De boodschap der Zeeuwse golven
Gods weg
Ds. Mallan: Hoe hoger het water kwam, hoe dichter ik bij de hemel kwam
Reformatorisch Dagblad
vrijdag 29 januari 1993
„Die de wateren der zee roept,
en giet ze uit op den aardbodem,
Heere is Zijn Naam". Zo'n tekst
gaat léven als je te midden van een
verdronken land op de puinho
pen zit. Familieleden omgeko
men, bezittingen weggespoeld.
Wie de watersnoodramp van 1953
meemaakte, weet ervan. Drie
predikanten die een bijzondere
band hebben met het getroffen
gebied, blikken terug. Heeft de
watersnoodramp ons na veertig
jaar nog iets te zeggen?
Door W. M. Bakker
Aan de Grevelingendam pikken meer
koeten hun middagmaal uit de grasmat.
Een verdwaalde duif kijkt toe. Liet
Noach na de zondvloed geen duif uit de ark
om te zien of de wateren gelicht waren
van boven de aardbodem? In Zeeland hoe
ven de duiven anno 1993 niet lang te
zoeken naar een afgebroken blaadje of takje.
Het water is al lang teruggekeerd naar de
plaats waar het hoort. En welke toerist be
seft nog dat de golven hier veertig jaar
geleden als een vijand over het land sloegen?
Een reiger tuurt schier onbeweeglijk
over het Grevelingenmeer. Alsof hij de ge
schiedenis van het water overpeinst. Na
veertig jaar prediken de Zeeuwse baren nog
steeds een boodschap. Voor Zeeuwen en
Friezen. Voor Brabanders en Groningers.
Ja, voor ieder die opmerkzaam is op ae
hand des Heeren in de natuur. Want „de
Heere in de hoogte is geweldiger dan het
bruisen van grote wateren, dan de geweldi
ge baren der zee" (Psalm 93).
Onafwendbaar
Het stormde. Toch ging ds. F. Mallan
op zaterdagavond 31 januari 1953 gewoon
naar bed. Midden in de nacht werd de
predikant van de gereformeerde gemeente
in Nederland te Bruinisse gewekt door
het luiden van kerkklokken. Eenmaal bui
ten gekomen, schrok hij. „Bij de dijk
keek ik tegen een macht water aan. Er werd
hard gewerkt om het tegen te houden,
maar ik zag wel dat het niet zou lukken. Ik
ben naar huis gegaan met de gedachte:
We zijn ten dode opgeschreven. We ver
drinken allemaal", 's Ochtends vroeg
brak echter de dijk bij Sirjansland door. Dat
betekende, naar de mens gesproken, het
behoud van Bruinisse.
Zondag 1 februari. De kerkklokken
luiden. Zoals gewoonlijk. Maar met een an
dere boodschap. Alle mannen moeten
zich verzamelen om aan de reddings- en
herstelwerkzaamheden te beginnen. De
mensen zijn verward. Ook enkele tientallen
vrouwen spoeden zich naar het bede
huis, in de verwachting dat het gewoon kerk
is. Ds. Mallan verzamelt de aanwezigen
in de consistorie, waar hij een korte preek
houdt. Na de dienst komt het bericht
binnen dat de aannemer die drie jaar eerder
de kerk gebouwd heeft, bij hulppogin
gen is verdronken.
Geen raad
Als 's avonds de binnendijk tussen
Oosterland en Bruinisse het begeeft, komt
de watermassa alsnog. Verscheidene
mensen vinden in de pastorie een toe
vluchtsoord. Zij zien hoe het water onaf
wendbaar zijn weg zoekt over het land, in de
huizen. „Je zag het water stijgen en je
wist: Als het het plafond nadert, is het ge
daan. We konden slechts afwachten.
Maar ik werd wel gewaar dat hoe hoger het
water kwam, hoe dichter ik bij de hemel
kwam". Halverwege de trap bleef het water
staan.
Maandagmorgen wordt ds. Mallan
met een roeiboot uit de pastorie gehaald.
Hij wordt naar een zeilmakerij geroe
pen, waar geëvacueerde mensen worden
opgevangen. „Er werd geschreeuwd en
gekermd. Ik wist er eerlijk gezegd geen raad
mee. Toen ben ik uit de Bijbel gaan le
zen en heb ik een aantal woorden gesproken
naar aanleiding van Psalm 107: „Als Hij
spreekt, zo doet Hij een stormwind op
staan, die haar golven omhoog verheft".
Toen werd het stil. Ik heb gezien dat Gods
Woord kracht gaf'.
Begraven
Hoewel Bruinisse in vergelijking met
omliggende gemeenten weinig slachtoffers
telde, moest ds. Mallan vele begrafenis
sen leiden, tot in de wijde omtrek. „Op een
gegeven moment wera ik naar de dijk
geroepen. Daar was een kind gevonden, dat
provisorisch aan de dijk werd begraven.
Ik stond daar alleen met de vader en dan
moetje nog een paarwoorden spreken.
Later heb ik hele gezinnen moeten
herbegraven. In Zierikzee stond ikmet twee
kinderen bij een graf van vader, moeder
en drie broertjes en zusjes. Ik wist van me
zelf niet wat ilc moest zeggen, maar ik
werd er toch in geholpen. Ik heb erop gewe
zen dat de Heere het ook in die situatie
alleen maar goed kon maken, dat Hij bal
sem op de wonden kon doen. Ik heb ook
wel eens gesproken over Amos 5: „Die de
wateren der zee roept, en giet ze uit op
den aardbodem, Heere is Zijn Naam".
Het was niet zomaar een natuurramp.
Die indruk had men ookwel, De dijken wa
ren te laag, dat is zo. Maar de mensen za
gen het echt als een oordeel van God over
hun leven. Er werd schuld gezien. Op
sommige plaatsen waren mensen wel wat
los in hun levenswandel. Die zaten op
zaterdagavond tot twaalf uur 's nachts in het
café. En in Bruinisse werd ook kermis
gehouden. Maar ik was zelf niets beter. Ik
zag zo veel schuld bij mezelf, dat het
geen wonder zou zijn als ik ook verdronken
was. In zulke omstandigheden hebben
we ook wel te denken aan wat de Heere Je
zus heeft gezegd in Lukas 13: Meent gij,
dat deze Galiléërs zondaars zijn geweest bo
ven al de Galiléërs, omdat zij zulks gele
den hebben?"
Op de sabbat
„De Heere Jezus zegt: Bidt dat uw
vlucht niet geschiedt in de winter of op de
sabbat. De watersnoodramp vond plaats
in de winter èn op de sabbat. Toen Icreeg ik
Met laarzen aan naar de kerk. Als het
water gezakt is, moet er nog een g
modder verwijderd worden.
wel schuld naar me toe. Hadden we dat
gebed wel genoeg gebeden? Er is een sprake
Góds'van uitgegaan. Maar men is het
vaak zo snel weer vergeten. We moesten
verder. Er werd gewerkt aan herstel, de
dijken werden verhoogd. Maar daar kun je
je vertrouwen toch niet op stellen. In '53
kwam het water zo hoog, dat er geen dijken
meer tegen opgewassen waren. Er volgde
tij op tij. Na hoog tij kwam er geen laag tij,
maar er volgde vloed op vloed. Dan zie je
de nietigheid van de mens".
Ook ds. E. P. Kuin ervoer die nietig
heid. Hij was tijdens de watersnoodramp
net drie maanden predikant in zijn eer
ste gemeente, Ouwerkerk, waar negentig
mensen om het leven kwamen. Na zijn
emeritaat is hij opnieuw neergestreken in
het nog geen duizend inwoners tellende
dorp op Schouwen-Duiveland. Bij de her
nieuwde kennismaking kwam hij men
sen tegen die de ramp nog steeds niet heb
ben verwerkt. „Je kunt gemakkelijk een
heleboel dingen op een rijtje zetten en een
optelsom maken. Maar wat dat allemaal
betekent, wordt ons niet in drie dagen ge
openbaard. Daar hebben we een heel le
ven voor gekregen".
Houvast
Ds. Kuin ziet in de watersnoodramp
vooral een opdracht. „Dat is gauw gezegd
en het klinkt dierbaar, maar als je er niets
mee doet, stelt het niks voor. Het geloof is
een zaak waar je mee aan het werk moet.
Je moet de krachtdadige gebeurtenissen in
je leven gebruiken, om anderen in moei
lijke omstandigheden terzijde te kunnen
staan". Op zondag 1 februari 1953 ver
mengde het water zich met tranen. „Heel de
gemeente was weggespoeld of geëvacu
eerd". Negentig mensen kwamen op.
Een week later werd in Ouwerkerk
weer een dienst gehouden. Ongeveer dertig
gemeenteleden kwamen samen op een
logger uit Scheveningen. „Daar heb ik een
preek gehouden, of laat ikzeggen een
woord gesproken, over wat je houvast' is als
alle dingen de mist in gaan. De tekst
weet ik niet meer, ik had ook geen preek
kunnen maken. Op zo'n moment
spreek je vanuitje hart. Dan besef je ineens
wat het gewicht van je woorden kan zijn.
Dat zijn dingen waar je in de oplei
ding voor predikant niet bij stilstaat. Ik
werd meteen in het diepe gegooid. Ik
moest niet alleen zelf zien te overleven,
maar er ook voor zorgen dat anderen een
kans kregen om verder te leven. We zijn
hard aan het werk gegaan. Mijn eerste
taak was de slachtoffers terug te brengen
naar de families en die mensen proberen
op te bouwen in een positief geloof, dat
houvast geeft".
Open venster
„We hadden niets meer. Dat geeft wel
te denken over de dingen waarmee je bezig
geweest bent. Het steen was vernietigd,
dat is broos. Maar het geloof is sterk. Na de
beproeving moet je toch weer in het ge
loof verder, hoe moeilijk het ook is. Het ge
loof is het enige houvast als alle dingen
die je lief zijn, wegvallen. Materieel kun je
geslagen worden, alles kwijtraken. Maar
in het geloof zie je dan dat er toch een nieuw
begin is. Er is een punt gezet, waaraan je
een nieuw bestaan kunt opbouwen".
De hervormde emeritus predikant er
kent dat het in 1953 niet eenvoudig was een
nieuw bestaan op te gaan bouwen. „Je
moet de moed hebben aan het werk te gaan
met datgene wat gebeurd is. Dan zul je
ook de moed moeten hebben tranen te la
ten. Als je dat doet, zie je dat er een deur
dichtgaat, maar dat er tegelijkertijd een
venster opengaat. Er zijn mensen die
kunnen niet over het dode punt heen ko
men. Die moet je wel eens heel voorzich
tig op dat venster wijzen".
Petje af
Ds. Kuin vindt het te gemakkelijk om
de ramp als een oordeel te zien. „Het gaat er
niet om te oordelen, maar te bemoedi
gen. Je mag nog. Je hebt nog een nieuwe
kans. Die kun je verzieken of waarma
ken. Dat is het oordeel. Er staat niet voor
9 Ouwerkerk, de gemeente waar ds. E. P.
Kuin in januari 1953 sinds drie maanden
woonde, na de ramp: familieleden omgeko
men, bezittingen weggespoeld.
„Des HEEREN weg is in wervelwind, en
in storm, en de wolken zijn het stof Zijner
voeten".
Nahum 1:3b
Het is nu veertig jaar geleden dat in een groot
deel van ons land in de nacht van 31 januari op I fe
bruari de ramp van de watersnood plaatsvond.
Dit was wel de ergste natuurramp die ons land se
dert de Middeleeuwen heeft getroffen.
In die nacht werden door het doorbreken
van de dijken en het aanstormende water, mensen,
vee en huizen verzwolgen, sommigen in de slaap
verrast. Zeeland, West-Brabant en Zuid-Holland
behoorden tot het rampgebied.
Het geweld van het door de storm doorbre
kende water was in die nacht verschrikkelijk en
duurde voort tot aan het aanbreken van de
grauwe morgenstond van zondag I februari 1953.
In die vreselijke nacht zijn de meeste van de
slachtoffers omgekomen. Ze hebben het licht van
de opkomende bewolkte dageraad van die zon
dag niet meer gezien. Op dezelfde zondag zijn on
der de hemel bedekt met wolken, door de
storm voortgedreven, in het grauwe licht van die
dag nog vele slachtoffers verdronken, onder wie
ouden van dagen en pasgeborenen. Voor wie dit
verscheiden een eeuwig omkomen of een eeu
wig behoud is geweest, zal geopenbaard worden in
de eeuwigheid.
Dat ook wij bij het herdenken van de waters
nood de stem des Heeren zouden verstaan, door
Zijn goddelijke daden toen; nu door Zijn
Woord dat nog onder ons mag zijn.
Wat was de boodschap des Heeren vele eeu
wen geleden, in de tijd van Nahum de profeet? Lees
het in zijn profetie. Het was toen en veertig ja
ren geleden des Heeren weg! Dat is Zijn Goddelijk
handelen met de inwoners op de aarde en het
heir des hemels, naar Zijn welbehagen.
Het was niet zonder meer een gebeurtenis in
de natuur, waarin vele factoren samenwerkten. De
profeet uit zich in beeldspraak! Zoals iemand op
een weg zich voortbewegend het stof daarvan l<an
doen opstuiven, zo doet de Heere de wolken
hemel opstuiven, wanneer Hij op de vleugelen des
winds wandelt en de wervelwind doet waaien.
Waardoor de zoals men meende beveiligde dijken
braken en de zee de aarde bedekte.
Verstaan ook wij nu in deze tijd de weg des
Heeren en de sprake daardoor? Zijn wegen in de
beroering der volken, de rampen ver en nabij,
Zijn regeren in ons volksbestaan als natie, in Zijn
kerk en in ons persoonlijk leven? Wanneer we
door genade mogen verstaan de wegen en paden
des Heeren in Zijn regeren en handelen, waar
van niets is uitte sluiten, dan zullen we iets verstaan
van het voorafgaande van deze tekst: „De
HEERE is lankmoedig, doch van grote kracht, en Hij
houdt de schuldige geenszins onschuldig".
Door Zijn daden en door Zijn Woord en het
gedenken daarvan wil Hij ons brengen enerzijds bij
Zijn sparende hand, ook wanneer de donkere
wolken dreigen en dreigden in Zijn wegen over we
reld, land en volk, kerk en staat, huiselijk en per
soonlijk leven, tot erkentenis. Het zijn de goeder
tierenheden des Heeren, dat wij nog niet ver
nield zijn! Anderzijds tot inkeer in ons gehaast en
vluchtig leven, opdat we onszelf zouden met
onze wegen onderzoeken en doorzoeken voor het
aangezicht van Hem Die de schuldige geenszins
onschuldig houdt, tot de belijdenis: Wij hebben te
gen U gezondigd! Dan zullen, om in de taal van
Gods weg in de ramp te spreken, onze zelfgemaak
te dijken, waarachter we ons veilig waanden,
door de Goddelijke gerechtigheid weggevaagd
worden.
Wat een verschrikking, eenmaal in de dagen
van de zondvloed. Toen het hoogste punt van de
aarde geen bescherming bood, maar alleen de
ark, waarvan de Heere de deur had toegesloten.
Wat een verschrikking, als de Rechter van he
mel en aarde ons zal doen komen voor het gericht.
Dan zal geen menselijke vroomheid en eigenge
maakte godsdienst of eigen gerechtigheid ons kun
nen behouden.
Ook in het oosterse landschap en klimaat van
Palestina kent men de verwoestende kracht van de
storm en de wervelwind. Denk aan de gelijkenis
van de wijze en de dwaze bouwer, waar de Heere
Jezus dit beeld uit de natuur gebruikte. Waarop
is het huis onzer verwachting gebouwd? De slagre
gens zijn gevallen en de winden hebben gewaaid
en de waterstromen zijn gekomen tegen het huis
en het is gevallen, en zijn val was groot
Dan zo noodzakelijk voor ons, onszelf te le
ren kennen, als schuldenaar voor de Goddelijke ge
rechtigheid, in de weg van waarachtige bekering.
Om dan nergens een schuilplaats te kunnen vinden
dan alleen in die rechtvaardige Koning. Die Man
zal zijn als een verberging tegen de wind en een
schuilplaats tegen de vloed.
Niet alleen op die Schuilplaats gewezen, maar
door het geloof door Gods Geest geleid de toe
vlucht te nemen tot Hern, de rechtvaardige
Knecht, Die voor al Zijn volk de toorn Gods tegen
de zonde heeft gedragen en weggedragen aan
het kruis der schande, uitroepend: Het is vol
bracht! In die rampnacht konden sommigen, on
bewust van het grote gevaar, niet eens meer vluch
ten, omdat ze niet gewaarschuwd waren. Nu
nog door Gods lankmoedigheid in het heden dei-
genade, wordt ons door Gods Woord ernstig
gewaarschuwd: Haast u om uws levens wil!
In Hem alleen, die Schuilplaats, zijn we veilig
voor het gericht Gods.
Buiten die Schuilplaats is het nergens veilig.
Ds. J. C. Weststrate, 's-Gravenpolder
niets dat de schapen van de bokken ge
scheiden zullen worden. Bij de ramp heb ik
mensen gevonden die vrede hadden. Zij
zijn in vrede heengegaan. Dat vind ik be
langrijk".
Na veertig jaar heeft het water van
weleer nog steeds een boodschap, is de over
tuiging van ds. Kuin. „Ik neem mijn pet
je af voor de mensen die tor in de millime
ters de Deltawerken hebben uitgedacht.
Dat is een geweldige zaak. Maar wat doen
we er nu mee? We hebben die kennis
ook maar gekregen. Vertil je daar niet aan".
Oost noch west
Als een dief
In de zomer van 1953 bracht ds. Van
der Kooij een bezoek aan Nieuwe-Tonge,
waar de ramp 85 mensenlevens had ge
ëist. „Een vrouw zei toen tegen mij dat ze in
de rampnacht een deur hoorde piepen.
Ze dacht dat er een inbreker op het erf was
en wilde naar buiten gaan. Ze stond
meteen in het opgekomen water. Zat daarin
geen aanwijzing om het woord des Hee
ren te gedenken: „Ziet, Ik kom als een
dief'"?
Ds. Van der Kooij heeft de lijsten met
rampslachtoffers voor zich liggen. Een kind
van 4, een vrouw van 80. Omgekomen
in het water. „Als je deze dingen overdenkt,
komt er nog een soort rouw in je op. Wat
toen aan angsten en leed is uitgestaan, is
met geen pen te beschrijven. Zou
Schouwen ooit nog boven water komen? Je
moet op zo'n moment wel aan de zond
vloed denken. Maar de Heere heeft toch be
loofd dat dat nooit meer zal gebeuren".
Oranjebuis
Het medeleven van het Koninklijk
Huis ten tijde van de ramp maakte diepe in
druk op ds. Van der Kooij. „Het Oranje
huis heeft altijd deernis betoond met het
Nederlandse volk. Willem van Oranje,
de Vader des Vaderlands, bad stervende
nog voor het volk. Maar bidden wij nog
wel genoeg voor ons Oranjehuis?"
Vier decennia na de watersnood is er
veel te gedenken, vindt de emeri tus predi
kant uit Woerden. „Wij mogen de din
gen die gebeurd zijn niet aan de vergetel
heid prijsgeven. Na veertig jaar komen
de herinneringen weer boven. Maar een da
tum alleen kan ons daar niet bij bepalen.
Dat moet de Geest van God inwendig
doen. De watersnoodramp heeft ons
veel te zeggen. Waakt dus!"
Ds. A. van der Kooij maakte de ramp
niet persoonlijk mee. Toch voelde hij zich
bijzonder verbonden met de getroffen
hervormde gemeente van Nieuwe-Tonge,
die hij van 1938 tot in 1949 had ge
diend. Op 1 februari 1953 moest hij 's och
tends een vacaturebeurt vervullen in
Nieuwaal. „Onderweg hoorde ik dat er
moeilijkheden zouden zijn in de Alblas-
serwaard, die door overstromingen getrof
fen zou zijn. Het duurde wel even voor
het tot je doordrong wat er precies gebeurd
was. Niemand had erop gerekend en de
berichten kwamen de volgende'dag natuur
lijk niet met de moderne communicatie
middelen van tegenwoordig het land in.
Het was een tijd waarin angst heerste
voor de Russen. Maar er kwam iets anders:
het water. Zo kun je zien dat een mens
uit zich zelf niets weet. Dat doet je denken
aan Psalm 75: Oost noch west, noch
zandwoestijn, doet ons meer of minder zijn.
Rusland noch het water. God is rechter,
Die 't beslist! Het is een bewijs van onze to
tale afhankelijkheid. Daar raak je niet
over uitgedacht.
„Mijn gedachten zijn niet ulieder ge
dachten", zegt de Heere God. De mens kan
het niet zien,
tenzij bij hoger
licht. Dan zie je
dat de hemel hoger
is dan de aarde.
De laatste tijd dat
ik in Nieuwe-
Tonge stond, heb
ik er de biddag-
predikatieën van
Van der Groe
behandeld. Die
wijst de dingen
allemaal aan. Hij
heeft de ellende
van Nederland voorzegd, hetzij vuur of
water. Hij heeft van Godswege moeten
zeggen dat bepaalde dingen zouden gebeu
ren. Daar kun je de watersnoodramp,
tweehonderd jaar later, niet bij uitsluiten.
We mogen het Goddelijke geduld be
wonderen, dat Zijn oordeel nog niet hele
maal zijn beslag heeft gekregen".