Hl De leegte bleef ri§" Tekst: J. van Klinken Van troosteloze watervlakte naar leefbaar land? Meeleven van koninklijke zijde. Het bergen van verdronken mensen en dieren. Een man bezat alleen nog een oude schoenendoos met foto's. Een ander was in één nacht wees ge worden. Weer een ander had vanaf zijn zolder urenlang het gehuil ge hoord van buren in doodsnood, zon der dat hij ook maar een vinger kon uitsteken. Hoe zouden ze kunnen getui gen van de vernietigende kracht van het water. Van verlammende angst, schreeuwend verdriet, van ver schrikkingen die een mens eigen lijk niet kon verwerken. Maar de meesten zwegen. Met stomheid waren ze geslagen en met holle ogen keken ze voor zich uit. De harten kermden, de monden wa ren gestopt. De geest schoot te kort om dit alles te kunnen bevatten. Grijze gezichten hadden ze, schreef iemand in die dagen. De eerste stroom evacués liet zich gedwee meevoeren. Geslagen mensen waren het met een gekerf de ziel. Weg moesten ze uit dit oord van verwoesting; weg van de plaats waar zo veel dierbare herinne ringen lagen, maar waar nu het koude, inktzwarte water een geur van dood en verderf verspreidde. De boot met evacués die Stave- nisse verliet, kwam bij de haven een andere boot tegen met de Vorstin aan boord. Een vrouw herkende haar. „Oö, de konehinne", sta melde ze beduusd. En toen, als in een opwelling, riep ze het uit. Het was meer een machteloze snik geweest. „Oö konehinne, 't is toch zo ae- Overal in het land waren ze te rechtgekomen, veelal omringd door hartverwarmende gastvrijheid en medeleven dat weldadig aandeed. Het viel natuurlijk niet mee om je voeten bij een ander onder de tafel te steken, maar in veel gevallen groeiden er banden die tot op de dag van vandaag zijn gebleven. Het leek ondenkbaar dat de troosteloze watervlakte en moedbe- nemende chaos ooit weer omge toverd zouden worden in schoonge schrobde stoepjes en strak gepla veide straten. Ondenkbaar was het dat daar de lach van een kind en het geklepper van glimmend gele klompen tussen propere huizen zouden weerklinken. De eerste tijd moesten de gaten in de dijken steen voor steen en zand zak voor zandzak worden gedicht. Later werd grover geschut in stelling gebracht en braakten zandzuigers dag en nacht een eindeloze modder- brei uit. Bonkige kerels bevoeren met bootjes de polders, op zoek naar ver dronken mensen en dieren. Soms herkenden ze iemand. Dat gaf een schok, ondanks de gewenning aan het lugubere werk. Een andere keer vonden ze een moeder met haar zuigeling nog in de armen gesloten. Toen waren de harten gebroken en was er niet veel meer gezegd die middag. Zo snel het water van het land bezit had genomen, zo traag was het tempo waarin de vijand werd ver dreven. Maar de ingenieurs, de op zichters en de dijkwerkers geloof den in het herstel en gaven de eilan den hun vorm terug. Zoals een phoenix uit zijn as herrijst, zo schud de het Deltagebied het water van zich af. Vrijwillig(st)ers vanuit het hele land boden hun diensten aan. Met emmers en bezems namen ze de huizen onder handen. Overal klonk de echo van hamers en het getik van metseltroffels. Hollandse bouw vakkers gaven vergane dorpen een nieuw gezicht. Na maanden van noeste arbeid konden de eerste gezinnen weer te rugkeren. Hun gevoelens lieren zich moeilijk omschrijven, maar sneller dan ze hadden gedachj, na men ze de draad weer óp. Het leven ging verder, al schrijnden de litte kens en was menigeen voor het leven getekend. Stevige, stoere dijken en dam men kwamen er die een herhaling moesten voorkomen. De intieme dorpjes van voor de ramp kregen mo derne wijken en de folkloristische polderdreven veranderden in strakke verkavelingswegen. Traktoren vervingen de paarden en de gemoe delijkheid van weleer maakte van lieverlee plaats voor berekende zake lijkheid. De vaart der volkeren vereiste dat. Maar de leegte bleef. Naast stil verdriet over het verlies van familie en vrienden was er weemoed over de dingen die voorgoed waren ver dwenen. Het water had zo veel meer genomen dan de moderne tijd ooit terug kon geven. Reformatorisch Dagblad vrijdag 29 januari 1993 Steen voor steen worden de dijken gedicht. Weg van de plaats waar zoveel herinneringen liggen. ,y;

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 3