'Lijken fotografeerde je niet 'Het vervaagt en het vervloeit' Zaterdag POEZIE IN ZWART-WIT D gt Haagsche Courant Het Binnenhof a zaterdag 30 januari 1993 vervolg van voorpagina zaterdag Toen brandweercommandant Moer- mond bij het haventje op de dijk was, zag hij dat het water al anderhalve meter onder de kruin stond. Het liep tegen middernacht en pas over drie uur zou het écht hoog water zijn. Hij hoorde iemand op de dijk zeggen dat er mensen zouden gaan verzuipen. Dat vreesde Moermond zelf ook; een 36 levensjaren lang beleden heilig geloof in de kracht van de dijken was op slag gebroken. De brandweer commandant meende daarom dat het tijd geworden was om de kerk klok van Dreischor te laten luiden en zo de mensen in het dorp en in de polders te waarschuwen. Voor dat grote alarm, dat Moermond zelf nog nooit had horen klinken over Schou- wen-Duiveland, was echter de toe stemming van de burgemeéster no- dig. „Maar die man, burgemeester Ver meulen, was bridgen bij boer Krepel in de polder. Dat deed hij elke zater dagavond en gewoonlijk kwam hij dan om twaalf uur 's avonds thuis. Nu werd het een uur voor hij opdook en bij het haventje kwam kijken. Ik zei tegen de burgemeester dat het niet goed zou gaan straks, het water zou over de dijk gaan. 'Hoe kan dat nou?' zei de burgemeester, 'er is nog nóóit wat gebeurd en dat gebeurt nóu ook niet!'. „Ik hield vol en zei dat de kerkklok geluid moest worden. Ik was hele maal gek geworden, vond de burge meester hij Door het alarm kwamen vooral dorpelingen naar de Zuid- dijk van Drei schor; in de bul derende storm drong het klok gelui nauwelijks de diepte van de polders in. Om twee uur ging het wa ter over de Havendijk en stroomde de Adriana Johanna polder vol. In het centrum van Dreischor bij de Kerkring was nog niets aan de hand, zodat Moermond de zich veilig wa nende nieuwsgierigen op de dijk kon vragen om mee te helpen bij het red den van het vee in zijn schuur en dat op de dijk te brengen, 32 koeien en twee rijpaarden. „Ik woonde haast twee meter plus NAP, maar het water stond aan de dakgoot, de deuren en ramen ware.n al uit het huis geslagen door de wilde stroom. Ik heb mijn twee dochtertjes van zes en acht meegegeven aan ie mand om ze naar mijn schoonmoe der in het dorp te brengen. Ik dacht toen dat mijn vrouw ook was meege gaan maar die heb ik later uit de boerderij moeten roepen, want ze had nog wat dingen willen pakken. Mijn vrouw is wadend door het wa ter op de dijk kunnen komen". Later die nacht reed Moermond heen en weer van de Zuiddijk naar hogere plaatsen in de buurt, zijn per sonenauto vol met mensen die uit de polders waren gevlucht. „Uiteinde lijk zijn we naar Schuddebeurs ge gaan, ik had daar een vriend die bo ven op de dijk woonde. Daar hebben we met dertig man op zolder gesla pen. Nou ja geslapen een beetje gelegen eigenlijk, tot het licht was geworden. „Ik dacht die nacht dat het einde van het bestaan was bereikt. Het enige was dat we nog in leven waren. Als ik het nog verder zou overleven moest ik het leven opnieuw beginnen, be sefte ik". Bemoediging Zondag, maandag en dinsdag zijn in Moermonds herinnering gebleven als dagen waarin de wereld het be staan van Schouwen-Duiveland to taal was vergeten. Op het deel van het eiland waar hij woonde was niéts te merken van enige van het vaste land gezonden hulp of berichten van bemoediging. Later is vastgesteld dat pas op maan dagmiddag de bemanning van een verkenningsvliegtuigje Schouwen- Duiveland als rampgebied ontdekte. Toen werd aan het crisiscentrum in Den Haag voor het eerst gemeld dat het middelste eiland van het Neder landse deltagebied 'praktisch geheel ondergelopen en geïsoleerd' was. Tot dan was alle aandacht van de reddingsdiensten uitgegaan naar Goeree-Overflakkee en dicht bij het vasteland gelegen delen van Zee land, zoals de (schier)eilanden Tho- len en St. Philipsland. Leen Moermond deed op zondag een t nieuwe poging om zijn vee te redden, maar moest toezien hoe zijn koeien verdronken. Op maandag en dins dag was hij behulpzaam bij het red den van mensen die de stormvloed in de polders hadden overleefd. Inmiddels was de hulp naar Schou wen-Duiveland dan toch op gang ge komen en werd Zierikzee, de ook zwaar getroffen hoofdstad van het eiland, een evacuatiecentrum. Drie weken na de ramp moest Leen Moermond Schouwen-Duiveland verlaten; in de voor alle eilandbewo ners verplichte evacuatie reisde hij zijn vrouw en dochtertjes achterna naar Ophemert, een dorpje aan de Maas in Gelderland. „Daar kwam trouwens meteen de burgemeester naar me toe om te ver tellen dat ik nooit meer terug hoefde naar dat gevaarlijke Zeeland. Die burgemeester wist dat mijn vrouw en ik allebei een onderwijzersakte hadden en hij was juist op zoek naar twee schoolmeesters en hij had ook al een huis voor ons. Maar mijn vrouw zei: 'Al moet ik straks in Drei schor in een kippenhok gaan wonen, teruggaan dóen we!"' Dat deden ze ook. „In april 1953 heb ik al weer gerst gezaaid," zegt Leen Moermond. „Dat had ik nooit moeten doen, want met die misera bele oogst die de zilte grond oplever de, viel ik buiten de vergoeding die andere boeren kregen voor hun ge miste oogst. Toen had ik twee keer niks". Als hij zo klaagt zijn we in de polder Vierpanhen en volgen een route die blijkens bordjes op kruispunten ook door de ANWB van harte wordt aan bevolen. Zeeland op z'n mooist? „Welnee", bromt Moermond, „het was hier prachtig, maar daar is haast geen schijn van over. Watje nu aan landschap ziet is allemaal van na de Ramp, het oude land is verdron ken en de bo men zijn ge storven". We rijden over nu functieloze polderdijken langs land waar de mooie kleine boerderijen uit Moermonds jonge jaren ver dwenen zijn, verwoest door de Watersnood ramp of verla ten en afgebro ken na de grootschalige herverkaveling van de weer drooggekomen landbouwgronden in 1954-1956. „Al die echt mooie dijken zijn weg, die zijn met kranen afgegraven", zegt Moermond. „Anders konden ze niet aan de grote kavels komen. Het waren schitterende dijken, met prachtige bomen en rijke lage be groeiing. Op Schuddebeurs was een gebied dat zo mooi was, heel klein al lemaal, met weeltjes en dijkjes. Dat is weg, er ligt alleen een put. Ze had den in 1954 maar twee dingen aan hun hoofd: veiligheid en landbouw. Dat de gewone dijken weggingen heeft me niet zo veel gedaan, maar wat er in Schuddebeurs gebeurde was heel erg". We staan stil bij het haventje van Vi- ane, op de grens van de polders Vier bannen en Oosterland. Hier is een vijf-eilandenpunt. Moermond, opeens in de rol van trotse Zeeuw, wijst over de golven van de Ooster- schelde, eerst naar Overflakkee, dan naar St. Philipsland en Tholen, naar de televisietoren in de verte van Goes op Zuid-Beveland en rechts naar de Zeelandbrug die tot het vaag zichtbare Noord-Beveland reikt. „Dat hoort nu allemaal gewoon bij Nederland," zegt Leen Moermond. „Dat komt door de bruggen en de dammen die het Deltaplan heeft ge bracht. Zeeland werd ontsloten, voor ons en voor de mensen van het vaste land. Het reizen van en naar Zeeland is gemakkelijk geworden door de ontsluiting. We waren er wel blij mee, maar ergens ook weef niet je kreeg ook die troep van kleine crimi naliteit en zo. „Vroeger kon je niet zo gemakkelijk het eiland af, dus kwamen ze hier niet zo gauw stelen. Maar het toeris me heeft zeker, vooral economisch dan, een zegening gebracht, behalve in de westhoek van het eiland. Alle jeugd van Nederland komt in het weekeinde keten in Renesse. En we hebben ook de hausse gekregen van de tweede woningen, daar ben ik al tijd op tegen geweest. „Is Zeeland uiteindelijk beter gewor den van de Ramp? Ik zou het eigen lijk wel zeggen, ja. Kort na 1953 hoorde je hier en daar wel eens een oneerbiedig bidversje: 'Geef ons he den ons dagelijks brood en om het jaar een watersnood'. Maar dat heb ik nooit gebeden. Daarvoor is er te veel verdriet beleefd. „Maai- het vervaagt en het vervloeit. De meeste mensen hier op de eilan den praten nu heel wat makkelijker over de Ramp dan in het begin en twintig, dertig jaar geleden. Maar er zijn er ook die te veel praten, vooral de laatste weken weef, door alles wat geschreven wordt en op de tele visie vertoond en dan is de reactie soms ook weer typisch Zeeuws: die en die moeten nou maar eens ophou den steeds weer over de Ramp te praten. Als de koningin volgende week vertrokken is, is het voor een tijdje weer genoeg geweest". Hans Akkersdijk was een van de eerste fotografen die de plaats van De •Ramp bereikte. Aan boord van een soort leger-amfibievoertuig knipte hij tien rolletjes vol. Vreselijke beelden. Bij andere beelden drukte hij niet af, die beelden bewaarde hij in zijn hoofd. door Frits Baarda Het eerste nieuws over De Ramp be reikt de buitenwereld in de vorm van getu igenverslagenVerslaggevers beschrijven het ondergelopen land vanuit Dakota's, hoog boven het wa ter. Ze doen geschokt verslag van bo venmenselijke inspanningen en tra gedies. Vermoeide roeiers die niet voorbij levensgevaarlijke doorbraak- gaten geraken. Boerinnen die de kracht missen om zich aan de oksel- haken van de helikopters vast te klemmen. Een watervliegtuigje dat -een eenzame man met zijn vlag op een dak moet achterlaten, omdat hekjes met prikkeldraad het toestel beletten te landen. Een van nood krijsend varken met zijn kop juist bovep het water. Verdronken men sen, overal. „Het was erger dan de vreselijkste droom," meldt Het Vrije Volk in de eerste noodeditie. De krant ver schijnt nog die nacht. Vliegtuigjes zullen later die week duizenden exemplaren boven het rampgebied uitwerpen. „Het was een nachtmer rie vol rinkelende telefoons, draven de mannen, wenende vrouwen, te gen orkaankracht optornende men sen, wassend water" De hoofdredactie besluit onmiddel lijk een tekenaar mee te sturen, zo dat de lezer in schetsjes een eerste visuele indruk kan krijgen. Hij te kent de toren van Stellendam, waar in mensen hun toevlucht hebben ge zocht. Spoedig volgen fotografen. Hans Akkersdijk meldt zich niet op de redactie, hij is op eigen gelegen heid naar Zeeland afgereisd. Nie mand weet waar hij zich bevindt. Zijn auto wordt, een dag later, verla ten aangetroffen bij een brug in Dor drecht. Achter de brug niets dan wa ter. Feestzaal De voorafgaande dag en nacht had hij nog in de Rotterdamse dreven rondgezworven, de overstromingen fotograferend. De eerste foto maakte hij in een ondergelopen feestzaal aan de Oostzeedijk, waar uitgelaten mannen met hoedjes in het wassen de water dansten. Hij bood de feest- foto Hans Akkerdijk Midden op die enorme watervlakte fotografeerde ik het oneindige water, de mensen op de daken, de geredden vóór me in de boot. Ik was heel selectief en zuinig, want ik had maar tien films met elk twaalf beeldjes bij me". gangers nog aan voor de eerste nood- editie, maar de redactiechef had ge oordeeld: „Te vrolijk bij al die ellen de". De noodeditie droeg de kop: 'Om vang van de ramp niet te overzien'. Het maakte de machteloze positie van de journalisten duidelijk: ze brachten groot nieuws waarvan ze zelf alleen maai* van grote hoogte ge tuige waren geweest. Wélke afme ting de ramp in menselijk opzicht had. konden ze de lezer niet melden. De storm en de grote afstanden be letten hen de geïsoleerde Zeeuwse dorpjes over water te bereiken. Hans Akkersdijk doet na een dag toch een poging. Met zijn auto rijdt hij naar Dordrecht. „Ik kon er niet verder vanwege de geopende brug. Toen kwam een man aangereden, een Scheveninger. Hij reed op een Dukw, een voertuig dat zich zowel op het land als over water kon voort bewegen. Een tweedehandsje uit een legerdump. Bij mooi weer reed hij er mee over het strand en bracht er badgasten een eindje mee op zee". De man wil op eigen houtje mensen redden. Of hij mee mag, vraagt Ak kersdijk. „Liever niet", antwoordt de Scheveninger, „Het is de bedoe ling' mensen te halen, niet te bren gen." Na enig aandringen stemt hij alsnog toe. Al snel is er rond hen alleen water en een bulderende wind. Bij Zijpe ko men ze een eerste post van hulpver leners tegen. De fotograaf duikt on der de dekens, aan de voeter^van de Scheveninger. Hij weet dat hij moet achterblijven als.ze hem ontdekken. Journalisten worden de eerste uren uit reddingsvaartuigen geweerd. Ze nemen maai' onnodig plaats in. De autoriteiten vorderen direct het amfibievoertuig en zetten de Sche veninger bij de hulpacties in. Hans Akkersdijk, nbg altijd onder de de kens, zien ze over het hoofd. Selectief „Ik ben twee volle dagen in die boot gebleven", vertelt Akkersdijk. „Op de redactie begonnen ze het ergste te vrezen. Ik liet niets van me horen. Ik wilde wel, maar ik kón niet. Alle ver bindingen waren verbroken. Ik be vond me midden op die enorme wa tervlakte. Daar fotografeerde ik het oneindige water, de dode koeien, de mensen op de daken, de geredden vóór me in de boot, maar ook brei werkjes hoog in de bomen. Ik was heel selectief en zuinig, want ik had maar tien films met elk twaalf beeld jes bij me". Terwijl de drenkelingen aan boord worden gehesen, fotografeert Ak kersdijk. De markantste opname, vindt hij, is van een groepje gered den onder dekens. Ze zitten zwijg zaam bijeen, in een shocktoestand. Het is de enige overgebleven foto uit een serie die hij zittend nam vanuit de boot. Menselijke lijken, hoewel hij ze soms op deuren langs ziet drijven, fotografeert hij niet. „Het was zelf censuur. Dat deed je niet, dat was ongepast. Ik wist uit ervaring dat lij ken nooit de krant haalden. Die beel den liggen nu opgeslagen in mijn hoofd, in een potje waai' ze zelden uitkomen. Gewoon verdrongen". Over een dak De Scheveninger haalt nog tiental len mensen uit hun huizen en van vlotjes weg. „Die man heeft werke lijk geweldig werk gedaan", zegt Ak kersdijk, „Hij blééf werken. Met dié boot kwamen we overal. Soms voe ren we ermee dwars door een keu kentje en .zagen we de kopjes en pari- netjes nog op het aanrecht staan.. Wat me nog het meest is bijgebleven, is het rijden over de daken. Ineens' hadden de wielen van de Dukw. greep op iets, dan zag je onder je eén dak, losgeslagen van een huis' Na twee dagen draait de motor van de Dukw zichzelf in puin. Het vaar tuig strandt nabij Zierikzee, waar.' Hans Akkersdijk op een groter schi^ met evacués kan over stappen. Het wordt ook hoog tijd de films bij de krant af te leveren, ze zijn alle vol ge schoten. Van de tocht naar Rotter dam kan hij geen foto meer maken. Vier dagen nadat hij bij Dordrecht het water op is gegaan, komt hij aan bij de Spido. „Ik belde meteen mijn redactiechef; Koos Aarse. 'Wat is er nou weer?':, was het eerste dat hij me zei. Toén1 besefte hij dat ik het was. 'Waar zijn: je foto's?' Hij liet direct Jan van der1 Hoeven, een collega, komen om de films op te halen en te ontwikkeleri. Ik mocht naar bed. Na vijf dagen zag mijn vrouw Riekie me weer". Enkele van de foto's halen nog juist de extra editie op zaterdag van een fotokrant, een bijzondere uitgave in die dagen. 'Een zwarte week' staat er boven. Voor het eerst kunnen de lezers ook zien welke ramp zich op' de eilanden heeft voltrokken. Een. enkele foto van Akkersdijk wordt' korte tijd later ook opgenomen in." het boek De Ramp, het eerste op zo'n grote schaal verkochte fotoboek in Nederland. De Vereeniging ter Be vordering van de Belangen des Boekhandels, die het boek uitgeeft/ laat maar liefst 675.000 gedenkboe ken drukken. De baten gaan recht streeks naai' het Nationaal Rampen fonds. Het is misschien de laatste keer dat fotografen in Nederland exclusief het beeld van een gebeurtenis vor men. De televisie heeft de kinder schoenen nog niet verlaten. In een afgedankt kerkje in Bussum staan al wel camera's klaar, maar die moeten onbeweeglijk binnen blijven. Werk van de leerlingen van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, studierichting fotografische vormgeving. Zij hebben foto's gemaakt bij door ons aangeleverde dichtregels. Wekelijks plaatsen wij een van de foto's die behoorde tot de selectie die is gemaakt door docenten van de Academie en de chef-fotoredactie van deze krant. Deze week een foto van Pieter van Rfeenen Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven haar wangen had verweerd, haar voor hoofd had doorkloven, toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt (Willem Elsschot, eenste strofe uit Het Huwelijk)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 2