Praten
JdX) ZATERDAG
'Problemen
groeien met
het klimmen
der jaren
ZATERDAG 30 JANUARI 1993
VEERTIG JAAR DIA DE WATERSNOOD
PAGINA 39
Tekst:
Pieter van den Broecke en
Pieter den Hollander.
Met dank aan Kees Slager,
auteur van 'De Ramp, een
reconstructie'.
Foto's:
AeroCamera-Hofmeester b.v.,
Streekarchief Zierikzee,
Ton Poortvliet, Spaarnestad
Fotoarchief, Aart Klein,
Fotobureau Friezer,
Foton den Haan.
Vanuit zijn polderhuisje in het
gehucht Schuring (bij Nu-
mansdorp) kijkt Aart van der Ree
nog altijd uit over de dijk aan het
Hollands Diep die in 1953 bezweek
voor de watermassa die zijn zus
Ida met haar man en tien kinde
ren verzwolg. Aarts neef Bas Rus-
tenhoven is de enige van dat gezin
die de vloedgolf overleefde, meer
dood dan levend, hangend in de
boom achter het gekraakte huisje
aan de Korteboomweg.
Die Korteboomweg die van de
Schuringsedijk in de richting van
het Hollands Diep loopt, is nu
ogenschijnlijk een eenzaam pol
derweggetje. Bij de ramp van '53
verdronken er meer dan 50 men
sen in de landarbeiderswoninkjes
die toen langs de Korteboomweg
stonden en de kern vormden van
een buurtschapje dat voor altijd
in de golven verdween.
Aart en zijn vrouw konden het
vege lijf maar net redden uit hun
pasgebouwde huisje. „We werden
wakker gemaakt door de buur
man die op de ramen bonsde. De
kamer stond al onder water, ik
kon de keukendeur niet meer ope
nen. Met een stoel heb ik het raam
kapotgeslagen, mijn vrouw naar
buiten getild. Ik ben haar achter
na gesprongen, mijn voet hele
maal open op de glasscherven. In
het pikkedonker rennen voor je le
ven tegen de dijk op, waar het wa
ter in een mum van tijd al een
meter overheen stroomde. Maar
wij hebben het gered."
Aarts zuster Ida was met haar
man en kinderen naar zolder ge
vlucht en zat daar gevangen door
het water. Toen het huis instortte,
Aart van der Ree op de kruising
van Korte- en Langeboomweg.
Daar lag voor '53 de kern van het
buurtschap Schuring (foto boven).
zijn ze verdronken. „We hebben ze
later teruggevonden, de meesten
vlak bij huis", zegt Aart. „Ze had
den nog droge sokken bij de kin
deren in de jaszak gestopt, voor
als ze natte voeten zouden krijgen.
Mijn zus hebben we pas drie
maanden later gevonden, ik heb
haar moeten identificeren. Dwars
door de herinnering aan haar lie
ve gezicht, en de grafsteen, haal
ik me nu nog steeds voor de geest
hoe ze eruit zag toen we haar in
die poldersloot vonden. Vreselijk."
Hoe een mens zulke ellendige
gebeurtenissen verwerkt, weet
Aart eigenlijk niet precies. Bij het
ouder worden komen de indruk
ken wel steeds sterker terug, er
varen hij en zijn vrouw. „Ik be
grijp nu beter waarom mijn moe
der destijds helemaal ontdaan
werd als ze langs de plek moest
waar Ida en haar gezin zijn omge
komen. Dat ze telkens verschrik
kelijk van de kaart raakte, er voor
geen goud meer wilde wonen.
„Mijn broer Arie, die aan de
Korteboomweg zijn vrouw Jan-
nigje en hun kindje Elisabeth ver
loor, heeft zijn verlies met humor
goedgemaakt, denk ik. Die heeft
wel zo mirakels veel humor. Maar
we hebben het allemaal zelf moe
ten opknappen, want geestelijke
hulpverlening was er in die dagen
niet bij. Alleen de materiële scha
de werd vergoed. Daar zijn wij
heel goed bij bedeeld, dat moet ik
zeggen..."
Het gehucht Capelle waar ze
ker de helft van de bevolking
verdronk, ligt tussen Nieuwerkerk
(289 doden) en Zierikzee (24 do
den). Een vriendelijk buurtschap-
je, veertig jaar geleden, met nog
geen 100 inwoners, een cichoreifa-
briekje, een pleintje-met-café en
een halte aan de RTM-tramlijn
over Schouwen Duiveland. Een
straat in het laagst gelegen deel
van de polder eigenlijk, met scha
mele arbeiderswoninkjes en een
enkele boerderij. De watersnood
zal het vrijwel geheel van de
aardbodem wegvagen.
„Het was een heel aparte ge
meenschap", mijmert Kees van
Dienst die er tientallen dorpsge
noten zag verdrinken. „Bij ons de
den de boeren mee in de toneel
vereniging van ons arbeiders. Dat
was heel bijzonder in Zeeland, de
rijke boeren die met him landar
beiders toneel speelden.
„Ik weet niet meer hoe we ge
wekt zijn, die zondagnacht. Het
was donker, er was nog geen wa
ter. Mijn vader en ik gingen bui
ten kijken. Niks te zien, totdat het
water in de sloot ineens begon te
stijgen. Bij vlagen maanlicht za
gen we het water in de verte aan
komen rollen. Een dijk van water,
uit de buurt van Ouwerkerk, vre
selijk beangstigend. We zijn te-
ruggerend naar huis. Onze woning
lag heel laag. We waren net bin
nen, toen het huis plotseling mid
denin de branding stond. Het wa
ter kwam steeds hoger. We
vluchtten naar het dak, de voorge
vel klapte eruit, de zijgevel, we
moesten eraf..."
Balancerend in de dakgoot van
de net nieuw aangebouwde keuken
gaat het vijf leden tellende gezin
Van Dienst de woedende nacht te
gemoet. Dan ineens ligt iedereen
in het water, weet Kees. „Het huis
stortte in. Pa greep een stuk hout:
te klein. Dan een groter stuk. Ik
grijp mijn moeder en mijn zus bij
hun hoofd, houd ze boven water.
We gaan beurtelings onder water:
Kees van Dienst tussen de overge
bleven huisjes van het gehucht Ca
pelle, waar het voor de ramp (foto
boven) zo gezellig was.
zij, dan ik, zij weer, dan ik.
„Toch weten we elkaar te vin
den, vader met een andere zus op
het vlot en wij. We overbruggen
een afstand van 20, 25 meter. De
buren roepen ons, steken hun ar
men uit. We klauteren via hun
'klompenkotje', een schuurtje, te
gen het dak omhoog. Het stormt,
sneeuwt, overal wrakhout. Dan
door een dakraam naar binnen.
Daar zit al acht man, verkleumd,
verdwaasd. Zondagmiddag komt
in die woning ook het water -op
zolder. Na de tweede vloed, als het
water zakt, kruipen we over het
wrakhout naar een nog wat hoger
gelegen huis, waar we later met
roeibootjes zijn opgehaald. Alles
is verloren, we hebben helemaal
niets meer..."
Intussen heeft het gezin Van
Dienst vanuit de dakraampjes
tientallen mensen zien en horen
verdrinken. Ook opa en oma die
even verderop in de straat wonen.
De zwakke arbeidershuisjes zak
ken een voor een in elkaar, hun
bewoners met zich meesleurend.
„De eerste opvang na de evacua
tie naar het Brabantse Chaam
heeft mij er bovenop gehouden. In
de vrouwenkleren die ik inmid
dels had gekregen, kwam ik bij
een gezin met een aannemersbe
drijfje. waar ik onmiddellijk de
handen uit de mouwen kon steken.
Geen tijd om te denken. Later heb
ik de herinnering wel kunnen ver
werken, denk ik. Mijn zus die ik
aan het hoofd boven water heb
moeten houden, heeft er nu veel
meer last van. Onrust, slapeloos
heid bij storm, nervositeit... Maar
ook ik zal blij zijn als de herden
king na dit weekend voorbij is. Ik
hoef niet zo nodig meer terug in
de herinnering. Die ramp..., die
heeft toch al zo'n breuk in je leven
veroorzaakt." m
Jan Huuskes op
de Boomdijk,
waar hij veertig
jaar geleden be
wusteloos aan
spoelde.
Leni Torenstra, arts ouderen
zorg bij het Riagg-Zuidholland-
se Eilanden.
maal verwerkingsproces zijn,
ook na zoveel jaar nog."
Want het is opvallend dat de
problemen groter worden bij
het klimmen der jaren, zegt To
renstra. Eén van haar gespreks
partners verwoordde het zo:
„Nu ik geen werk meer heb,
niets meer echt om handen, lijkt
het wel alsof de film steeds va
ker wordt teruggedraaid." To
renstra leidt daaruit af dat het
werkzame bestaan voor velen al
die jaren het middel was om de
vertwijfeling de baas te kunnen.
Daarvoor past waardering, zegt
ze: de mensen in kwestie willen
zichzelf immers niet telkens in
de rol van slachtoffer gedrukt
zien. Eerder verwachten ze
waardering voor het feit dat ze
er al die jaren mee hebben kun
nen leven. Anderzijds zou het
Torenstra niet verbazen als het
aantal klachten in dit verband
de komende jaren zal toenemen.
De 71-jarige Nederlands
Hervormde predikant
ds. Kuin werd met zijn
vrouw uit de juist be
trokken huisvesting net buiten
Ouwerkerk gejaagd toen de gro
te dijkdoorbraak het water in de
polder metershoog opjoeg. Zijn
vrouw verdronk bijna. Vechtend
tegen de stroom bereikten ze
nog net op tijd de wat hoger ge
legen dorpskern. Kort nadien
nam Kuin de leiding van de
plaatselijke lijkenbergingsploeg
op zich. Hij werd door de dood
dag in, dag uit geconfronteerd
met het leed van de levenden.
Kuin kan zich daarom nogal op
winden over de manier waarop
sommigen van zijn orthodox-
christelijke collega's ook nu nog
de verdiende straf voor zonden
aanvoeren ter verklaring van
het natuurgeweld van toen, al
heeft ook hij respect voor dege
nen die daarin hun zieleheil heb
ben gevonden. Maar hij herin
nert zich al te scherp de ont
moeting met die man in Zierik
zee die vrouw en kinderen aan
het water had verloren. In de
kerk had hij te horen gekregen
dat de verdoemden waren ver
dronken en de uitverkorenen
waren blijven leven. Dan maar
zelfmoord, was zijn beslissing,
liever bij vrouw en kinderen in
de hel, dan als uitverkorene al
leen verder.
Kuin: „Ik heb hem gezegd: zij
die verdronken zijn, waren geen
verdoemden, maar juist de uit
verkorenen. Zij die bleven leven,
krijgen een nieuwe kans. De
man is van gedachten veran
derd, maar zo zie je hoe gemeen
je iemand door de godsdienst
kunt treffen."
Kuin heeft er zelf direct na de
ramp veel werk van gemaakt
om de overlevenden met elkaar
aan de praat te krijgen. Hij deed
dat aan de Beijersdijk, een
hoogte tussen Zierikzee en Nieu
werkerk, waar honderden over
levenden van de ramp maan
denlang onderdak vonden in
noodbarakken.
„Ze hadden twee schokken te
verwerken gekregen: de onbe
grepen grootheid van het water,
en het totaal andere leven in een
wereldstad als Rotterdam gedu
rende hun evacuatie. Daardoor
waren de mensen na hun terug
komst in de getroffen gebieden
in verwarring. Ik regelde het zo,
dat de bewoners van de Beijers
dijk op zeker moment allemaal
een bank voor hun woonbarak
kregen. Vanaf dat moment had
je ze moeten zien: het waren al
lemaal beschadigde gezinnen
die op den duur op hun
'veranda's' in gesprek raakten,
hun ervaringen deelden, lucht
gaven aan hun sores.
„Je kunt kiezen: berustend
zwijgen en dan je hele leven
blijvend herinnerd worden aan
de ellende van toen, of praten.
Verwerken is praten. De tijdelij
ke bewoners van de Beijersdijk
hebben het geestelijke kwaad
van de watersnood samen over
wonnen. Door te praten. Zo
kwam er geestelijk herstel, een
nieuw levenspatroon."
Leni Torenstra: „Kuin heeft
gelijk. Praten moet je. Dat is
ook waar ik me op zou richten
bij een nieuwe ramp, van welke
aard ook."
Hieronder een foto uit de pri-
vó-verzameling van het domi
nees-echtpaar Kuin in Ouwer
kerk. Op de voorgrond ligt de
kotter van Hubrecht Koster die
als eerste vanuit Zuid-Beveland
de Ooster8chelde overstak en
zo door het stroomgat van Ou
werkerk het eiland Schouwen-
Duiveland kon binnenvaren.
Koster ontdekte hoe zwaar het
'vergeten' eiland getroffen was.
Onmiddellijk daarna kwam de
hulp op gang.
Jan
Huuskes
Brandwacht Jan Huuskes is de
hele zaterdagmiddag op die
31ste januari al onrustig door het
bericht van de radionieuwsdienst,
dat een Ierse pont met man en
muis is vergaan in de woedende
noordwester die ook de Neder
landse kusten beukt. Als er met
deze storm brand uitbreekt in zijn
gemeente Halsteren (68 doden),
gelegen op een hoge zandwal tus
sen Noord-Brabant en Zeeland, zal
er weinig te redden zijn. Huuskes
doet iets wat hij nooit eerder heeft
gedaan: hij zet zijn brandweer
laarzen klaar bij de deur.
's Nachts om 04.20 uur door de
brandweersirene van Halsteren
gewekt, is Huuskes een van de
eersten die bij de kazerne arrive
ren. Een nerveuze brandweercom
mandant Jan van den Bergh
meldt hem dat ze geen vuur gaan
bestrijden, maar het water dat in
het buitengebied van Halsteren de
diepe Auvergnepolder binnen
stroomt via gaten in de zeedijk.
Gewapend met een paar schoppen
rukken de brandweermannen uit
naar de Zuiderkreekweg.
„Water! Wisten wij veel", zegt
Huuskes nu, veertig jaar na de
ramp. „We dachten de gaten in de
dijk met zandzakken te kunnen
dichten. Maar nog vóór de Zuider
kreekweg kwam de golf ons al te
gemoet. Snel rechtsomkeert ma
ken en nog wat polderbewoners
alarmeren, was het enige dat we
nog konden uitrichten." Aldus ge
schiedt, zo blijkt uit het handge
schreven verslag waarmee Huus
kes later de ellende van zich af
wil schrijven. „Dat verslag was
mijn manier om die gruwelijke
ervaringen te verwerken."
Met loeiende sirene gaat het te
rug naar het gehucht Slikkenburg.
Van den Bergh laat halt houden
en Huuskes alarmeert boer Luyks.
Hij constateert dan Jan en Piet
Roks al buiten zijn en waar
schuwt bij de Van Eekelens nog
de 19-jarige Adriana: „Meid, maak
dat je boven komt, het water kan
ieder ogenblik hier zijn." Later
verneemt Huuskes dat Adriana is
verdronken bij een poging haar
nieuwe fiets nog uit de schuur te
halen.
Ook in Slikkenburg stroomt het
water nu over de weg. Jan Huus
kes wil naar de brandweerauto te
rug, maar hoort achter zich een
noodkreet: 'J&&An, hélp, hellüüüp!'
Hij draait zich om en snelt Cateri-
na Roks-Franken te hulp die met
haar kinderwagen alleen staat te
genover de naderende vloedgolf.
Samen rennen ze, ieder aan een
kant van de kinderwagen, door
het water de brandweerauto ach
terna.
Maar in een poging de golven
vóór te blijven, trekt de chauffeur
snel op. Huuskes herinnert zich
nog hoe de achterlichten en daar
mee het zicht op redding verva
gen. Dan rolt een enorme vloed
golf dwars over de weg, schept de
kinderwagen en sleurt moeder
Roks mee. Huuskes grijpt het
kind met dekens en al uit de wa
gen en zet zich schrap tegen de
enorme stroom. „Grijp een boom",
schreeuwt hij tegen de vrouw.
Vechtend tegen de stroom, het
kind hoog in de armen, probeert
Huuskes het huisje van Van der
Rijzen even verderop tegen de
Boomdijk te bereiken. Hij ziet nog
dat het licht in de woonkamer
door het stijgende water dooft, als
hij plotseling onderuit schiet in
een diepte naast de weg.
„Ik moet het kind dan aan de
golven prijsgeven, grijp om me
heen en weet een boompje te be
reiken. Het hoopje kind drijft weg
op de stroom en zal verdrinken.
Het hulpgeroep van de vrouw
wordt zwakker tot ook zij is ver
dronken. Schuin achter mij zie ik
twee mannen. Ik denk dat het
brandweercommandant Van den
Bergh en brandwacht Laurent
Rampart zijn. Ze worden onder
een grote rietschol verzwolgen.
Het water is nu 2,5 meter hoog ge
komen. Ik tracht me op te trekken
in de boom en mijn loodzwaar ge
worden leren jas en laarzen uit te
trekken. Dat lukt niet, zwemmen
Do. E. Kuin, predikant te Ouwerkerk (rechts), op de foto bo
ven in actie (eerste van rechts) als leider van de lijkenber
gingsploeg van Ouwerkerk.
gaat ook niet en ik word stijf van
de kou."
Na bijna drie kwartier zijn
Huuskes krachten zover uitgeput,
dat hij zijn einde voelt naderen.
„Mijn leven raast voorbij. Ik zie
mijn vrouw Toos, mijn 2 kinderen,
mijn werk. Ik smeek vergiffenis
voor het verkeerde in mijn leven.
Ik heb geen angst meer voor de
dood en neem me voor zo snel mo
gelijk te sterven. Ik zeg 'Mijn God,
hier ben ik' en laat me los van de
boom om zo snel mogelijk te ver
drinken. Ik ga onder, nog een
keer, en nog eens... Een moment
ben ik bewusteloos, maar dan in
eens voel ik grond onder mijn
voeten."
Huuskes is aangespoeld op de
Boomdijk. Hij hoort iemand zeg
gen 'Kom op, je bent gered' en
wordt in een roeibootje gehesen.
Daar zitten ook het gezin Luyks
dat hij eerder had gewaarschuwd,
en Jan Roks wiens vrouw en kind
verdronken zijn. De redders roei
en over de Tholenseweg langs de
woning van het gezin Maas. De
mensen smeken om mee te mo
gen, maar de boot is overvol. Een
ander bootje is iets verderop al
omgeslagen, met tien mensen. Ze
ven van hen, net van een dak ge
red, zijn verdronken.
Huuskes kijkt om en ziet hoe
het huisje van Maas instort en de
bewoners in de golven verdwijnen.
Even later moet hij lijdzaam toe
zien hoe een woning aan de Lan-
geweg in het water verdwijnt. De
mensen die op het dak zitten, wor
den in de ondergang meegesleurd.
Vervolg van pagina 37
De arts ouderenzorg Leni To
renstra voorziet dat met het
verstrijken der jaren het aantal
mensen met psychische klach
ten als gevolg van de ramp zal
groeien. „Er is een periode in je
leven waarin het rustig is, de
samenzwering van de stilte,
noem ik dat. Voor velen is dat
de werkzame periode, de baan,
het gezin, waarin diepe geeste
lijke problemen zich gemakke
lijk laten vermijden. Maar hoe
meer men er nadien over gaat
denken, hoe meer er boven
komt. En dan is het goed dat
men inziet hoe bevrijdend het
gesprek kan zijn. Uit mijn on
derzoek blijkt ook hoezeer de
ramp het leven van deze oude
ren heeft bepaald, hoe ze er elke
dag van hun leven toch in
eenzaamheid mee bezig zijn."
Bij velen speelt het extra ver
lies doordat meer gezinsleden
zijn verdronken. Daardoor ont
breken vaak de sleutelfiguren
op wie men in eerste instantie is
aangewezen voor de verwerking
van de ellende. En bij zoveel on
macht om het verdriet te ver
werken, wordt dat vermeden.
Vaak al een leven lang. Dat
•vermijdingsgedrag' kan lijden
tot zwijgzaamheid, ontkenning
van het verdriet, en uiteindelijk
tot psychische problemen tot op
zeer hoge leeftijd.
„Mensen kunnen er wel mee
leven, ze kunnen er zelfs sterker
van worden", zegt Torenstra.
„Maar de zwijgzaamheid kan
leiden tot eenzaamheid, het ge
voel ontkend te worden. Dat is
absoluut onnodig. Het zou juist
zo goed zijn als men wist dat
velen ermee kampen, en als
men daarover het gesprek zou
openen. Dat zou een heel nor-
Kees
van
Dienst