Nederland liét zich verrassen ZATERDAG 30 JANUARI 1993 -AUD ZATERDAG PAGINA 41 VEERTIG JAAR MA D>E WATERSNOOD Andries Brugge- man op de bin nendijk achter Battenoord, waar zijn familie in de auto ver dronk op de vlucht naar Nieuwe Tonge. Hier redde An dries zijn elfjarig broertje voordat de auto met vier andere familiele den in de golven verdween. e Een massale begrafenis, ergens in het rampgebied. De grootte van de kisten geeft pijnlijk duidelijk het leed van de nabestaanden weer: het jong ste slachtoffer hier is een baby van drie maanden. de binnendijk te lopen. En juist als seconden later de stoet volge pakte auto's over die kronkelige binnendijk naar Nieuwe Tonge vertrekt, breekt de zeedijk. Op wel tien plaatsen tegelijk, herinnert Els Luchtenburg zich. „Een ont zettende klap. Alles dreunde, alsof overal bommen insloegen." Haar verloofde Andries houdt het niet meer en rent achter de auto's aan naar de eerste bocht in de dijk naar Nieuwe Tonge, waar zijn ouders wonen. Hij ziet hoe zijn vader en moeder met drie broertjes en een oudere vrouw in de auto van zijn vader proberen weg te komen. Maar de auto is vastgelopen. Samen met vader Bruggeman probeert Andries de wagen los te duwen. Dan komt de vloedgolf. Andries: „Pa wordt meteen meegesleurd en verdrinkt. De au to schuift van de dijk, met mijn familie er in. Ik sla een ruit in en weet mijn 11-jarige broertje nog te bevrijden. Dan wordt de auto door nieuwe golven weggeslagen, onbereikbaar. Mijn moeder, twee andere broers en die oudere vrouw verdrinken. Ik weet nog dat ik tegen mijn jongste broertje heb gezegd: Nou staan we er alleen voor. Vanaf dat moment heb ik anderhalf uur lang tegen de stroom moeten vechten, hij op mijn rug, om die 150 meter terug naar Battenoord te overbruggen. Mijn handen waren totaal kapot van de asfaltranden, waar ik me telkens aan moest optrekken als ik weer van de dijk af was ge spoeld." Tegelijkertijd tijd voltrekt zich even verder op de binnendijk het drama met de andere auto's. Een aantal mannen probeert vanaf Battenoord de stilgevallen wagens te bereiken. Enkelen slagen daar in. Tevergeefs proberen ze de in zittenden te redden: telkens op nieuw slaan vloedgolven de auto's verder van de dijk. De vrouwen en kinderen die geëvacueerd hadden moeten worden, verdrinken jam merlijk. Slechts één van de hulpe loze redders overleeft zelf het on geluk. Els Luchtenburg begrijpt nog steeds niet goed waar de chauf feurs van die auto's waren toen de vloedgolf kwam. „Ze waren weg. Zij overleefden, hun passagiers niet. Ach, ik denk..., het waren hun eigen vrouw en kinderen niet die in de auto's gevangen zaten. Mis schien hebben ze maar net het ei gen hachje kunnen redden door snel te vluchten. Daar steekt niks vals in, tenslotte waren ze voor een evacuatie gekomen en ver keerden ze nu zelf in doodsnood." Pas jaren nadien is het laatste stoffelijk overschot van Andries' familie teruggevonden. Onherken baar, natuurlijk, maar Els kon het lijk identificeren aan de hand van een stukje van een rode trui met een speciaal werkje erin. Die had zij destijds zelf nog gebreid. Els en Andries hebben de eerste jaren na de ramp van Battenoord de handen vol gehad aan de op voeding van Adries' jongere broers die zonder ouders verder moesten. Na jaren is de terugslag pas gekomen, vooral voor An dries. „Ik heb een tijd gekend dat ik al onder tafel zakte als iemand een overlijdensadvertentie voor las. Met heel veel pillen en heel veel praten heeft mijn huisarts me er weer overheen gekregen. „Ik ken nog alle verjaardagen uit mijn hoofd. Als je bedenkt dat ze hier in de kerk destijds verkon digden dat de verdrinkingsdood als straf van God was gekomen voor de zonden van de overlede nen, begrijp je wel waarom ik de kerk toen de rug heb toegekeerd. Ik ga dit weekeinde naar de her denkingsdienst op Nieuwe Tonge. Maar als ze dan wéér over Gods straf beginnen, zal ik wéér de kerk uitlopen." Een grenzeloze nonchalan ce en een gebrek aan ver antwoordelijkheidsgevoel, dat is, veertig jaar na da to, de meest aannemelijke verkla ring voor het feit dat de ramp zo véél slachtoffers kon maken. Ne derland wérd niet verrast, maar heeft zich léten verrassen. Zelfs toen er, in de fatale nacht, nog ve le uren de tijd was om maatrege len ter bescherming van de bevol king te nemen, draaiden de mees te dijkbewakers, bestuurders en professionele waterratten zich nog eens op het andere oor. Dat de dijken zwak waren, was al lang bekend. De oud-directeur gemeentewerken, tevens brand weercommandant van Halsteren Jan Huuskes herinnert zich nog haarscherp de kaarten van ir. Rulkens die al in 1931 constateer de dat de dijken langs de Brabant se kust vrijwel nergens aan de toen geldende minimale hoogte voldeden, laat staan dat ze de ge wenste bescherming boden. Rul kens adviseerde toen al deltahoog te, maar zijn stem werd niet ge hoord. En de kaart waarop met rode en groene lijnen de minimale én gewenste hoogte was ingete kend, verdween althans in de ge meente Halsteren in de prullen bak. De toestand van hun dijken kennende, hadden de meer dan honderd polderbesturen in zuidwest-Nederland bij de waar schuwingen voor gevaarlijk hoog water natuurlijk extra op hun hoede moeten zijn, zegt Kees Sla ger, schrijver van het standaard werk 'De Ramp, een reconstruc tie' dat onlangs verscheen. „De dijkgraven en dijkbazen hadden natuurlijk op hun dijken moeten staan, toen er met eb meer water tegen de dijken stond dan normaal tijdens de vloed. Maar de meesten waren niet op hun post, zelfs niet als er einde lijk, veel te laat en met grote aar zeling hier en daar toch alarm werd geslagen." Sterker nog: in talloze polders blijken de sluizen niet eens geslo ten te zijn. De coupures punten waar de dijk door een weg wordt doorsneden staan vrijwel over al open, de vloedplanken die in de coupures geschoven kunnen wor den zijn mottig of zelfs nooit ver vangen nadat ze in de oorlog wa ren opgestookt. Bovendien blijkt achteraf dat vrijwel geen van de getroffen gemeenten en polderbe sturen is geabonneerd op het stormvloedwaarschuwings- telegram van het KNMI in De Bilt. Overigens heeft ook Rijkswa terstaat in Den Haag niet ade quaat op de telegrafische waar schuwingen uit De Bilt gerea geerd. „Toen het water met eb niet wegliep, hadden de polderbestu ren natuurlijk moeten reageren", zegt Slager. „Maar de dijkgraven snurkten, en de meeste polders be schikten niet eens over een dijkle- ger. Bovendien ontbrak de coördi natie tussen polderbestuur en ge meentelijke autoriteiten. Men was Andries Bruggeman Een goedbedoeld, maar noodlot tig evacuatiebesluit zal in de nacht van 1 februari 1953 meer dan 20 mensen het leven kosten in het gehucht Battenoord aan de Grevelingen op Goeree-Overflak- kee. Zo'n 80 mensen zitten er om drie uur 's nachts opgesloten in het hooggelegen huis van de fami lie Luchtenburg. Ze hebben er een goed heenkomen gezocht als de golven van de woedende Grevelin gen over de zeedijk slaan en hun polder bedreigen. Ook Andries Bruggeman zit daar, de verloofde van Els Luch tenburg, dochter van de polderop zichter die groot alarm heeft ge slagen. De oude Kees Luchten burg heeft al lang door dat de dij ken niet zijn berekend op dit na tuurgeweld, en dat terwijl de vloed nog twee uur lang moet ko men. Na Luchtenburgs noodkreet is burgemeester Chris van Hofwe gen van het even verderop gele gen Nieuwe Tonge (85 doden) spoorslags over de lage binnen dijk naar Battenoord gereden om leiding te geven in zijn bedreigde buurtschap. Tegen half vier 's nachts laat hij dorpsbewoners van Nieuwe Tonge wakker bellen om met auto's naar Battenoord te ko men teneinde de vrouwen en kin deren landinwaarts naar het (veel lager gelegen) polderdorp te eva cueren. Ze móeten niet vertrek ken, ze mógen. Burgemeester Van Hofwegen zal later herhaaldelijk verklaren dolblij te zijn dat hij geen dwingende opdracht heeft gegeven voor de rampzalige eva cuatie. Acht chauffeurs geven gehoor aan Van Hofwegens oproep en ver schijnen even later in Battenoord. In het spookachtige schijnsel van de koplampen verdringen de vluchtelingen zich om hun wa gens. Het water in de polders komt almaar hoger en begint over Kees Slager, auteur van het standaardwerk 'De Ramp, een recon structie' over de watersnood in 1953. eenvoudig vergeten dat de dijken niet alleen het boerenland tegen overstroming moesten bescher men, maar ook de burgerbevol king." Niet alleen de dijkgraven zitten trouwens letterlijk en figuur lijk te slapen. De Commissaris der Koningin in Noord-Brabant, De Quay, bij voorbeeld draait zich nog eens lekker om in bed wan neer hij door burgemeester Van der Hooft van Willemstad wordt gewaarschuwd voor de naderende ramp. Op veel plaatsen in het rampgebied hebben vissers en an dere professionals wel door dat het water veel te hoog staat als de vloed nog moet komen, maar ook zij reageren niet. Zelfs als er alarm wordt geslagen, blijft men nog ongelovig toezien hoe het wa ter almaar hoger komt. „Alle beroepsmensen hadden toch verschrikkelijk zenuwachtig moeten worden", zegt Slager. „Maar neen, hoor. Pas als ver na middernacht de eerste vloedplan ken bij de havens breken, dringt de boodschap werkelijk door. Maar dan is het al te laat. En dan blijkt ook hoe zwak de zeedijken zijn: ze houden het in veel geval len maar nauwelijks drie kwar tier tegen de hoge vloedstanden. Als het water er overheen slaat, blijkt de achterzijde van de dijk meestal veel te smal, te steil en te licht. De binnenkant wordt wegge vreten en de dijk zakt in, iets waar niemand voordien op had gerekend." Tegen de tijd dat de ramp zich in volle hevigheid aftekent en overal het water komt, wordt dui delijk hoe droef het met de kwali teit van de gemeentebesturen is gesteld. Op een aantal plaatsen gaat het goed, zoals in Willem stad, Ooltgensplaat, Sint Anna- land en Herkingen. Daar wordt vroegtijdig alarm geslagen en kan de bevolking nog vluchten. Maar in plaatsen als Bath en Bat tenoord willen de burgemeesters hun inwoners juist naar de lager gelegen delen van de polder eva cueren, een denkfout die tientallen doden kost. Elders slaan de be- stuurderen helemaal op hol, of verzinken zij in mateloze apathie. Op het moment dat 'spontane leiders' durven op te staan om de maatregelen te nemen die ge meentebesturen hadden moeten treffen, is een catastrofe in veel gevallen niet of nauwelijks meer te voorkomen. „Het is merkwaar dig dat je daar staat, de ramp ziet gebeuren en vervolgens niets uit richt", zal politieman Van Felius in Dreischor later schrijven. De brandende vraag is natuur lijk of zo'n rampzalige samen loop van omstandigheden opnieuw kan optreden. Zeeland en Zuid- Holland hebben genoeg potentiële veroorzakers in huis, erkent de huidige Commissaris der Konin gin in Zeeland, Van Gelder. De kerncentrales van Borssele en Doel (België), de chemische in dustrie in Zeeland, bij Antwerpen, Bergen op Zoom en in de Botlek, het intensieve transport van ge vaarlijke stoffen over water en de scheepsterminal voor LPG-sche- pen zijn stuk voor stuk risicofac toren van belang. Van Gelder: „Voor het water ben ik absoluut niet bang meer. Destijds waren er meer dan 100 waterschappen in deze provincie. Die zijn nu verenigd in zeven pro fessioneel geleide organisaties. De 130 gemeenten zijn heringedeeld, er zijn er nu nog 30 met een veel groter draagvlak voor een crisis- bestendig bestuur. Rijkswater staat voert een uitstekend beleid van onderhoud en waakzaamheid, en ook voor de komende 200 jaar (de garantietermijn voor de Oos- terscheldedam; PdH) vrees ik niet dat dit zal verzwakken." Opnieuw is de zwakke schakel dus de mens. Alle Zeeuwse ge meenten hebben een rampenplan, maar dat werkt alleen als er re gelmatig mee wordt geoefend. Daar wil Van Gelder veel meer nadruk op gaan leggen. „De nu be schreven geschiedenis van de Ramp bewijst dat we ons perma nent op nieuwe rampen moeten voorbereiden, dat we hoge eisen moeten stellen aan kennis, erva ring en het persoonlijk karakter van de verantwoordelijken, en dat we veel moeten oefenen. Zo heb ben we hier in Zeeland, samen met de regionale omroep, laatst een sirene-oefening gehouden. De bevolking reageert daar goed op, is mijn indruk." Gevraagd of hij het sirene alarm van de kerncentrale in Borssele zelf kent, moet Van Gel der het antwoord echter schuldig blijven. „Eh..., haha, weest u er van verzekerd dat ik onmiddellijk de telefoon grijp als ik sirenes hoor, welke sirene ook." Met man en macht werken mili tairen en vrijwilligers bij het schaarse licht van aggregaten aan een noodsluiting. Kees Moerland bij de herstelde coupure voor het café aan de ha ven van Stave- ni88e. vloedgolf op zijn weg tegenkomt, zijn de huizen aan de Kerkstraat. Ze worden volledig gekraakt. Tientallen bewoners verdrinken. Ook het gezin van Kees Moer- lands nichtje dat te voet de water massa probeert te ontvluchten. In de Kerkstraat is nu, anno '93, nog precies te zien hoe het zeewa ter toesloeg: de huizen aan de westzijde zijn nooit herbouwd en de eertijds aaneengesloten rij hui zen aan de oostzijde vertoont nog precies de gaten waar de vloed golf zich doorheen maalde. Moerland heeft nog altijd moei te vrijuit over 'toen' te vertellen, al staat de vreselijke herinnering aan dat verdronken meisje scherp op het netvlies: Met z'n broer loopt hij na de eerste vloed van 1 februari over de Molendijk, nadat ze eerst een gezin uit een van de lager gelegen huisjes hebben be vrijd. Dan horen ze een meisje gil len dat in het water tussen huizen en dijk ligt, maar de kant niet kan bereiken vanwege de stapels wrakhout die er drijven. Het dra ma voltrekt zich in het schijnsel van de koplampen van een trac tor. Moerland: „We zagen het alle maal gebeuren. Hoe ze tussen het Kees Moerland Ach, iedereen op Stavenisse is overvallen. In het weekeinde werd niet gewerkt, ook niet op het gemeentehuis. De burgemeester heeft het gevaar van de storm niet goed ingezien: hij was op be zoek buiten Stavenisse. De dokter was weg. Ik heb het zelf ook niet aan zien komen." Kees Moerland, destijds uitvoer der bij de Heidemij op Stavenisse (153 doden), een havenplaatsje op de punt van het Brabantse schier eiland Tholen. Om half elf zater dagavond loopt hij nog langs de haven die helemaal vol water staat alsof het hoogwater is, ter wijl de schepen dan eigenlijk op het ebtij met de bodem in de blub ber van de drooggevallen haven horen te liggen. „Het drong gewoon niet tot me door toen ik na een bezoek bij mijn schoonouders op de Molen dijk naar huis liep, in de Kerk straat", zegt de nu 71-jarige. „Twee uur later ben ik nog eens bij de haven wezen kijken. Toen zagen we wel, dat het heel hoog zou worden. Maar ik ben weer naar huis gegaan." Om 01.00 uur besluit kantonnier Van IJsseldijk de vloedplanken te zetten in de twee dijk-coupures bij de ingangen van de haven. Om 02.00 uur laat loco-burgemeester Van der Slikke de sirene loeien. Moerland en zijn vrouw worden uit hun huis gehaald door een broer die een tractor heeft. Ze ver laten de Kerkstraat op het nipper tje, als het water reeds uit de ha ven door de gebroken vloedplan ken het dorp in stroomt. Direct daarna stort met donde rend geweld ook de Scheldsedijk buiten Stavenisse over een breed te van bijna twee kilometer in. Het eerste dat de hoge, zwarte Als de coupure bij het café aan de haven van Stave nisse het begeeft, breekt de dijk en stort de vloedgolf zich op het dorp. wrakhout naar een man met een touw om zijn middel probeerde te zwemmen, hoe ze het steeds niet haalde. Die rauwe kreten van haar, die vergeet ik nooit meer. En dan het gevoel van onmacht, dat je haar niet kunt helpen en dat je haar op den duur niet meer boven water ziet komen." Terugkijkend constateert Moer land dat de Stavenissers nu nog steeds liever zwijgen over hun drama's. Wat heeft het ook voor zin onder woorden te brengen wat je zag toen je in de lijkenbergings- ploeg nog maanden na dato de slachtoffers onder het zand van daan haalde. Moerland herinnert zich liever de positieve dingen. Hoe de ramp zijn politieke carriè re maakte, bij voorbeeld: opgeval len als leider van de ploeg die de zeedijk moest dichten, gekozen in de gemeenteraad en direct aange wezen als wethouder, loco-burge meester. Later 3,5 jaar waarne mend burgemeester, totdat Stave nisse wordt heringedeeld en hij wethouder en loco-burgemeester van de gemeente Tholen wordt. Zijn zwijgen spreekt boekdelen: de ramp is ook anno 1993 op Sta venisse nog onvoltooid verleden tijd.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 3