'Nog volop wonderen in Schelde'
Deltaplan versnelde
groei van toerisme
Weekeinde Watersnood '53-'93 zaterdag 30 januari 1993 34
Bijna kwart Zeeuwen
onrustig bij storm
door
Joan Kloosterman
De afgedamde Oosterschelde heeft de vissers geremd, maar
houdt ze niet gevangen. In die lagune gebeuren nog volop
wonderen. De natuur kruipt waar ze niet gaan kan, water
snood en Deltawerken ten spijt. Mosselvisser Kees Bout
heeft in de vroegere veerhaven bij Anna Jacobapolder een
goed plekje gevonden.
Kees Bout op zijn stek in de oude
veerhaven: „We moeten maar zien
wat het wordt met die mosselhangcul-
tuUT." Foto Piet Hanjsen
Zeeuwse vissers zijn natuurmensen.
En dat zijn ze gebleven. Ondanks
de watersnoodramp die de aanlei
ding was om de Oosterschelde af
te dammen. Er is sindsdien veel veran
derd. Maar tong en bot zijn niet uit de ri
vierarm weggebleven; er valt nog veel te
vissen. Zeeuwse zeevissers ploegen nu
veel effectiever vanuit Colijnsplaat, Stel
lendam of Scheveningen de golvende ak
kers van de Noordzee.
In de vroegere veerhaven bij Anna Jacoba
polder zit Kees Bout (58) op een goed
punt. Als het mosselzaad valt, zo luidt de
term, blijft het in 'zijn' haventje aan een
tientallen meters lange lijn in het water
hangen. Hij verzamelt dan die vele duizen-
j den kleine mosseltjes, stopt ze in 'kousen'
en hangt ze opnieuw in het water om ze
verder te laten groeien. Ze zijn daar door
dijken beschermd tegen verwoestende golf
slag die ze anders van hun 'ankers' zou
rukken.
Twaalf tot veertien maanden later kan hij
de inmiddels volgevreten schelpdieren
j oogsten. Zo snel gaat dat. Zeven ton op 1,5
hectare water was in '92 zijn oogst, een ver-
dubbeling ten opzichte van het eerste jaar
'91. Niet genoeg om er een rijk en welva
rend bestaan aan over te houden. De belas
tingen mogen het weten: „Er staat geen Ca
dillac voor m'n deur; ik woon niet in een
bungalow." Eén voor één gaan de vele tien-
I duizenden beestjes dan door zijn harde,
verweerde handen. Zijn maat helpt mee.
„Ik vergelijk dat handwerk wel eens met
het stenen tijdperk. Je kunt er geen machi
nes opzetten. De schalen van de mossels
zijn zo dun als vloeipapier; het diertje is te
dik voor die omhulling. Ik doe dit werk
I omdat er iets uit kan groeien. Mogelijk
j hebben mensen na mij er veel aan. Dat
moet je maar afwachten." Hele dagen is
I hij bezig. „Je moet er zijn als het mossel-
i zaad valt. Om het op te vangen en in te
pakken. Bij de collega in de Krammer heb-
ben ze nog niets gevangen."
Prototype
j Bout is het prototype van de Zeeuwse vis
ser. Een man die noeste arbeid niet
schuwt en genoegen neemt met een tame-
lijk sober leven. Ora et Labora (Bid en
Werk) is het gebiedende dagelijkse ritme
dat hij zonder klagen volgt. Blij met de na
tuur om hem heen. En de bete broods die
hij uit de hand van de Heer krijgt. Zegt de
Tholenaar: „De Schelde zit nog vol wonde
ren en dit is er één van." Hij behoort tot de
pioniers van de mosselhangeultuur, een
nieuwe manier van mosselkweek. Een ex
periment, samen met zes andere bedrijfjes
in de buurt.
Normaal groeien mosselen op de zeebo
dem, het is dus een bodemcultuur. Mosse
len hangend aan lijnen en in kousen kwe
ken, is iets nieuws. In maart, juni en de
cember laten mossels him zaad vallen. Dat
wordt door het water meegevoerd en de
kleine larfjes zetten zich dan in de boven
ste lagen van het water vast aan obstakels.
Zoals de ankerlijnen van boeien. „Of het
valt moet je maar afwachten. Daar ben je
nooit zeker van."
Dat Bout in 1990 op oesters mosselzaad
ving, beschouwt hij nog steeds als uniek.
„Dat was nog nooit vertoond; het viel toen
nergens anders." Hij leerde er uit, dat de
schepping van de Schelde gewoon door
gaat, ondanks alle mensenwerk. Op de
oude ponton langs de oprijbrug waarop
zijn bedrijfje is gevestigd, beweegt hij mee
met eb en vloed. Op die januaridag dat we
hem bezoeken, striemt er een koude wind
over het water: „Nee, ik vind het niet koud.
Jullie stadsmensen zijn teveel verwend,"
Armoedig
Visser is Kees Bout altijd gebleven. Van
kindsbeen af ging hij met zijn vader mee
de Schelde op om bot te vangen met de
Tholen 65, een houten blazer. „Met een
roeiboot zette je de netten uit. Alles was
handwerk. Dan moest je twaalf uur wach
ten om te weten wat de opbrengst was. In
de beun bracht je de vis levend aan de wal.
Ja, botvisserij was een armoedig bestaan.
Toch hadden we altijd te eten, omdat moe
der naaide voor particulieren."
De omslag in die activiteiten kwam in '53,
het jaar van de watersnoodramp. Hij be
leefde die zondagse catastrofe als redder in
een van de vier roeiboten die vanuit Tho
len letterlijk de ondergelopen Bergse pol
der in waaiden en daar mensen van zol
ders en uit struiken oppikten. Terug kon
den ze pas een dag later, toen de meeste
wind was gaan liggen. Hij werkte achter
eenvolgens bij de Heidemij en de Ballast-
maatschappij, als schipper van een bootje
tussen zandzuigers die gaten in de dijken
volspoten, en daarna een tijdje bij mossel-
handel Deurlo in Tholen. In '56 ging hij als
zelfstandig gamalenvisser terug naar zee.
„Daar was toen goed geld in te verdienen."
Samen met zijn broer Arie kocht hij een
houten kottertje, de Tholen 6, en voer het
zeegat uit naar de Wadden. „We kwamen
toen eens in de veertien dagen naar huis.
Je zat heel de tijd krap en vochtig aan
boord. Toen wist je niet beter; als je jong
bent, kun je alles. Nu zou je dat denk ik
niet meer doen. Het was heel primitief."
In '63 kwam er een gerieflijker ijzeren
scheepje. Dat werd nog eens verlengd tot
22.40 meter om de professionele zeevisse
rij van Bout verder te verbeteren, 's Zo
mers namen ze naast garnalen ook tong en
schol mee naar de wal. „In '89 ben ik er
mee gestopt en heb ik het schip aan zoon
Job overgedaan die inmiddels dertig jaar
oud was. Ikzelf was toen 54. Job vist er nog
j steeds mee, met drie man personeel. Bij
goed weer zijn ze een week weg." Hij is
nog één van de tien overgebleven Thoolse
zeevissers. Vóór de oorlog waren het er
i nog honderd, herinnert hij zich.
Bout bleef niet werkeloos thuis zitten. Hij
heeft het gevoel dat de visserij door Na
tuurmonumenten en milieufanaten van de
Oosterschelde is 'gedrukt.' „Ik dacht toen:
ik moet een stuk van de Schélde zien te be
machtigen. Domeinen stelde per adverten
tie in de Eendrachtbode de pacht van de
veerhaven open. Ik schreef er op in en dit
stukje water kwam naar me toe." Het is z-
ïjn water, met inbegrip van de taluds er
omheen. Dat moet een geboren visserman
een goed gevoel geven.
De forellen en daarna de oesters die hij er
aanvankelijk kweekte, leverden niets op.
Met de mosselen moet het beter gaan. De
forellen gingen dood door overgewicht. En
de Belgen kwamen in de buurt gratis oes
ters rapen omdat ze gewoon 'in het wild'
op de slikken langs het Zijpe liggen. Zelfs
de meeuwen weten er wel weg mee. Ze pik-
ken de schelpen op. Vliegen ermee om
hoog. En laten ze als volleerde bommen-
werpcrpiloten op wegen en parkeerplaat
sen van de veerhaven - en geen meter er-
naast - kapot vallen. Om de ontluisterde j
beestjes vervolgens gulzig op te slobberen, I
Intelligent
Zó intelligent is de natuur, verwondert
Kees Bout zich nog steeds. In zijn houten
keet brandt voor het gerief van de verslag
gever een hoge gasvlam. De lucht van mos- j
selen drukt zwaar. Alles beweegt op en aan
het water. Bij het zakken van het water I
komt de ponton met zijn keet, even langs I
de oude oprijbrug opgehouden door aan-
groeisels en gebrek aan smeerolie, romme-
lend een paar centimeter omlaag. De veer
haven ken ik uit mijn jongensjaren. Een
markant punt. Doffe klappen in holle sta-
len bodems. Sterke stroom. Een gierende
pont, dwars op het water gezet. Dat was i
vechten met de Schelde.
„We bluve nog even bezig. Als ik 65 ben zal
er wel geen AOW meer zijn. Maar dat geeft i
niet," praat hij somber. „Zo lang we ge
zond bin, bluve we wel werken. En ik doe
dit werk graag. Nee, eenzaam ben ik hier j
niet. Ik ben niet zo'n wilde jongen, hou
van de rust. We moeten maar zien wat het
wordt met die mosselhangeultuur. Je weet
nooit wat er uitgevonden wordt om dit j
werk te vergemakkelijken, en dus rendabel
te maken. Het is toch aardig om daar een
bijdrage aan te kunnen leveren
Met de uitvoering van het Delta
plan onderging Zeeland in de
loop van de laatste veertig jaar
een duidelijke metamorfose.
Van een provincie waar akkerbouw en vis
serij voor het merendeel van de bevolking
het hoofdinkomen betekende, verschoof
het accent zich geleidelijk naar he't toeris
me.
Vóór de Watersnoodramp genoten alleen
Domburg, Vlissingen, Middelburg en Goes
enige (lokale) bekendheid; twee jaar gele
den kon de provinciale VW in Middel
burg niet minder dan vijftien miljoen over
nachtingen in Zeeland noteren.
Tot, zeg maar, het eind van de jaren vijftig
kende de 'eilanden-provincie' nauwelijks
een (zomerse) toeristenstroom. Weliswaar
hadden inmiddels een handjevol Westbra
banders en wat individuele Duitsers de
Zeeuwse eilanden als een aangenaam re
creatiegebied ontdekt, maar in 1960 bleef
hét aantal overnachtingen op jaarbasis nog
altijd aanzienlijk onder de twee miljoen.
De massarecreatie kwam pas veel later op
gang. „Eigenlijk pas na 1967," zegt Suzan
ne Grootenhuis van de Provinciale VW in
Middelburg. „Toen de afsluiting van het
Veerse Meer een feit werd en twee jaar eer
der ook al de Grevelingendam was gereed
gekomen. Zeeland kreeg toen pas wat
meer internationale faam als watersportge-
bied."
Problemen
Het transformeren van het Veerse Meer
tot een recreatief binnenmeer bracht overi
gens nogal wat problemen met zich mee.
Vissersplaatsen als Amemuiden en Veere
raakten bijvoorbeeld hun oorspronkelijke
bestaansrecht kwijt. Een eeuwenlange tra
ditie moest bliksemsnel omgebouwd wor
den. Tussen de Veersegatdam en de Zand-
kreekdam ontstonden talrijke jachthavens.
Niet alleen in Veere en Amemuiden, maar
ook in Vrouwenpolder, Kortgene, Wilhel-
minadorp en Kamperland. Jachthavens
die inmiddels zo enorm zijn uitgebouwd,
dat er van overheidswege een beperking op
vérdere uitbreiding is voorgesteld. Het toe
komstige beleid moet zich meer richten op
door
Huub Beens
vernieuwing, verbreding en versterking
van de bestaande voorzieningen, vindt GS.
Een bewuste keuze voor kwaliteit in plaats
van kwantiteit, waarbij moet worden inge
speeld op de veranderde behoefte van de
toerist. „In de eerste plaats was het Delta
plan natuurlijk bedoeld om de veiligheid
in deze provincie te optimaliseren," zegt
Maria Grims van de VW Walcheren in
Vlissingen, waar overigens nog altijd druk
wordt gewerkt aan het op Deltahoogte
brengen van de boulevard.
„De stormramp van 1953 had Zeeland op
een zo verschrikkelijke manier getroffen
dat het aanleggen van veiligheidsvoorzie
ningen uiteraard een eerste prioriteit
kreeg. Tegelijkertijd werd echter van de
nood een deugd gemaakt, omdat snel werd
ingezien dat met de uitvoering van de Del
tawerken niet alleen de vissers, maar ook
in de land- en tuinbouw veel arbeidsplaat
sen zouden gaan verdwijnen. En er dus
uitgekeken móest worden naar andere
middelen van bestaan. En vooral dan in de
toeristische sector, waarvoor heel wat
-soms spontaan ontstane- voorzieningen
werden getroffen."
Met de aanleg van dammen en bruggen
werd de bereikbaarheid van met name
Noord- en Midden-Zeeland sterk verbeterd.
„Steeds meer inwoners van vooral de
dichtbij gelegen en dichtbevolkte gebieden
in Nederland, België en West-Duitsland
hebben dan ook de weg naar Zeeland als
gastprovincie voor hun vakantie of uit
stapje weten te vinden," schrijft drs. H.
Thomaes in zijn uit 1990 daterende rap
port 'Toerisme en Recreatie in Zeeland'.
Maar, zo concludeert hij ook: „De ontwik
keling in het toerisme heeft niet alleen
door het de uitvoering van het Deltaplan
haar beslag gekregen. Tegelijk hebben de
groei van de bevolking in de voor Zeeland
relevante herkomstgebieden, de verstede-
Voor de fietsende toerist heeft Zeeland veel te bieden. Alleen aan beschutting ont
breekt het wel eens. Foto Erwin van Damme
lijking, de toegenomen welvaart, gestegen
mobiliteit, verschuivingen in de (vrije-
)tijdsbesteding en de professionalisering in
de toeristisch-recreatieve sector er mede
I toe geleid dat het aantal vakantiegangers is
verveelvoudigd." De binnenmeren, maar
ook in toenemende mate de Oosterschel
de, kreeg met name de laatste tien jaren
een hausse aan toeristen te verwerken.
„Naast de tienduizenden recreanten die
Zeeland voor langere tijd als vakantiebe-
I stemming uitkiezen, is ook het dagtoeris-
me enorm toegenomen," heeft men bij de
I Provinciale VW geconstateerd.
Ook de kleinere eilanden, zoals Tholen en
St.Philipsland (Philipsdam) pikken hun
graantje mee. „Het is daar allemaal welis-
waar iets kleinschaliger dan in Zeeuws-
I Vlaanderen, op Schouwen-Duiveland of op
I Walcheren, maar ook dat gebied wordt de
laatste jaren steeds meer door de recreant
ontdekt om er te kunnen verpozen. Ook
daar zijn uiteraard verschillende jachtha
vens aangelegd, maar deze streek komt de
laatste tijd meer en meer in de belangstel-
ling bij fietsende recreanten."
Een miljard
Enkele cijfers: In 1956, drie jaar na de wa-
tersnoodramp, werd door de toeristen 147
miljoen gulden uitgegeven; in 1988 was dat
opgelopen tot 995 miljoen en is in
middels het miljard ruim overschreden.
Het toerisme bood in 1960 werkgelegen
heid aan 1400 man; dat was in 1988 verzes
voudigd, tot 8400.
Schouwen-Duiveland is bij de toerist de
laatste jaren het meest in trek, niet het
minst door de aanwezigheid van het uitge
strekte Grevelingenmeer en de kilometers
lange stranden. Walcheren, dat voor de
aanleg van dammen en bruggen al redelijk
goed vanuit Brabant en de Randstad be
reikbaar was, is naar de tweede plaats ver
drongen en krijgt al langer hoe meer 'con
currentie' van Zeeuwsch-Vlaanderen.
Afgesloten zeearmen als De Braakman en
de Vogel, of de urenlange wandelroutes in
het Verdronken Land van Saaftinge zijn
bij veel dagtoeristen bijzonder in trek.
Voornamelijk bij Belgen en Noordfransen,
die aan een dergelijk uitstapje vaak ook
middagje winkelen of een gastronomische
mosselmaaltijd koppelen. Niet voor niets
werd het project 'Zeeuwsch-VIaandere
Grenzeloos Waterrijk' vorig jaar onder
scheiden met de Toeristen Trofee. Het
project spitste zich toe op de specifieke
kenmerken van dat gebied: strand, kreken
en Westerschelde, waarbij de activiteiten
langs de verschillende routes zorgden voor
een gevarieerd toeristisch project, waarin
elementen als strand en natuur, maar ook
historie en handel zijn terug te vinden.
Van onze correspondent
Eén op de tien Zeeuwen voelt zich bij
storm niet veilig. Met name ouderen
en personen die de watersnoodramp
van 1953 meemaakten zijn dan onrus
tig. In het algemeen ervaren de Zeeuwen het
wonen achter de deltadammen wel als erg
veilig (60%) tot vrij veilig (35%). Dit blijkt uit
een representatief onderzoek over water
snood en Deltaplan dat het Instituut voor
Strategische Kommunikatie te Amsterdam
heeft gehouden onder 419 Zeeuwen van 18
jaar en ouder.
Bijna een kwart van de Zeeuwen ervaart een
stormvloed als bedreigend voor de veilig
heid. Deze grotere angst voor een overstro
ming in Zeeland is een opvallende afwijking
van het landelijk beeld. Voor het overige lo
pen de Zeeuwen vrijwel in de pas met andere
Nederlanders en worden criminaliteit (75%),
milieuverontreiniging (64%), kernrampen
(59%) en wegverkeer (58%) als voornaamste
bedreigingen van de veiligheid gezien. Gebo
ren Zeeuwen maken zich op alle onderdelen
méér zorgen dan niet-Zeeuwen. En met het
klimmen der jaren neemt de bezorgdheid
toe.
Eén op de tien ondervraagden geeft geen
oordeel over het vertrouwen in de huidige
zeven Zeeuwse waterschappen. Een beschei
den meerderheid van 57% heeft er veel ver
trouwen in dat de waterschappen goed zor
gen voor bescherming tegen stormvloeden.
Het vertrouwen is minder sterk onder men
sen die de ramp meemaakten.
De spontane bekendheid met het Deltaplan
is, met uitzondering van de Oosterscheldeke-
ring, vrij beperkt: slechts 56% van de onder
vraagden weet dat de waterbouwkundige
maatregelen die na de ramp van 1953 in
Zuidwest-Nederland zijn genomen, bekend
staan als het Deltaplan. De bekendheid on
der mannen (66%) is groter dan onder vrou
wen (46%). Het Deltaplan kostte 12 miljard
gulden: dat is maar op zeer bescheiden
schaal (4%) bekend. Ruim 30% heeft geen
flauw idee; 20% houdt het op een bedrag on
der een miljard en 20% denkt aan een bedrag
boven 12 miljard gulden. Het Deltaplan ver
hoogt het veiligheidsgevoel van de Zeeuwse
burger, die ook trots is op 'zijn' Deltaplan.
Over de gevolgen voor de natuur lopen de
meningen uiteen: 45% vindt dat het plan ten
koste is gegaan van de natuur; 42% vindt dat
het wel meevalt. Ontpoldering als mogelijk
heid tot herstel van de natuur wordt door de
helft (48%) enthousiast ontvangen, maar
vindt ook veel (39%) tegenstanders. Een rui
me tweederde meerderheid maakt zich niet
of nauwelijks ongerust over het rijzen van de
zeespiegel. Wèl gelooft bijna de helft (45%)
van de ondervraagden dat de Deltawerken
over 10 jaar alweer aan grootscheepse ver
nieuwing toe zijn.
.->yvsw
Foto Thom van Amsterdam
9