De band met Valencoennes weekend DE STEM DE WATERSNOODRAMP VAN 1953 ZATERDAG 30 JANUARI 1993 E7 Op de huiskamerta fel heeft Johan Nuiten zijn docu menten over de watersnood uitge spreid. Buiten loeit de wind om het huis. De regen druipt langs de ruiten. In gedach ten gaat hij terug naar 31 januari 1953. Johan Nuiten is dan acht. Het is zo'n zelfde gure dag. Het jongetje zit voor het raam in huisje aan de laatste dijk, net waar die een kleine knik maakt, op de grens van Fijnaart en Heijningen. Gefascineerd kijkt hij naar het dui venhok, dat op zijn hoge palen staat te schudden. Er kletteren pannen van het dak. Dat gebeurt vaker als het flink waait. De kleintjes uit het gezin verheugen zich al op de avond. Ze kunnen niet op de kierende zolder slapen, waar hun een- en tweeper- Het monument, dat na de watersnood in Heijningen is opgericht, beeldt een man die een vrouw omarmt uit. Voor Johan Nuiten bestaat er geen mooier symbool voor de hulp die de zwaar getroffen gemeenschap van Fijnaart en Heijningen na de ramp vanuit heel Europa kreeg. De Noordfranse stad Valenciennes adopteerde de gemeente al in de eerste uren. De blauwgeblokte trui die er vandaan kwam, en de smaak van het stokbrood met chocola in de Franse kindervakantiekolonie vergeet Johan Nuiten nooit meer. Door Joyce Ernest soonsbedden staan. Het is een feest als hun matrassen naar beneden worden gesleept. Ze voelen zich warm en veilig gevoel als ze samen op de vloer liggen. Dicht bij de grote kinderen in de bedsteden en de ouders in het kamertje ernaast. Als het rumoer verstomt, sukkelen de veertien mensen in het huisje in slaap. Buiten rukt de storm steeds harder aan de dakpannen. Op zondagochtend wordt moeder Nuiten gewoontegetrouw om zeven uur wakker. Ze maakt zich gereed om naar de kerk te gaan. Haar vertrouwde handelingen worden onderbroken door geroep. Over de dijk ziet ze een auto aankomen, die Het monument in Heijningen. Voor Johan Nuiten bestaat er geen mooier symbool voor de hulp die Fijnaart en Heijningen na de ramp vanuit heel Europa kregen, foto de stem ben steffen wordt met nog zo'n twintig leef tijdsgenootjes uit de zwaarst ge troffen gezinnen uitgenodigd in Valenciennes. De stad houdt de jaarlijkse Floriade en heeft een 'Journée Hollandaise' op het -pro gramma gezet. „Ze hadden de Nederlandse am bassadeur uitgenodigd en de bur gemeester van Fijnaart. Wij moes ten een klompendans in Neder lands kostuum doen. Daar hebben we weken voor gerepeteerd. We voerden hem. op voor duizenden mensen in een enorme hal. We overnachtten in de stad en we gingen beladen met cadeautjes te rug. We hebben die dans in de zomer nog een keer gedaan, toen koningin Juliana naar Heijningen kwam." Frangoise Mebré is in 1953 vrijwil ligster van het Rode Kruis in Va lenciennes. Ze is ook directrice van eenkindervakantiekolonie in Fondspierre, een idyllisch plaatsje met een kasteel in de bosrijke om geving ten Noorden van Parijs. Het Rode Kruis biedt daar twee keer een groep kinderen uit Fijnaart een vakantie aan. Er gaat een Neder landse leidster mee. Frangoise Membré spreekt geen Nederlands. Daardoor trok ze niet echt met de Nederlandse kinderen op. Maar bijna veertig jaar weet ze nog precies wie Johan Nuiten is. De vakantie in Fondspierre werd verloot onder de Fijnaartse kinde ren van een bepaalde leeftijd, Jo han Nuiten krijgt weer dat blije gevoel als hij eraan terug denkt. „Ik was erbij! Ik denk, dat ik enige kind was, dat twee keer in Frank rijk kwam! Die vakantie was gran dioos! We deden alles samen'met de Franse kinderen. We spraken met gebarentaal, 's Morgens was het eerst reveille rond de vlag. Toen er iemand van het Konings huis jarig was, mocht de Neder landse vlag één keer boven de Franse hangen. We speelden de hele dag in het bos. De vakantieko lonie lag aan een klein meer. In de buurt kon je waterfietsen huren. Wij mochten een keer per week gratis. Zoiets had je in Fijnaart niet. Maar het meest fascinerend was het stokbrood, 's Morgens kwam de bakker met de bakfiets. Er lagen enormé, lange, dikke bro den in. Ze werden gesneden en we kregen er chocoladerepen bij." Tot het begin zestiger jaren brengen mensen uit Valen ciennes regelmatig een be zoek aan Fijnaart en omge keerd. Er groeit een hechte vriend schap tussen Gabriël Priérard en de toenmalige burgemeester P. ter Haar van Fijnaart. Zij nodigden elkaar uit voor officiële gelegenhe den, maar ook privé. Het gezin Ter Haar logeert vaak op het buiten verblijf van Priérard in Le Tou- quet. De contacten tussen Fijnaart en Valenciennes vallen stil door ver huizingen en overlijdens. Johan Nuiten woont nog altijd in Fijnaart. Afgelopen zomer heeft hij de banden met Valenciennes weer aangehaald. Voor de lokale radio- omroep maakt hij het programma 'Straatje om'. Daarin belicht hij de straten in de gemeente in alfabeti sche volgorde. Toen hij bij de Va- lenciennesstraat was gekomen, kwam hij op het idee om met zijn omroepcollega naar Valenciennes toe te gaan. Ze hebben er mensen geinterviewd, die indertijd hielpen bij de inzameling voor Fijnaart. Het was een hele organisatie om hen op te sporen, maar de moeite waard. Nuiten kreeg alle medewer king voor de opnamen, een officiële receptie, een diner en een ereme daille van de stad Valenciennes. Maar het leukste was misschien wel, dat Frangoise Membré en het echtpaar Thiétard na achtendertig jaar meteen het jongetje Nuiten in hem herkenden. Johan Nuiten heeft voor zijn radio programma ook veel inwoners van Fijnaart gesproken. Eén onderwerp keerde steeds terug. „Niemand kon het nalaten om over de watersnood te vertellen. Nor maal lopen de mensen er hier niet mee te koop. Maar het blijkt, dat de watersnood een enorm' stempel heeft gedrukt. De Deltawerken zijn een gigantische beveiliging. En de communicatietechnieken zijn ook veel beter dan toen. Maar oude mensen zijn toch bang. Ze worden nog altijd wakker als het stormt. Voor de mensen die het bewust hebben meegemaakt, is het een tijdsbepaling. Zoals in andere plaatsen wel over voor en na de wereldoorlog wordt gesproken, zo praten wij over voor en na de watersnood." Tegenwoordig kunnen mensen na een ramp psychische hulp krijgen. Dat is goed, vindt Nuiten. Hij denkt, dat in '53 de paters van Mill Hill zijn ouders troost hebben ge schonken. „De man en de vrouw op het mo nument in Heijningen staan voor hulp vragen en hulp krijgen. Mate rieel en geestelijk. Dat is heel be langrijk na een ramp. Wie geen ramp heeft meegemaakt, realiseert, zich dat niet." Johan Nuiten op de plek waar vroeger zijn ouderlijk huis stond: „Ik realiseer me nu pas, dat ik mijn vader zag huilen.foto de stem dick de boer weer draait. Het is allemaal wat vreemd. Ze maakt haar man wak- •ker en haar kinderen. Johan Nuiten hoort mensen aan de deur. Ze verdwijnen weer. In het huisje is nu iedereen in rep en roer. Johan ziet- door het raam de dui- venkooi half verschoven op zijn palen wankelen. En dan ziet hij het water, dat al achter de dijk in de Elisabethpolder staat. Het schuim en de golven waaien hen al tege moet. De grootste kinderen helpen de kleintjes snel in hun kleren. De oudste broers brengen hen naar twee huisjes die op een verhoging op de Appelaarsedijk staan. Daar komt even later ook de rest van het gezin aan. Ze kunnen er niet blijven. Het water komt al op verschillende plaatsen over de dijk. Ze lopen in de richting van de brug, die ze niet over durven. De weg die ze gaan, is nog niet verhard. Ze lopen tot hun lendenen in de modder. Ze zijn zowat uitgeput. Het gezin ploetert verder. De gro ten sjouwen de baby's en peuters mee. Na een to'cht, waar geen einde aan lijkt te komen, bereiken ze een nicht, die aan de Steiledijk woont. Ze zitten er gevangen. Aan alle kanten zien ze het water nog stij gen. 's Avonds om acht uur rijdt er een bus voor. Iedereen stapt in. Ze rijden heel West-Brabant door. Soms worden er mensen uitgeladen op him nieuwe, tijdelijke adres. Na uren zit het gezin Nuiten nog steeds in de bus. „Wij wilden bij elkaar blijven. Maar niemand kon veertien men sen herbergen. Tenslotte werden we naar de paters van Mill Hill in Roosendaal gebracht. Daar kregen we een deel van de gymnastiekzaal. We sliepen er op kermisbedden. Zo hebben we drieëneenhalve maand gewoond. Je staat er niet zo bij stil als kind. Je gaat waar je ouders gaan." In de nacht van 31 januari op 1 februari '53 raast de storm ook over België en Frankrijk. De vol gende dag is het weer om bij de kachel te blijven. Marthe Trouillet, de locoburgemeester van het Noordfranse Valenciennes, zit aan de radio gekluisterd. Ze woont in het witgepleisterde huis aan de Rue du Quesnoy vlakbij de 'Notre Da me du Saint Cordon' in het kleine stukje van de stad, dat niet is plat gebombardeerd in de oorlog. De salon met de oude stijlmeubelen en de planken vloer is veertig jaar later nauwelijks veranderd. Marthe Trouillet, nu een wat aandoenlijke oude dame, dribbelt er rond met drankjes en koek. „Zodra we over de ramp hoorden, zijn we naar het stadhuis gegaan. De burgemeester stelde meteen voor om hulp te bieden aan een verwoest dorp. We hebben contact opgenomen met de ambassade in Parijs. Iemand daar heeft ons op Fijnaart en Heijningen gewezen. Het gemeentebestuur is samen met het Rode Kruis nagegaan wat er nodig was. We reden er voor in de grote dienstauto van de gemeente naar Fijnaart. We hoorden, dat we geen geld moesten geven, maar goederen." 'Hulp vragen en hulp krijgen. Dat is belangrijk bij een ramp' Eén stormvloed en Fijnaart is zwaar beschadigd en de kern Heij ningen praktisch weggevaagd. Op 1 januari 1953 telt de gemeente Fij naart en Heijningen, 4.2000 hecta ren groot, nog 5.141 inwoners. Er staan 950 huizen. Op 1 februari 1953 komt 95 procent van de op pervlakte, korter of langer, onder water te staan. Er komen 76 men sen om, allemaal in Heijningen. Er verdrinken 495 runderen, 78 paar den en 113 stuks kleinvee. Vijfen zeventig woningen, 17 boerderijen en vijf landbouwschuren zijn ge heel verwoest. Negenenzestig hui zen worden zwaar, 127 middelma tig en 177 licht beschadigd. Twee scholen lopen zware en een school lichte averij op. Ook het huisje van de familie Nui ten in de bocht van de dijk wordt weggespoeld. De achtergevel is overeind blijven staan. Daarachter zwaait nog een brandende lamp. Mensen verderop denken, dat De Nuitens noodsignalen zenden. Het gezin verliest alle bezittingen. Johan ziet nog hoe zijn vader pro beert om de dieren mee te nemen. Er is geen tijd. Vader zet dan de konijnen, varkens en duiven bo venop de dijk en hoopt, dat het water niet verder stijgt. Moeder grist nog een tasje met foto's, een bundel stropdassen en de wekker mee. Je pakt maar wat. „Ik weet nog, dat we thuis aan de dijk een radio met grote batterijen hadden. Dat was het moderne spul van toen. Maar we hadden kleren, schoenen, bedden. En dat waren we in één dag kwijt. Ik realiseer me nu pas, dat ik mijn vader zag huilen. Probeer je eens voor te stellen hoe het voelt: het gaat waaien, stormen en je hebt niets meer dan de kleren die je aan hebt. Maar bij veel mensen was het er ger. Wij waren niemand kwijt." Na de ramp stroomt de hulp vanuit heel Europa toe. Noorwegen en Zweden schenken houten wonin gen, die ondermeer in Heijningen worden geplaatst. Verschillende Nederlandse plaatsen dóen iets voor de gemeente. De Noordfranse stad Valenciennes adopteert Fij naart in de eerste uren. De inwo ners schenken twee tractoren, golf platen, draineerbuizen, prikkel draad, emmers, serviezen, huisraad en kleren. Johan Nuiten herinnert zich, dat er in regelmatig pakket ten van het Rode Kruis uit Frank rijk aankwamen. „Dan kreeg je bericht, dat je bij de Rode Kruispost moest komen. Ik yveet nog, dat er gewatteerde de kens kwamen. Wij kregen zeven stuks. Groene en rose. Ze versleten. Toen bouwden wij er buiten tenten mee. In een van de pakketten zaten truien. Ze waren voor de jongens precies hetzelfde als voor de meis jes. Blauw met een rood, geel, groen, blauw geblokt front. Alleen de labels waren verschillend. Bij de meisjes stond er 'ans' in en bij de jongens 'hans'." Paul Priérard, zoon van de voorzit ter van het Rode Kruis in Valen ciennes ten tijde van de ramp, heeft nog een raadsvoorstel voor de aan schaf van de 'pull-overs pour les enfants de Fijnaart'. Paul heeft het uitgebreide archief over het Rode Kruis geërfd, dat zijn vader Ga briël bij zijn dood in '66 naliet. Paul heeft de documenten opgebor gen in het Rode-Kruisgebouw. Dat ligt in een grauwe buurt met lege, vervallen fabrieksgebouwen. Paul maakt haast dagelijks verschillen de ritten naar het lugubere indus trieterrein. Hij klopt op zijn auto- tje. Een tweedehandsje. Hij heeft geen werk en problemen met zijn uitkering. De fabriek, die hij van zijn vader erfde, is failliet. Om niet thuis te zitten kniezen, is hij nu vrijwilliger voor het Rode Kruis. Daar ziet hij dat het nog erger kan. Veel inwoners van Va lenciennes komen kleding halen bij het Rode Kruis. Ze zijn straatarm sinds de mijnen eind jaren vijftig dicht gingen en daarna fabriek na fabriek sloot. In 1953 zijn het nog bloeiende bedrijven, die de goederen voor Fijnaart leveren. Frangois Thiétard is dan coördinator bij het Rode Kruis. Zijn vrouw Gabriëlle doet het secretariaat. Die eerste dagen na de ramp is ze dag en nacht met schrijven en bellen voor Fijnaart in de weer. Thiétard zegt, dat de hulp vooral door Gabriel Priérard snel op gang kwam. Die was niet alleen zeer welgesteld, maar ook zeer ge zien. Lachend vertelt Thiétard er bij, dat het vervoersprobleem, dat opdook, zich in 1993 niet meer zou voordoen. „Er was contact opgenomen met de douanes in Parijs en Brussel om de goederen in drie vrachtwagens en twee wagons zonder invoerrechten te kunnen versturen. Daar deed niemand moeilijk over. Tot de vrachtwagens aan de Nederlandse grens arriveerden. Daar geloofde de douane-beamte niet, dat het om liefdadigheid ging. Het Nederland se Rode Kruis en het Ministerie van Financiën in Den Haag moesten worden ingeschakeld voordat de vrachtwagens de grens mochten passeren. Intussen was er een halve dag verstreken." In oktober 1954 bezoekt een dele gatie van het gemeentebestuur en het Rode Kruis van Valenciennes Fijnaart en Heijningen. Ze zijn uit genodigd voor de opening van de Valenciennesstraat. Die ligt in een wijk waar de straten namen dragen van gemeenten en Janden die Fij naart na de ramp. De familie Nuiten woont dan al aan de Boomgaardstraat in Fij naart. Ze moesten erg wennen in het rijtjeshuis in de dorpskom. Jo han Nuiten vindt het heel vreemd. „Alles was anders. Op de dijk ken de iedereen iedereen. Hier belden allemaal vreemde mensen aan. Mijn moeder wist niet wat eraan de hand was. We hadden een luikje in de deur van ons nieuwe huis. Je had het gevoel, dat je werd be gluurd. Je was ontheemd. Zo voel ik dat de laatste jaren." Johan Nuiten is niet bij de verhui zing naar de Boomgaardstraat. Hij is dan met een zusje en nog wat klasgenoten naar een vakantieko lonie in Eersel gestuurd. Na drie weken komen ze terug. „We waren in Eindhoven op de trein gezet. Het was een wereldreis. Ik had nog nooit een trein gezien, laat staan erin gezeten. Vanaf Bre da gingen we met de bus. Die kwam te vroeg aan in Fijnaart. We stapten uit en onze moeders ston- Fijnaart en Heijningen bewaren warme herinneringen aan Noord-Frankrijk den er niet. We wisten niet waar we woonden. We kenden in Fij naart alleen de kerk en de school. Dat deed zeer." In april 1954 maakt Johan Nuiten een tweede, nog verdere reis. Hij De Franse helpers van toen: Frangois Thiétard, Marthe Trouillet, Frangoise Mebré, Paul Piérard. foto la voix du nord

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 4