Ml
„Dit is de zondvloed hoor, de wereld vergaat"
Als het reddingswerk in Strijen achter de rug is, is de weg al veranderd in een watermassa vol wrakhout en dieren
anp/rd/brore De Deltaweden,
Hoek van
Holland
Ouderkerk
a/d IJssel^.
Rotterdam
Maassluis
Schiedam
Vlaard.
Sltedrec
Zuidlanc
Nieuwe Toneër^A
)V.E R F LA K. K E'fc
S.erooskerke Drelschor
«SCHOUW EN®
_PU I V E LA N D
Heininger
.OudeTonj
Nieuwerkerk®
Juwerkerk
lilipsland
i Nieuw^?k-
Wossemeer
Halsteren
Veere"
WALCHEREN
Middelburg^ 4
Roosendaal
Kruinlngen
Terneuzen
Reformatorisch Dagblad vijdag 29 januari 1993
Duinen
Dijkdoorbraak
Zeekering /binnendijk
Ondergelopen land
Drassig land
Stad die gedeeltelijk overspoeld is
geweest
Slachtoffers in gemeenten die percentueel
het zwaarst zijn getroffen.
wordt opgevangen. Een auto schijnt vanaf
de dijk nun richting uit en de lichtbun
del laat het vlot niet meer los. Het vlot drijft
vanzelf naar de dijk. Ze blijken op Yerse-
ke te zijn aangespoeld. Het is drie uur in de
nacht. Johan: „ik was totaal verkleumd.
Mijn handen stonden krom en mijn benen
waren helemaal opgezet. Maar we leef
den nog".
Maandagochtend acht uur meldt de
ANP-nieuwsdienst dat op Yerseke mensen
uit Schouwen-Duiveland zijn aange
spoeld. Het is het eerste teken van leven uit
het vergeten eiland. Het is voor de vis
sers van Yerseke het sein om meteen uit te
varen naar de getroffen gebieden.
Woensdag arriveert ook Leen in Yer
seke. Hij is zondagochtend met de auto op
Nieuwerkerk gestrand, nadat hij zijn
moeder, drie zusjes en een broertje op Oos-
terland heeft weggebracht. Later verne
men vader Hendrikse en zijn zoons dat de
rest van het gezin in Rotterdam verblijft,
maar ook dat er van de naaste familie twaalf
zijn omgekomen. Vrijdag wordt Jacob
door ds. Dieleman van de gereformeerde
gemeente in Yerseke begraven.
Kille cijfers, onpeilbaar leed
Uiteindelijk blijkt dat op 89 plaatsen
de dijken zijn weggespoeld en dat 1835
mensen het leven hebben verloren. En
kele gétallen: Oude Tonge 305, Nieuwer
kerk 288, Stavenisse 156, Ouwerkerk
91, Nieuwe Tonge 95, Fijnaart en Heinin
gen 76, Halsteren 68, Oosterland (in
clusief Sirjansland) 65, Kruiningen 62,
Stellendam 61, Numandsdorp 56,
Nieuw Vossemeer 50, Kortgene 49, Strijen
44, 's Gravendeel 37. Achter die kille cij
fers gaat onpeilbaar leed schuil dat zich ook
na 40 jaar niet laat uitwissen.
„Eén vloed en het is uieg"
Johan Hendrikse, nu wonend in As
sen, zegt dat de nachtelijke ervaringen op
het vlot zijn verdere leven hebben be
paald. „Wat ik ervan geleerd heb, is dat we
niet vast moeten zitten aan het materië
le. Het is zo weg. Eén vloed en het is er niet
meer. Neem mijn ouders. Door hard
ploeteren waren ze de crisis en de oorlogsja
ren te boven gekomen. We hadden zelfs
een autootje. En wat hielden we in '53 over?
Ook daarom houd ik mijn kinderen
voor: Zoek naar vastheid in het geloof'.
Pas na het overlijden van zijn vader,
anderhalfjaar geleden, realiseerde Johan
zich welke verbondenheid die nacht is
ontstaan. „Het klinkt heel raar, maar vader
en ik hebben niet vaak meer over die
nacht gepraat. De eerste tijd leefde jein een
roes en al gauw ging het leven verder.
Maar toen vader was overleden, voelde ik
heel sterk dat het juist de ervaring van
die nacht was die ik met hem deelde. Dat is
er niet meer. Daarom heb ik gedacht:
Moet ik nu nog zwijgen?"
Maatje Stoutjesdijk: „M'n kinderen
zeiden later wel eens: Vertel nog eens van de
ramp, ma. Maar eigenlijk kun je het niet
vertellen. Wat je in die uren hebt meege
maakt, is eigenlijk niet voor te stellen.
Als het stormt, slaap ik altijd beneden. Dan
komt alles weer terug".
De terugblik van HenkHitzert uit
Strijen is tweeledig. „Door anderen te red
den behielden we zelf het leven. Als we
onze weg hadden vervolgd, waren we net als
anderen omgekomen. In deze tijd wor
den de herinneringen weer levend, vooral
de woorden „En God sloot de deur".
Voor ons is hij nog open. Maar waar heeft
dat een mens gebracht?"
Het interview met de beer H. den Har-
tog, nu woonachtig in Heinkenszand,
werd verzorgd door redacteur G. Th.
A. Janssen.
Vervolg van voorpagina
Weten ze dat nu nog niet?"
Boer Johannis Hendrikse uit de
buurtschap Capelle, tussen Zierikzee en
Ouwerkerk, wordt zondagochtend
vroeg gewekt door de burgemeester. Van
water is op dat moment nog weinig te
bespeuren. Hendrikse besluit dat zijn
vrouw met de jongste kinderen naar fa
milie op Oosterland moeten. Zoon Leen zal
hun met de auto wegbrengen.
Met zijn zoons Jacob (21) en Johan
(17) maakt boer Hendrikse het vee los om
het naar de dijk te drijven. Ze zijn 500
meter van huis als een vloedgolf hen tege
moet komt. Zo gauw mogelijk zorgen ze
dat ze weer thuis komen. Ze staan dan al tot
hun middel in het water. Aan elkaar
vastgebonden schuifelen ze naar het huis
van de overbuurman, waar ze voor de
oorlog zelf nog gewoond hebben. Dat huis
staat hoger dan het hunne. Het blijft er
de eerste uren zelfs droog.
Johan weet nog dat ze zondagmiddag
om 1 uur in de keuken naar de nieuwsbe
richten luisteren. Ze horen over de toe
stand in het hele Deltagebied, maar geen
woord over Schouwen-Duiveland.
„Zouden ze dat nu nog niet weten?", vragen
ze zich verbaasd af.
Complete huizenrijen weg
In Oude Tonge heeft zich dan al een
waar drama voltrokken. Bij het ochtendglo
ren zien de overlevenden dat complete
huizenrijen zijn verdwenen. Van de bewo
ners geen spoor meer. Het dorp blijkt
naderhand de meeste doden te tellen: 305.
In de Duivelandse polder Vierbannen
is de toestand nog niet onhoudbaar. De pol
der is vrij uitgestrekt, waardoor het
water maar langzaam stijgt. In Nieuwer
kerk wordt pas om zes uur in de ochtend
de klok geluid.
Velen hebben geen idee wat de ko
mende uren te gebeuren staat. In '44 zijn de
eilanden door de Duitsers onder water
gezet en toen kwam het water hooguit tot
aan de ramen. Bovendien heeft het gros
er geen weet van hoe hoog het zeewater deze
nacht is opgejaagd.
„Help toch, help toch!"
Aan de Schenkeldijk in Strijen heerst
paniek. Het gezin van Hitzert wordt rond
half acht gewekt door de buurman. „Het
water komt". Vader Hitzert is kort daarvoor
getroffen door een hartinfarct en wordt
met zijn vrouw met een auto naar het dorp
gebracht. De broers Aart en Henk gaan
te voet. Het water komt met steeds meer ge
weld opzetten.
Buren spoelen van het wegdek af en
verdrinken. Andere buren weten zich ter
nauwernood vast te klampen aan een
heg. „Help toch, help toch!", roepen ze. De
broers bedenken zich geen moment.
Met veel moeite trekt Aart de buurvrouw
naar zich toe en geeft haar door aan
Henk en anderen. Zo ook de buurman en
diens zwager. Ze worden naar de
dichtstbijzijnde woning onder aan de dijk
gebracht.
Als het reddingswerk achter de rug is,
is de weg al veranderd in een watermassa vol
wrakhout en dieren. Samen met de bu
ren vluchten de broers de zolder van het
huis op. Ze zijn de enigen niet. Uitein-
delijkzitten ze daar met 22 man opgesloten.
Tot grote opluchting van allen doorstaat
het huis de aanslagen van de vloed en aan
het eind van de middag haalt een boot
hen op.
Maar dan heeft zich aan de Schenkel-
dijk al heel wat afgespeeld. Henk Hitzert
vertelt een tragisch voorval. „Buren
spoelden met nun zoontje en baby van de
dijk af en kwamen met andere mensen
terecht op een stro-
schelde. Het
schelfje slaat uit el
kaar en er ver
drinken zes van de
acht mensen.
De buurman heeft
de baby in een
cape onder zijn
arm. Als hij op
het dale van een
schuur weet te
klauteren, is het
kindje uit de
cape weggegleden
en verdronken".
„Het eerste uur zeg je niets tegen el
kaar", vervolgt brandweercommandant
Den Hartog uit Rilland zijn relaas. Al
die tijd zit hij samen met ae chauffeurs
Leendertse en Van Hoek boven op het
dak van de bus. „En dan word je opstandig.
Waarom komt er geen hulp? We dach
ten dat alleen onze polder onder water
stond. Er komt van alles voorbijdrijven,
van balen stro tot varkenshokken. Van
Hoek wil overal op springen, maar dat
kunnen we gelukkig verhinderen. We voe
len ons, zeker als het licht wordt, toch
aardig veilig. Als ik daar alleen had gezeten,
was dat vermoedelijk anders geweest.
Het is opvallend datje op zo'n moment
Na de kentering van het tij drijven ze
de andere kant op. In de verte zien ze de
lichten van Wemeldinge. Ze roepen om
hulp, maar het is vergeefs. Het vlot dobbert
verder. Johan is de kluts kwijt en heeft
geen idee meer waar ze zich bevinden. Hij
oppert dat ze wel op Zij pe kunnen zit
ten, een gevaarlijke vernauwing van de
Oosterschelde. Maar in plaats daarvan
komen ze in de luwte terecht. Het gevaar
lijkt te wijken. Ze ervaren het als een
Godswonder.
„Nee hoor, nog niet"
Overmand door moeheid en ontbe
ring kruipen Johan en Jacob tegen elkaar
aan. Vader peilt met een stole of ze mo
gelijk al van het vlot afkunnen. „Nee hoor,
nog niet", klinkt het teleurstellend. Er
wordt geen woord meer gesproken. Wat
valt er nog te zeggen? Dan, totaal onver
wacht, rekt Jacob zich uit en valt met het
hoofd achterover. De intense kou moet
hem hebben bevangen. Vol ontzettingstel
len vader en Johan vast dat hij is overle
den.
Johan: „Hij was volledig uitgeput en
gaf het over. We hadden toen al 11 uur op
net vlot gezeten. Je bent moedeloos en
verslagen. De enige gedachte die ik nog had
was: Zouden ze ons nog redden?"
Binnen een kwartier na het overlijden
van Jacob zien ze een lamp. Ze beginnen
onmiddellijk om hulp te roepen en dat
vooral aan jezelf denkt. Achteraf vond ik
dat erg verkeerd van mezelf'.
De mannen blijven zitten, totdat er
om ongeveer half twee 's middags een boot
komt. Het is hun redding, want een
nieuwe vloed zouden ze niet hebben over
leefd. Den Hartog drinkt nooit alcohol,
maar als hem bij de dijk cognac wordt aan
geboden, drinkt hij zo een paar glazen
leeg.
In de Bathpolder ontmoet de brand
weercommandant de loco-burgemeester.
„Dat was een forse man met van die gro
te handen. Na mijn verslag begint hij te hui
len als een kind. Dat maakt verschrikke
lijk veel indruk op me. En nog kan ik dat
beeld niet vergeten".
Duidelijk is dat de 'loco' niet de veer
kracht bezit om de leiding van reddingsac
ties en andere activiteiten op zich te ne
men. Die functie neemt Den Hartog over,
waar hij naderhand grote waardering
voorzal oogsten.
„Laten we blijven bidden
„Die zondagmiddap is er nog een
Dakota overgevlogen'weet Johan Hen
drikse. „Toen moeten ze toch gezien
hebben hoe de toestand op het eiland was?"
Ondanks de Dakota blijft Schouwen-
Duiveland die zondag een vergeten gebied.
Elders komt al hulpverlening op gang,
maar hier is iedereen nog aan zichzelf over
geleverd.
Zo ook in de buurtschap Capelle.
Hendrikse met zijn twee zoons Jacob en Jo
han vluchten al in het begin van de mid
dag naar de zolder van het huis van de buur
man. Een rondscharrelend varken ne
men ze mee naar boven. Ze hebben uitzicht
over de polder en zien hoe het water toe
slaat. Van de buurtschap Capelle blijft niets
meer over. Rond drie uur valt ook hun
eigen boerderijtje aan de overkant ten prooi
aan de golven. „Dit huis staat gelukkig
hoog", denken ze.
Johan Hendrikse meteen schilderij van
het huis dat zondagmiddag 1 februari in el
kaar stortte. Vader Hendrikse en twee zoons
dreven op de zolder van het huis de Ooster
schelde over naar Yerseke. Foto Bert Vennik
Maar het water blijft rijzen en komt
ook hier tot aan de dakgoot. Het eeuwen
oude huis is geen partij voor de grimmi
ge golven. Eerst spoelt de voorgevel weg.
Rusteloos kijken ze uit over het water of
er soms al een bootje in aantocht is, maar de
enige aanblik is die van instortende
boerderijen. Ze voelen nu dat het niet lang
meer kan duren. „Laten we maar bid
den", zegt Johans broer Jacob. De onkerke
lijke en ongelovige buurman stemt van
harte in. „Laten we blijven bidden", smeekt
hij Jacob, „want dit is de zondvloed
hoor. De wereld vergaat".
Als vervolgens de achtergevel instort,
wordt de situatie hachelijk. Er is alleen nog
maar een gedeelte van het huis over en
een stuk van de kap. Bij iedere golfslag
komt de zolder omhoog. De consterna
tie is groot als de laatste muren omslaan. Ja
cob valt in het water, maar kan op het
drijvende dak worden getrokken. Daar
doSbereren zes nietige mensen op een
woelige zee, Een zoon van de buurman
grijpt een balk, maar ziet geen kans om
zich van zijn zware leren jas te ontdoen. Hij
is van het zestal het eerste slachtoffer.
Zo snel mogelijk gooien ze de pannen
van het dale. „Maar het was een veel te licht
geval. Toen de eigenlijke zolder vanon
der de kap schoot, stapten we onmiddellijk
daarop over. De oude buurman en zijn
dochter durfden niet en dreven al snel weg.
Even later zagen we hen al niet meer. Ze
waren in de golven ten onder gegaan", ver
telt Johan Hendrikse.
Het vlot koerst op Ouwerkerk aan.
Hooi van de wintervoorraad drijft op het
erf van een boerderij, ergens op een van de ei
landen. Foto ANP
Dat valt niet tegen. Ze vatten moed en ho
pen ongedeerd het dorp te bereiken.
Voor Jacob is dat ook hoog tijd, want hij
heeft geen droge draad meer aan het lijf.
Dat overleeft niemand
Verbijsterd stelt het drietal vast dat de
stroom nen langs Ouwerkerk meevoert
naar het stroomgat in de dijk. Het is af
gaand water en ae ebstroom duwt hen de
Oosterschelde op. Met een vlot op zo'n
gevaarlijke zeearm, dat overleeft niemand.
Vader Hendrikse bereidt zijn zoons voor
op het einde. „Nu zijn we verloren. Laten
we elkaar maar tot het laatst toe vasthou
den", zegt hij, als ze afscheid van elkaar heb
ben genomen.
Na deze aangrijpende ogenblikken
constateert Johan dat het vlot rustiger ligt,
dan in de polder. Het water is minder
onstuimig. Toch is de toestand uitzicht
loos. De duisternis valt in en het drietal
voelt zich overgeleverd aan de elementen.
Hoe laat ze een licht zien, weten ze
niet, maar ze zijn in ieder geval bij de kust.
De noordwesten wind en de ebstroom
drijven Jaet vlot naar Zuid-Beveland aan de
overkant. Ze komen tussen wrakhout te
recht. Het is hier levensgevaarlijk. Er dob
bert een grote boerenschuur die enkele
houten palen omhoog duwt. Met een klap
vallen de palen weer in het water. Eentje
mist het vlot op een haar na.
De meeste dijkdoorbraken zijn veroorzaakt doordat
overslaand water grond van de binnendijk wegspoelde,
I waarna de totale
Water van de stormvloed komt uit
de Atlantische Oceaan en buigt bij
de Waddenkust af. Een klein
gedeelte komt in het zuiden
NoflfpïJzee.
erstand bij Willemstad