alles zal zijn in allen.
O Heere, leer ons dan, U te verwachten, ook
in de weg Uwer gerichten. Bergen zullen wij
ken, heuvelen wankelen, Golgotha wordt
nooit overspoeld".
Woorden van gelijke strekking werden bijna
vier eeuwen tevoren (1570) geschreven door de
dichter Johan Fruytiers, naar aanleiding van
de Allerheiligenvloed:
„O Godt, gij beweest uwen toorne int water
Ende u groote grimmicheyt in den vloet:
Ghij sondt de stroomen,
hier vroech, daer later.
Doch tis van ons verdient,
onze boosheydt sulcx doet.
Want wij zijn van u gheboden afgheweken.
Ghij Heere zijt rechtveerdig ende goet.
Om dijns Naems wille
wilt ons niet versteken,
Doch wilt ons met mate castijden.
Nae dijne gherechtigheyt wilt u niet wreken,
Maer siet op Christus gherechtigheyt
ende lijden
Door wiens bloet ghij ons woudet bevrijden".
Luchtfoto van de enorme ravage te oude tonge.
door W. van Gorsel
Toen ik in 1967 predikant werd van de Her
vormde Gemeente van Oude Tonge lag de
ramp bij velen nog vers in het geheugen.
Geen wonder: 300 van de ongeveer 3000
inwoners (10 procent van de bevolking)
hadden er het leven bij gelaten. Hele gezin
nen waren verdronken, van andere gezinnen
was er soms slechts één gered. De één had
beide ouders verloren, de ander kinderen,
de derde broers en zusters. En vrijwel ieder
een zat nog vol van herinneringen aan die
verschrikkelijke rampnacht. Ik herinner me
dat de toenmalige koster nog voor mijn
intrede tegen me zei: „Nu zult u in elk
gezin waar u voor het eerst komt verhalen te
horen krijgen over de ramp, want er is nie
mand die er niet op de een of andere manier
bij betrokken is geweest." Hoewel ik dacht
dat dat wel een tikkeltje overdreven zou
zijn, bleek het de werkelijkheid. Alle
gemeenteleden die ik bezocht, brachten
vrijwel onmiddellijk de ramp ter sprake.
Zelf afkomstig van de Zeeuwse eilanden en
thuis ook getroffen door de watersnood kon ik
me de gevoelens van de getroffen bevolking
behoorlijk inleven. Velen hadden de verliezen
ook na veertien jaar nog niet verwerkt. Ze moes
ten erover praten, iedere keer opnieuw.
Herdenken
De ramp was een gebeurtenis die diep had inge
grepen in het leven van de mensen. Dat bleek
ook uit het feit dat 1 februari 1953 voor velen als
een tijdsaanduiding gold. Bepaalde gebeurte
nissen hadden plaats gevonden 'voor de ramp'
of 'na de ramp'. Soms zeiden de mensen ook:
'voor het water' of 'na het water'.
In Oude Tonge werd (en naar ik meen te weten:
wórdt) nog ieder jaar de ramp kerkelijk her
dacht. Voor zover mij bekend, gebeurt dat in
geen enkele Flakkeese gemeente, maar Oude
Tonge was ook het zwaarst getroffen. Op de zon
dag voor of na 1 februari verwacht de gemeente
dat. in de prediking speciale aandacht wordt
besteed aan het gebeuren dat de ouderen zo diep
in het geheugen staat gegrift.
Hoe lang met dat herdenken moet worden door
gegaan durf ik niet te beslissen. Het aantal men
sen dat de ramp bewust heeft meegemaakt
wordt uiteraard steeds kleiner en de jongere
generatie, die het alleen nog van horen zeggen
heeft, kan het zich allemaal moeilijk voorstel
len. Bovendien komen er telkens andere, jon
gere predikanten voor wie het wellicht een
opgave betekent zich jaarlijks in te leven in een
gebeuren dat inmiddels geschiedenis is ge
worden.
De oorzaak
Voor dat verschrikkelijke gebeuren kon een kli
matologische verklaring worden gegeven: de
combinatie van een orkaan en een springvloed,
terwijl de dijken op z'n zachtst gezegd niet in
optimale staat verkeerden. Juist over dit laatste
is recent de discussie weer opgelaaid, mede naar
aanleiding van het boek van Kees Slager en een
t.v.-uitzending. De slechte toestand van de dij
ken was bij de autoriteiten bekend, deskundigen
hadden zelfs herhaaldelijk gewaarschuwd voor
een dergelijke catastrofe, maar de algemene
gedachte was: het zal zo'n vaart niet lopen.
Bovendien wordt nu van diverse kanten be
weerd dat de ramp minder omvangrijk had kun
nen zijn wanneer op verschillende plaatsen de
bevolking tijdig was gewaarschuwd. Maar di
verse verantwoordelijke personen zijn in ge
breke gebleven omdat ze bang waren onnodig
paniek te zaaien, of omdat ze van mening waren
dat het allemaal wel mee zou vallen...
Ook al mag in dit alles een kern van waarheid
schuilen, dan hebben we het toch slechts over de
zogenaamde 'tweede oorzaken'. De eerste oor
zaak is het feit dat het naar een woord uit de bij
bel de Heere is, 'Die de wateren der zee roept en
ze uitgiet op de aardbodem' (Amos 5:8).
Juist over dit laatste is kort na de ramp in de ker
kelijke pers een felle discussie gevoerd. Had
God met de ramp te maken? Was het Gods vin
ger? Een straf op de zonde misschien?
Dat is een gewoon verschijnsel bij rampen van
deze omvang, dat de vraag naar de Godsrege
ring wordt gesteld. Dat gebeurt ook bij hongers
noden, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen,
enzovoort. We hebben het trouwens kortgeleden
weer kunnen merken rondom de vliegramp in
de Bijlmer. Heeft God dit gewild? Zo ja, is Hij
dan wel een God van liefde? En zo nee, waarom
heeft Hij het dan toegelaten? Het geloof in de
Voorzienigheid Gods, Die over alle dingen gaat,
zodat niets bij geval geschiedt, is niet meer van
zelfsprekend. integendeel, de Goddelijke lei
ding en regering wordt van alle kanten aan
gevochten.
Dat was in 1953 in mindere mate het geval dan
nu. maar de symptomen waren toen toch al
zichtbaar. Aan de ene kant werd de ramp - soms
al te goedkoop - uitgelegd als een oordeel van
God over de zonden van land en kerk, terwijl
deze visie aan de andere kant met verontwaardi
ging van de hand gewezen werd. Bovendien
werd dan de vraag opgeworpen of de bewoners
van de eilanden dan zoveel zwaarder hadden
gezondigd dan de rest van het Nederlandse
volk...
Zonde en straf
Dat probleem werd ook aan de orde gesteld
door de vermaarde Professor G. Wisse, de
bekende kanselredenaar, die toen al hoogbe
jaard was, maar zes dagen na de ramp een bro
chure over dit onderwerp het licht deed zien
onder de titel 'Gods sprake uit den stormvloed'
(uitg. Den Hertog, Utrecht). Breed heeft hij eerst
betoogd hoe na de tweede wereldoorlog zonde
en ongerechtigheid hand over hand zijn toe
genomen.
„Het hele leven ligt verleugend, gedemorali
seerd, vervreemd van God, verzinnelijkt, ver-
materialiseerd temeer geslagen. Zucht naar
rijkdom, eer en macht kenmerkt schier heel
het samenstel van onze zgn. samenleving; en
dat om dapper God te verloochenen en het
zondige vlees uit te leven, op duizendvoudige
wijze. In één woord: de zonde is ontzondigd
geworden; er is geen zonde meer"....
Die zonde is God komen bezoeken, zo gaat
Wisse verder. „God debatteert niet. maar op
Zijn tijd handelt Hij. Land, land, land, hoort des
Heeren Woord".
Om de vraag waarom dan het zuidwesten van
ons land juist zo zwaar werd getroffen, gaat
Wisse niet heen. Hij vervolgt:
„Nu zij men voorzichtig bij het stellen van
onze diagnose. De vraag kon rijzen: maar is
Zeeland, maar is Zuid-Holland enz. dan
erger dan het overige gedeelte des volks? Zie,
dit is een teder en groot probleem. God werkt
(ook in Zijn slagen) organisch. Neen, we
door drs. H. Kabos
„Dit nooit weer", dat was het algemene
gevoel na de dramatische gebeurtenissen
van de rampnacht in 1953. Amerikaanse
hulpverleners opperden bij de troosteloze
aanblik van het overstroomde gebied wei
eens het idee om dit land onder de water
spiegel maar prijs te geven. Naar deze
denkbeelden werd nauwelijks geluisterd en
nog minder werden die serieus genomen.
Vrijwel direkt na de ramp stelde de regering
de Delta-commissie in. Die kreeg als taak
een plan te vormen om dergelijke rampen in
de toekomst te voorkomen. Dit mondde uit
in het Deltaplan, dat in november 1957 als
wet werd aangenomen.
Het toverwoord in het Deltaplan werd 'kustver-
korting'. Door de zeearmen af te sluiten was het
mogelijk de kustlijn honderden kilometers te
verkorten. De soms zo onstuimige zeearmen in
het Deltagebied zouden kalme binnenwateren
worden. Langs deze meren en rivieren zou de
dijkverhoging beperkt kunnen blijven. De zee
kust en de aan te leggen dammen konden dan
alle noodzakelijke aandacht krijgen. Dit was de
strekking van het Deltaplan.
Op zich was dit plan niet geheel nieuw. Al in
1939 werd door de minister van Waterstaat een
stormvloedcommissie ingesteld. Deze commis
sie deed onderzoek naar het voorkomen van
stormvloeden en maakte kansberekeningen
over de hoogte van stormvloeden en de veilig
heid langs onze Noordzeekust. Daarbij werd
berekend dat waterstanden als die bij de ramp,
voor konden komen met een kans van twintig
procent per eeuw. De stormvloedcommissie gaf
aan dat het op veel plaatsen noodzakelijk was
om de dijken te verhogen. Het afsluiten van
zeearmen werd door deze commissie ook al als
oplossing genoemd.
Twee dagen voor de ramp verscheen een plan
om het Volkerak, het Haringvliet en de Ooster-
schelde af te dammen. In eerdere plannen, zoals
die uit 1942 en 1952, stond ook de afdamming
van zeearmen centraal. Deze plannen waren
afgewezen vanwege de hoge kosten...
De ramp stelde echter de veiligheid in het mid
delpunt. Het drama van de februari-nacht
vormde zo de tragische doorbraak voor het
Deltaplan.
C. Heestermans uit Oude Tonge herinnert zich
dat ingenieur Lauwerse, hoofdingenieur bij
Rijkswaterstaat, al in de jaren dertig waar
schuwde dat de dijken te laag waren. Hij deed
dat onder andere in 'Voorwaarts', het partijblad
van de Sociaal-democratisch Arbeiders Partij
(SDAP).
„Als in de jaren dertig 300 miljoen gulden bij de
uitkeringen gedaan zou zijn, zouden de dijken
door werklozen verhoogd kunnen zijn. Er werd
ook een begin gemaakt. Bij Oude Tonge bij de
Hoek van Sint Jacob werd een stuk dijk op Del
tahoogte gebracht. Er ontstond echter een con
flict over het loon. De arbeiders wilden 27 cent
per uur in plaats van 25 cent. Uit bezuinigings
overwegingen werd de dijkverhoging toen ge
staakt. Dat was in 1936 of in 1937, denk ik",
zegt Heestermans.
Met de wijsheid van zijn negentig levensjaren
voegt hij hieraan toe: „Ik denk niet dat je de
regering Colijn dat mag verwijten. Een econo
mische crisis, zoals er in die jaren heerste, was
nog zelden voorgekomen. De regering wist ook
niet wat het beste was".
De verhoogde dijk bij de Hoek van Sint Jacob
kwam de ramp in 1953 ongeschonden door.
„Het was ook een gewone kleidijk. maar hoger
dan de andere dijken. De dijken zijn niet gebro
ken door de druk van het water, maar doordat er
water overheen spoelde. Aan de binnenzijde
van de dijken werd de klei daardoor wegge
spoeld en dan braken de dijken. De verhoogde
dijk was echter zo hoog, dat daar geen water
overheen kwam", weet Heestermans.
Zelfs bij de extreem hoge waterstand tijdens de
rampnacht, bleef het water ruimschoots onder
de kruin van deze Deltadijk. De Delta-hoogte
bleek dus voldoende te zijn om de veiligheid
van het achterliggende gebied te kunnen ga
randeren.
Het zeker stellen van de veiligheid van het land
achter de Deltadammen en -dijken was de eer
ste en belangrijkste doelstelling van het Delta
plan.
Een andere bijkomende mogelijkheid van het
Deltaplan was het verbeteren van de bereik
baarheid van de eilanden. Een vaste oeverver
binding was al lang een belangrijke wens en een
streven van een groot deel van de Flakkeese
samenleving. Al in 1931 was er een plan voor
een brug tussen Goeree-Overflakkee en de
Hoekse Waard. De jaren dertig - crisisjaren -
waren echter niet zo'n goede tijd voor grootse
plannen. De wens om een vaste oeververbin
ding te realiseren werd er niet minder om. Vele
Flakkeeërs hadden daar belang bij.
Voor de handel in landbouwprodukten was de
veerverbinding een handicap. In de winter
brachten uien de hoogste prijs op als het vroor.
Vaak kon de veerboot dan echter niet varen en
was leverantie van uien onmogelijk.
De hoge transportkosten en de trage verbinding
waren gedurende het gehele jaar een belemme
ring voor de handel in landbouwprodukten. Op
het eiland werden veel witlofwortels geteeld. Het
uitpoten van de wortels en de verbouw van het
witlof zelf (het trekken van het witlof) vond bui
ten het eiland plaats. Witlof moet. als het rijp is,
snel geleverd kunnen worden. Vanaf het eiland
was dat een probleem.
De veerverbinding belemmerde ook in andere
opzichten de ontplooiing van de eilanbevol-
king. Er was bijvoorbeeld een tandarts op het
eiland die, met zijn vrouw, graag toneelvoorstel
lingen 'aan de overkant' bezocht. De laatste act
zagen zij echter nooit. Met een 'pardon, pardon,
pardon' schuifelden zij langs de rijen en ver
trokken vroegtijdig om de laatste boot nog te
kunnen halen.
De directeur van het arbeidsbureau wees even
eens op het belang van een vaste oeververbin
ding voor de werkgelegenheid. Door de mecha
nisatie in de landbouw liep de werkgelegenheid
steeds verder terug. Vestiging van industrie op
het eiland zou uitkomst kunnen bieden. De
moeilijke bereikbaarheid schrok bedrijven ech
ter af, meende hij.
Pendelarbeid zou bij een vaste oeververbinding
meer tot de mogelijkheden behoren. Tenslotte
zou ook het toerisme gestimuleerd worden door
een brug en een betere bereikbaarheid.
Eigenlijk had bijna de gehele Flakkeese bevol
king belang bij een brug.
Een belangrijk vertegenwoordigend orgaan op
het eiland was de Stichting De Flakkeesche
Gemeenschap. Alle 13 gemeenten van het
eiland waren hierin vertegenwoordigd, evenals
31 verenigingen. Deze stichting bracht alle
argumenten voor een vaste oeververbinding
herhaaldelijk en met vuur naar voren.
In 1947 was de roep om een brug zo luid gewor
den, dat Gedeputeerde Staten van Zuid-Hol
land een commissie instelden, die na moest
gaan of een brug tot de mogelijkheden be
hoorde. In het rapport van deze commissie
(onder voorzitter Bolsius) werden alle voorde
len van een brug genoemd. De kosten bleven
echter een probleem en er gebeurde niets.
De Flakkeesche Gemeenschap nam toen zelf
het initiatief en stelde een eigen brugcommissie
in. Deze Brugcommissie kwam in 1951 met een
plan: de Flakkeese gemeenten zouden de brug
zelf betalen. De brug zou dan via tolheffing
terugverdiend kunnen worden. Alleen even
tuele tekorten zouden voor rekening van de pro
vincie komen. De gemeenten Zuid-Beijerland
en Goudswaard vonden dit een goed plan en
wilden ook meedoen. Het provinciebestuur
stemde in met dit plan en de bouw van de brug
kon beginnen. Volgens het tijdschema van de
Brugcommissie zou de brug in 1956 klaar kun
nen zijn.
Toch kreeg de brug een heel ander aanzien dan
de Brugcommissie voorzag. De brug werd opge
nomen in het Deltaplan en aangesloten op de
dammen bij het Hellegatsplein, die het Volke
rak afsloten en Flakkee ook verbonden met Bra
bant. De komst van de vaste oeververbinding
werd hierdoor wel uitgesteld tot 1964.
De aansluitende Volkerakdam was pas in 1969
gereed. De weg over de Grevelingendam ver
bond het eiland toen (sinds 1965) ook al met
Schouwen-Duiveland. De Haringvlietsluizen
en de weg hierover, werden in 1970 voltooid en
de Brouwersdam in 1972. De laatste vaste oever
verbinding die tot stand kwam. was de Philips-
dam. In 1987 werd ons eiland door deze dam
met Sint Philipsland verbonden.
De aanleg van de Philipsdam was een direct
gevolg van een toegevoegde, nieuwe doelstelling
van het Deltaplan. In de jaren zestig en zeventig
werd het belang van een goed leefmilieu door
steeds meer mensen ingezien. „Moest een uniek
natuurgebied als de Oosterschelde niet blijven
zoals het was", vroegen aanvankelijk enkelen
zich af. Maar de waarschuwing die deze enkele
vissers en natuurbeschermers lieten horen,
groeide uit tot een protest van velen. Verhoging
van dijken was een alternatief voor afdamming.
De Oosterschelde kon dan blijven zoals het
was; een uniek zoutwatergebied, rijk aan vis,
vogels en een bijzondere plantenwereld.
De discussies hierover laaiden hoog op, tot in de
Staten-Generaal toe. Een cabaretier grapte hier
over eens: „Oosterschelde dicht; Oosterschelde
open. Laat ze er toch een ritssluiting van
maken".
Rijkswaterstaat kwam met het plan voor de
Oosterscheldekering; een variabele sluiting. De
veiligheid kon worden gewaarborgd en de
natuur behouden. Rinus Antonisse schreef er
een boek over. Hij bedacht een andere term dan
de cabaretier. Zijn boek kreeg als titel: De Oos
terschelde, de kroon op het Deltaplan. Dit is een
passender benaming voor zo'n gigantisch water
bouwkundig projekt.
In 1986 kon koningin Beatrix tijdens de feeste
lijke opening van de Oosterscheldekering Zee
land veilig verklaren. Het Deltaplan was reali
teit geworden.