'Jij bent nu hoofd centrale post' Wagenberg vond onderdak in Breda weekend DE STEM DE WATERSNOODRAMP VAN 1953 ZATERDAG 30 JANUARI 1993 E6 Net buiten de bebouwde kom van Zevenbergen rijden we de Dikkendijk op. Die dijk deed zijn naam alle eer aan. „Tot hier kwam het water, deze dijk heeft Zeven bergen gered. Diverse dreigende doorbraken hebben we met zand zakken gedicht." Er is niet zo gek veel veranderd, zegt Jacques van der Smissen. „Rechts lag het zand- en grindbe- Toen het water kwam, was Jacques van der Smissen in het veilige Roosendaal. De verhuizing naar zijn nieuwe baas, de gemeente Zevenbergen, was weliswaar rond, maar hij was nog regelmatig thuis bij zijn ouders. Die zondagochtend bracht de radio het nieuws. In alle vroegte, vijf uur was het. Met zijn zwager spoedde Jacques van der Smissen zich naar het bedreigde Zevenbergen. Daar zei burgemeester Schaminée tegen hem: 'Jij bent nu hoofd centrale post, aan het werk'. Door Romain van Damme drijf van Dick Smit. Daar zijn heel wat zandzakken gevuld. Het water stond tot aan de kruin van de dijk, de polder voor die dijk, de Slikpol- der, stroomde wel vol water." Toen, in '53, zag hij die zo belang rijke dijk voor de kom van Zeven bergen pas een paar dagen na de verwoestende aanval van water en wind. Als verslaggever van Het Hollandsch Diep, weekblad voor West-Brabant. Hij heeft nog een exemplaar thuis liggen. Extra uit gave met vele exclusieve foto's, prijs vijftig cent. „Samen met di recteur W. Leijten van de drukke rij, een fotograaf en een stenografe heb ik een week door het rampge bied gezworven. Om nooit te verge ten." Daarvoor zat hij drie dagen en nachten in het gemeenschapshuis St. Jan,, nu 'De Schakel'. Hoofd niemand zeker. Zelf heb ik van alles geprobeerd om er achter te komen, wat er nu precies gebeurd' is, maar nee, dat is nooit gelukt." Vijftien jaar lang kwam er een peloton militairen op 1 februari langs het huis. Vijftien jaar lang een krans. Toen hield het op. „Maar die steen moet er blijven, zeker. Hier op de Schansweg woonden toen de meeste Klunder- tenaren. Zelf woonde ik er ook. Nee, niet in het huisje waarin we nu zitten. Een paar huisjes verder." Er waren zeventien doden te betreuren in Klundert. Ze staan tussen de doden van Kerkwerve en Kortgene op bladzijde tien van een boekje waarin alle slachtoffers van de ramp staan. Joost Knook heeft ge noeg boekjes. Simpele maar alles zeggende titels als 'Februari 1953'. Aan de andere kant van het witte kaft staat, tekeningen: Joost Knook. „Ik zit bij de heemkundige kring 'Die Overdraeghe'. Dat boek je hebben we in '78 uitgegeven. Een kwart eeuw na de ramp." Verbaasd hoor ik Joost Knook vra gen of ik wel eens spiegels uit die tijd gezien heb. Voor ik kan ant woorden, liggen ze al op tafel. Tijdschriften dus. De Spiegel was er voor de protestanten, de katho lieken volgden het wereldnieuws in de Illustratie. Hij laat de reporta ges zien, loopt naar het raam om in de verte een boerderij aan te wij zen. Het verhaal van het scheepje heeft Joost Knook al een paar keer aan gekondigd, maar telkens komt er bij het doorbladeren van de Spie gels wat tussen. Dan toch: „Dat scheepje heette Nescio, 23 ton groot. Het werd gebruikt door de mensen op Tien Gemeten. Om goe deren over te varen. Dat scheepje sloeg los en kwam onbemand het Hollandsch Diep op. Het werd meegesleurd tot in Klundert. Uit eindelijk is de Nescio in de Am- bachtsheerenweg tot stilstand ge komen. Dat scheepje is later ge bruikt om kadavers op te halen." - Negen gaten in de dijk. Nee, dat zijn geen negen vingerlingen zegt Joost als we op de smalle dijkjes rond Noordschans rijden. „Bij een van die gaten is een hele familie omgekomen. Weg, in een keer. Die kracht van dat water, dat moet je gezien hebben. Dat is niet onder woorden te brengen." 'De kracht van het water' schreef Jacques van der Smissen in 1953 toch boven zijn reportage. En rechts op de eerste pagina staat: 'Het is gemakkelijk verwijten te richten aan het adres van hen, die zich bezig houden met aanleg en onderhoud van dijken en waterke ringen: de beste stuurlui staan aan wal'. Centrale Post. „Daar zat ik, aange wezen door de burgemeester. Bel len, coördineren, vooral ook de dijkbewaking laten functioneren, signaleren waar de meest bedreig de plekken waren. Daar zandzak ken naar toe laten brengen. Taken voor vrijwilligers verdelen, dat soort zaken. Die eerste week heb ben we - buiten de militairen die vooal de zandzakkendijk van Ze- venbergschen Hoek naar Langeweg behielden- 4000'vrijwilligers ge teld. Afkomstig uit het hele land. Werk zat, maar het was een en al improviseren. Van een rampenplan had nog nooit iemand gehoord." „Waarom de burgemeester mij aanwees, geen idee eigenlijk. Ik ben maar op mijn gevoel afgegaan. Evacuatie, dijkbewaking en voed selvoorziening, je moest werkelijk aan alles denken. Een groot geluk was dat er veel vrijwilligers waren. Je hoefde maar een kik te geven, en er gebeurde iets. Die solidariteit was geweldig. Kloosters stonden klaar, huishoudscholen zorgden voor eten. Als je zakken nodig had, seinde je de Boerenbond in-, In elk huis zaten wel mensen die door het water verdreven waren. Dat deed me veel. Kijk nu eens, het ik-tijd- perk. Ik weet het, in tijd van nood en rampspoed is die solidariteit vanzelfsprekender. Maar toch." Van der Smissen zou die solidari teit graag als een soort erfenis overgedragen zien. Hij heeft die gedachte ook vervat in een boekje dat hij over de ramp geschreven heeft. „En 5 februari moet ik een grote tentoonstelling openen in Ze venbergen. Ik heb het allemaal van dichtbij meegemaakt. Veel gezien en veel gehoord. Dikke rapporten geschreven en toch moet ik nu rustig gaan zitten om alles weer voor de geest te halen." Onbewust is het een uit haal naar Kees Slager, schrijver van het pas verschenen boek over de ramp, 'De Ramp, een reconstruc tie'. Daarin wordt gewag gemaakt van besluiteloosheid en burgemees ters die in paniek raakten. Dat zou mensenlevens gekost hebben. Hij heeft het boek nog niet gelezen, maar de televisie-uitzending waar in Kees Slager de ramp op zijn manier becommentarieerde, heeft hem gestoord.^/ „Veertig jaar na dato, ja, dan is het gemakkelijk. Dat meen ik uit de grond van mijn hart. Allicht zijn er fouten gemaakt. Toen ik in dat gebied rondzwierf, ben ik ook din gen tegengekomen die, ja, die vreemd overkwamen. Toen dacht ik ook wel eens, nee, dit is niet zo best." Hij wil best een voorbeeld geven, maar vraagt om voorzichtigheid. „Mensen leven nog. Maar goed, het was midden in het rampgebied. Kwam er een burgemeester naar ons toe. En die vertelde een ver haal! Dat hij zich overal naar toe liet brengen, naar de bedreigde polders. Dat op de dijk een vrouw tje naar zijn auto kwam, met een bundeltje in haar armen dat zij hem overhandigde. Hij dacht dat 'Veertig jaar na dato, ja, dan is het gemakkelijk om kritiek te hebben op de hulpverlening' het een baby was, maar het was een radio. Waren ze ook nog op zoek gegaan naar een kind. Later hoorden we dat die man niets ge daan had... Het verhaal daarachter, van die man dus, ken ik ook niet. Daarom, vind ik, moet je voorzich tig zijn met dat soort verhalen." Jacques van der Smissen werkte drie dagen en nachten onafgebro ken als Hoofd Centrale Post in het Zevenbergs gemeenschapshuis St. Jan. Aan het eind van de derde nacht na de overstroming ging hij naar buiten. „Ik liep op mijn wenk brauwen. De communicatie verliep niet altijd even gemakkelijk, wer kelijk, ik was doodop. Ben ik gaan slapen en de dagen daanma voor het weekblad het gebied ingetrok ken. Weet je wat ik toen het meest verschrikkelijk vond? Al dat ver dronken vee. Die kadavers moesten snel naar Son om daar vernietigd te worden. Op die manier moest voorkomen worden dat er ziektes uitbraken." Joost Knook uit Klundert heeft er foto's van. Vaak moesten de hel pers het ijskoude water in om de kadavers los te snijden. Ze zaten vast met kettingen. Ik zit in de woonkamer van Joost Knook. Daar had ik het met mijn 1.72 meter niet gered. „Het water stond tot aan het plafond. Lang, heel lang last gehad van het zout. Dat vreet geweldig uit. Nu staan er overal platen te genaan, mooi afgetimmerd." Hij stelt voor naar Tonnekreek te rijden. Naar de vingerling. „Nooit van gehoord? Dat is de snelste manier om een dijkdoorbraak te repareren. Dan wordt de dijk niet rechtdoor getrokken, maar op het hoogste deel gelegd. Dat is dan eigenlijk buitendijks. Daar bij Ton nekreek was een geweldig diep gat uitgeschuurd. Daar kon je de dijk niet meer doortrekken." Dus is daar een bocht in de dijk. Ze hebben er op Noordschans nog een. In het dorpje zelf, bij de haven. Op weg naar Tonnekreek, zijn we even gestopt bij een huis aan de Schansweg, net buiten Klundert. In de voorgevel van die woning is ook een herdenkingssteen gemetseld. Drie militairen zijn er in Noord schans gesneuveld. „Ze waren op weg naar Noordschans, of ze kwa men,er vandaan. Dat is nooit ach terhaald. Op een gegeven moment dujf^gn^e pi,et verder meer. Zijn ze een huis binnengeklommen. Langzaam maar zeker bezweek dat huis." „Gingen ze toch maar weer weg. Met een bootje. Blijkbaar heeft toen een paard geprobeerd in dat bootje te klimmen. Dat bootje is toen omgeslagen de drie militairen zijn verdronken. Of dat nou hele maal zo gegaan is, nee, dat weet Vijftien jaar lang kwam er een peloton militairen op 1 februari langs het huis. Vijftien jaar lang een krans. Toen hield het op. „Maar die steen moet er blijven, zeker," zegt Klundertenaar Joost Knook. Jacques van der Smissen op de Dikkendijk: „Tot kier kwam het water, deze dijk heeft Zevenbergen gered.foto's de stem dick de boer „Het was," herinnert Bertus van Gils (nu 69) zich, „met de evacuatie van de bevolking van Wagenberg net zoiets als met de vlucht uit Breda in de meidagen van 1940. Het moest, maar of het achteraf bezien ook echt nodig is geweest, is nog steeds de vraag." Door Eugène Loomans Er ging aan de uiteindelijke beslissing om Wagenberg te evacueren een volle dag discussie vooraf tussen de burgemeester van de gemeente Ter- heijden, die evacuatie niet nodig vond, en de dijkgraaf, die het wel noodzakelijk achtte. Maar toch: tegen het vallen van de avond van zondag 1 februari 1953 kreeg de bevolking van Wagenberg te horen dat er geëvacueerd moest worden. Breda was de plaats waar legervoertuigen de mannen, vrou wen, kinderen, honden en katten naar toe brachten. De inwoners van Wagenberg ontmoetten daar duizenden lotgenoten. Voor het jonge Wagenbergse echt paar Jan van der Poel (nu 72) en Adri Brenters (71) was de zondag op dezelfde manier begonnen als voor alle inwoners van dat deel van West-Brabant: met een vliegende storm, harde regen en berichten en geruchten over verwoestend en aanstormend water. Ze woonden in die tijd aan de Wagenbergsestraat (nu Wagenstraat) en juist via die wat lager gelegen straat naderde het water Wagenberg vanuit de polders bij Zwaluwe. Adri en Jan van der Poel hoorden via de radio en van dorpsbewoners van hoog water bij Moerdijk en later van hoog water bij Lage en Hooge Zwaluwe. „Maar wij dach ten dat het bij ons niet zou komen, dat het niet zo'n vaart zou lopen." Tegen het vallen van de avond bleek echter dat Wagenberg moest worden geëvacueerd. Geluidswa gens reden door de straten om de bevolking te waarschuwen. „Er stond niet eens overal water toen de legertrucks kwamen. Er hebben zich dus nogal wat mensen heel stil gehouden en die zijn ook geble ven," weet de latere wethouder Bertus van Gils nog heel goed. Jan en Adri van der Poel vonden 'het aan de ene kant een vrij benau wend gevoel dat 'het water zou komen en dan is het eerste wat je wilt je kind pakken en wegwezen,' maar aan de andere kant waren ze vol vertrouwen. „We dachten echt dat we misschien op zijn hoogst een nachtje weg zouden blijven en op maandag weer terug zouden kunnen." Hoewel de schade in Wagenberg zeer is meegevallen (het water kwam niet overal in het dorp en vrijwel nergens erg hoog, volgens de archieven is er één dode geval len), duurde het gedwongen ver blijf buiten eigen woonplaats voor de familie Van der Poel en voor vrouw en vier kinderen van Bertus van Gils uiteindelijk aanzienlijk langer. Legertrucks brachten hen naar de toenmalige Hollandse Kunstzij In dustrie (HKI) aan de Markkade in Breda, waar de mensen werden opgevangen in de kantine en in de toneelzaal. „Ook toen dachten we nog steeds: we zijn zo weer terug in Wagenberg," zeggen Jan en Adri van der Poel nu. Ze kwamen te slapen in rotten van vier. Voor Bertus van Gils lagen de zaken wat anders. De burgemeester had hem en de hoofdonderwijzer gevraagd in Wagenberg te blijven om doorlaatpasjes af te geven aan mensen die noodgedwongen in het dorp moesten zijn om spullen te halen of vee te verzorgen. Hij is samen met zijn vrouw en vier kin deren ook naar de HKI gereden, waar hij werkte. Later die zondag avond is hij op een legertruck zeer ■voorzichtig, de weg vanaf de molen in Terheijden tot aan Wagenberg stond immers onder water, terug gebracht naar Wagenberg om er zijn werk te doen. Breda was in die dagen ook veel kleiner dan nu het geval is. De Hoge Vucht bestond niet en er werd net gedacht over de bouw van het Liniekwartier. Ook toen waren er veel kazernes en die bleken in die dagen uitstekend dienst te kunnen doen als opvangcentra voor eva- cué's. Hun aantal groeide met het uur. Ze werden aangevoerd met bussen, met particuliere auto's, met legervoertuigen en velen van hen hadden op verschillende plaatsen West-Brabant en Zeeland bittere en schokkende ervaringen opge- De vraag is nog steeds: was die evacuatie wel nodig? Jan en Adri van der Poel, die nu in Geertruidenberg wonen, voor het huis in Wagenberg waar ze woonden tijdens de watersnood. foto de stem johan van gurp daan in de woedende nacht van zaterdag op zondag. De KMA werd voor hen ingeruimd, de HKI en schouwburg Concordia, de solda ten in de Chassékazerne maakten plaats voor vluchtelingen. Op het hoogtepunt herbergde de stad 6000 vluchtelingen en dat was een enorm aantal voor het provin ciestadje Breda. Maar dat liet zich in die dagen wel van zijn beste kant zien. Er werden dekens, kle ding, voedsel en geld (71.000 gul den bij straatcollectes, in die dagen een fortuin) ingezameld. Bedrijven stonden een uurloon af voor de slachtoffers, verenigingen organi seerden voorstellingen en de Bre dase motorclub hield een inzame ling en veranderde het toenmalige Wapen van Breda in een kleding magazijn. Veel daklozen hadden niets bij zich, waren in paniek op de vlucht geslagen. Om met de krant van die dagen te spreken: 'Wat baby-luiers en een gevulde boodschappentas was alles wat uit de klauw'n van de waterwolf gered was kunnen wor den.' Binnen twee dagen konden ze van het nodige voorzien worden. De vluchtelingen waren, het moet gezegd, ook een bezienswaardig heid. Jonge Bredase mannekes wis ten illegaal de KMA binnen te komen en de schouwburg, waar de mensen hun leed probeerden te vergeten maar dat niet konden. De jonge mannekes zagen ontredderde mannen en vrouwen en snapten daar niets van; ze luisterden vol ontzag naar de distributie-ra^-' waar de burgemeester en de m. taire autoriteiten hun opdrachten gaven en particulieren opriepen vluchtelingen in huis op te nemen. En ze fietsten naar de molen in Terheijden om het water te kunnen zien. Jan en de drie maanden zwangere Adri van der Poel uit Wagenberg hoorden vergezeld van hun dochter op maandagmorgen 2 februari in de HKI-kantine ploteling hun naam afroepen. Adri Brentens had 'voor haar trouwen in Breda ge werkt en sindsdien was het contact met die familie gebleven. „Op die maandagmorgen hoorden we dat er een familie Loomans had gevraagd of wij er waren en als we er waren dan moesten we bij hen komen. Op die manier zijn we in hun huis aan de Veemarktstraat terecht geko men." Ze herinneren zich in die dagen niet vaak de stad Breda in te zijn geweest; ze deden beiden wat klus jes in de tijd dat ze er verbleven en zijn daarna naar Made vertrokken, waar ze dichterbij het werk van Jan op een scheepswerf in Geertruidenberg zaten. De vrouw en vier kinderen van Bertus van Gils werden in eerste instantie ingekwartierd bij de di recteur van de HKI. „Maar ja een directeur is toch wat anders, onze vier kinderen moesten stil zijn en dat was geen ideale situatie, hoe vriendelijk de mensen ook waren. Later konden mijn vrouw en kin deren naar onze huisarts." Een week en nog iets later, toen het water echt gezakt was of was weggepompt door kleumende Italiaanse brandweermannen en Canadese militairen, kon de bevolking van Wagenberg terug naar huis. Jan en Adri van der Poel en Bertus van Gils constateerden net als de ande ren dat de schade enorm meeviel en in geen verhouding stond met wat elders in zuid-west-Nederland was gebeurd. De vraag drong zich op of de evacuatie wel nodig was ge weest. Bertus van Gils stelt hem nu nog. In Breda hernam het normale leven rond de veertiende februari zijn gang. Het verenigingsleven bleef nog wel enige tijd in het teken van de hulpverlening staan. Bertus van Gils: „Er zijn in die tijd enorm veel contacten ontstaan tussen mensen uit Breda en evacué's uit Wagen berg. Die contacten bestaan nog." :-■■■■<■ Veel vluchtelingen werden opgevangen in de sportzaal van de KMA, waar stro op de grond lag. foto fotobedrijf stramer

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 4