SP
'Ze moeten nou maar eens
ophouden steeds weer
over de Ramp te praten'
Veertig jaar
na grote
watersnood:
'Maar het
vervaagt
en het
vervloeit'
ZATERDAG 30 januari 1993
BINNENLAND
Slachtoffers van de overstroming hebben een toevlucht gezocht op het dak van een boerderij. Zwaaiend
met een vlag trekken zij de aandacht van hulpverleners. (Foto's: ANP)
F Twee paarden staan troosteloos in het overstroomde Zeeuwse land
Aan de Oosterschelde was begin deze week de beperkte
en op enkele plaatsen zelfs verscherpte dijkbewaking die
in Friesland werd gelast, niet nodig. Weliswaar werden
gedurende korte tijd de gaten in de stormvloedkering van
de Zeeuwse zeearm gesloten, maar er was geen bange
twijfel over de beschermende kracht van de dijken die
Schouwen-Duiveland, en aan de overkant Noord- en Zuid-
Beveland moeten beschermen tegen de watermassa van die
onafzienbaar brede Oosterschelde. In de jaren zeventig
zijn de dijken er immers op maximale en haast voor de
eeuwigheid veilige sterkte en hoogte gebracht.
Door Aad Wagenaar
"Dat was overigens allemaal pas
ruim een kwart eeuw na de Wa
tersnoodramp voor elkaar", zegt
Leen Moermond deze week op
nuchtere toon. De lange en dunne
heid van 6 november 1953, herin
nert Moermond zich; het woei en
het donderde. "De harmonie van
Zierikzee speelde het Wilhelmus
maar het was zo vals als wat, want
de mensen stikten van de kou
hun lippen waren te stijf om er
fatsoenlijk mee te blazen."
se dijkgraaf, ex-Zeeuwse burge
meester, heeft dan een ochtend
lang verteld en een volle middag
gegidst over zijn eiland Schouwen-
Duiveland. Hij is nu uit de auto
gestapt en gaat zijn gast voor over
een modderig veld van zand en
graspollen. Het is aan de zuidzijde
van Schouwen-Duiveland waar de
kruin van de zeedijk omhoog
steekt door een kolossale klomp
beton.
Dichterbij blijkt de grillige hoog
te waarachter de Oosterschelde in
kwaaiige schoonheid schuimt, te
zijn gevormd door drie caissons,
enorme betonnen afgezonken do
zen, waarvan de rechtse en linkse
scheef en slordig uit gelid liggen.
Die in het midden staat echter
kaarsrecht en waterpas.
Op 6 november 1953, vier mi
nuten voor middernacht, zakte
deze middelste brede en hoge
betonbak in het water en werd hij
in fel schijnwerperslicht door vijf
schepen op zijn plaats gezet. Op
de Oosterschelde dobberde toen de
'Breezand', een vaartuig van Rijks
waterstaat dat koningin Juliana en
minister-president Drees aan boord
had. Zij en andere notabele Neder
landers waren vanaf het water
getuige van de sluiting van het
laatste gat in de dijken van de
Zeeuwse en Zuidhollandse eilan
den.
Een eindje landinwaarts, bij het
rechtse caisson, stond die novem
beravond ook Leen Moermond toe
te. kijken, tussen het gewone
Zeeuwse volk en veel nabestaan
den van de 91 mensen uit Ouwer-
kerk en 289 uit Nieuwerkerk die
negen maanden eerder in het wilde
water waren verdronken. Het was
beestenweer bij de stoere plechtig-
Natuurgebied
De drie breuken in de zeedijk
bij Ouwerkerk hadden bij de Wa
tersnoodramp van 1953 het groot
ste en later moeilijkst te bedwin
gen stroomgat veroorzaakt.
Veertig jaar later ligt achter de dijk
een beschermd natuurgebied van
prachtige kreken. Ze zijn ontstaan
in de stroomgeul waar het zilte
water van de Oosterschelde drie
seizoenen lang in- en uitgutste
voordat het in november 1953 tot
stilstand kwam en in het bezinksel
nieuwe vegetatie ontstond.
In het natuurlijke plantsoen dat
links en rechts van een provinciale
weg ('De weg van de Buitenlandse
Pers') tussen kreken en caissons
ligt, zijn nu mannen van het
plaatselijke waterschap in ijverige
haast een weggetje aan het egalise
ren. Het loopt tot een meter voor
de caissonmuur, bij de plaats waar
in het ruwe beton een tekst is
gehakt.
Komende maandag 1 februari,
als herdacht wordt dat het 40 jaar
geleden is dat Nederland door de
Watersnoodramp werd getroffen,
zal koningin Beatrix hier, op een
droge, moddervrije en aangeveeg
de plaats, een moment haar ogen
laten rusten op de woorden aan de
muur. Ze vormen een zin uit de
Troonrede die haar moeder in het
rampjaar 1953 uitsprak: 'In de
worsteling om een snel herstel van
de waterkeringen zijn de beste
tradities van ons volk gehand
haafd'.
Eerder die maandag is koningin
Beatrix aanwezig bij de nationale
plechtigheid in het kleine kerkje
van Nieuwerkerk, het andere Dui-
velandse dorp dat door de water
stroom uit de kapotte dijk van de
Oosterschelde zo goed als wegge
vaagd werd en waar de meeste
mensen van het eiland verdronken.
Springtij
In de nacht van zaterdag 31
januari op zondag 1 februari 1953
beleefde Nederland de grootste
natuurramp sinds de Allerheiligen
vloed die in 1570 half Nederland
van zuid tot noord onder water
zette. De Watersnoodramp gebeur
de in een nacht met volle maan en
een zware noordwesterstorm die
bij vlagen orkaankracht had. Door
de samenwerking van zon en maan
deed zich het maandelijkse ver
schijnsel voor van extra hoog wa
ter dat 'springtij' wordt genoemd.
De storm hield uren aan en stuwde
het water van de Atlantische
Oceaan de Noordzee in waar de
dijken van Zeeland en Zuid-Hol
land het in de vroege ochtend van
1 februari op talloze plaatsen be
gaven en het woeste water de
polders instroomde.
In Zuidwest-Nederland verdron
ken 1835 mensen en tienduizen
den dieren. Van de bijna 250.000
hectare ondergelopen land, acht
procent van het Nederlandse
grondgebied, moesten 100.000
mensen worden geëvacueerd om
dat 4500 huizen en andere gebou
wen in de waterstorm werden
weggevaagd en een veelvoud
zwaar beschadigd raakte. De mate
riële schade werd later in 1953
vastgesteld op anderhalf miljard
gulden.
Leen Moermond voerde ons 's
middags langs de Rampaertsedijk,
die de scheiding vormt tussen het
poldergebied van Nieuwerkerk en
Oosterland, een vriendelijk land
schap met akkers die netjes ge
ploegd waren en ingezaaid met
wintertarwe. Er scharrelden onbe
vangen fazantjes door de ploegvo-
ren.
Hennekenspad
Hier, vertelde Moermond, zijn
die februarizondag van 1953 uit
Ouwerkerk en Nieuwerkerk en
van de boerderijen in de polders,
tientallen drenkelingen aange
spoeld die door geluk een stuk
drijfhout hadden kunnen pakken.
Op de dijk stonden mensen die ze
over de wrakrotzooi voor de dijk
op het droge trokken
Er was, zei Moermond, een
arbeidersbuurtje buiten Ouwer
kerk, Hennekenspad heette het,
waar op 1 februari alle bewoners
op één na verdronken zijn. Het
ene na het andere huisje was
ingestort en de mensen dreven
weg op deuren, ramen en stukken
zolder, sloegen om in het kolkende
water en verdronken. Twintig
mannen, vrouwen en kinderen
kwamen zo om het leven; de ene
overlevende was een vrouw die
zich met haar twee zonen in een
telefoonpaal had vastgebonden en
daar haast een etmaal in de ijzige
storm hing. Toen ze werd gered
was ze letterlijk stijf en blind door
het zoute water. De jongens waren
al uren daarvoor van de paal
gegleden en verdronken.
Leen Moermond woont met zijn
vrouw Jans op de grens van de
polders Dreischor en Adriana Jo
hanna, in een knus zelfgebouwd
huis aan de Zuiddijk, even buiten
het bekoorlijke dorpje Dreischor.
De hoeve die achter Moermonds
huis ligt heet ook Adriana Johan
na; Jans is er geboren en Leen
heeft er een groot deel van zijn
leven geboerd.
Leen Moermond is nu 76 jaar en
zogenaamd in ruste, na een leven
waarin hij behalve boer ook jaren
lang wethouder van Dreischor was
en nog op zijn 56e werd geroepen
tot het ambt van burgemeester van
Westkapelle op het eiland Walc
heren. Begin 1982 kwamen hij en
zijn vrouw weer in de polder
Adriana Johanna thuis.
"Ik ben in mijn leven steeds
voor van alles gevraagd", vertelde
hij in zijn leunstoel met uitzicht op
de Zuiddijk en het kerktorentje
van Dreischor. "Of ik brandweer
commandant wilde worden, of ik
wethouder wilde zijn, of ik in het
bestuur van dit of van dat wilde
Op 31 januari 1953 was Leen
Moermond behalve brandweer
commandant ook dijkgraaf van de
polder Adriana Johanna.
"Die avond", vertelt hij 40 jaar
later, "werd ik om negen uur uit
het dorp opgebeld dat ik niet naar
bed mocht gaan omdat het hoog
water zou worden. Om elf uur
kwam de kraanmachinist van het
haventje De Beider bij de Greve-
lingen aan de lijn en die zei dat ik
vloedplanken moest komen zetten.
'Hoe kan dat nou?' riep ik nog,
'het is pas om drie uur vannacht
hoog water!' Maar die man zei dat
het water nu al zo verschrikkelijk
hoog was, dat hij het ergste vrees
de".
Toen brandweercommandant
Moermond bij het haventje op de
dijk was, zag hij dat het water al
anderhalve meter onder de kruin
stond. Het liep tegen middernacht
en pas over drie uur zou het écht
hoog water zijn. Hij hoorde ie
mand op de dijk zeggen dat er
mensen zouden gaan verzuipen.
Dat vreesde Moermond zelf ook;
een 36 levensjaren lang beleden
heilig geloof in de kracht van de
dijken was op slag gebroken. De
brandweercommandant meende
daarom dat het tijd geworden was
om de keVkklok van Dreischor te
laten luiden en zo de mensen in
het dorp en in de polders te
waarschuwen. Voor dat grote
alarm, dat Moermond zelf nog
nooit had horen klinken over
Schouwen-Duiveland, was echter
de toestemming van de burgemees
ter nodig.
Vervolg op pagina 23