-mm UÉallsij Gered uit het water em Storm R22ei tefcrö&öörfries Niet vergeten! Stuur je reacties, opstellen en vragen naar. Reformatorisch Dagblad 7300 AR Apeldoorn (Oplossingen van de puzzel "■WTTTPc In het eerste stapeltje brie ven zat geen nieuwe puzzelaar. Maar nü ligt er een stapel te wachten... Ge-wel-dig! Ik heb er alle moed op. Nou, dan gaan we eerst maar een week- prijs weggeven. Aan wie? Aan Evelien de Bonte, Molen weg 20, 3255 AP, Oude- Tonge voor haar twee liefelijke eendjes. Wat een allerschat- tigste beestjes! Heel erg bedankt voor al lerlei goede wensen: brieven, kaarten en zelfgemaakte •wensen, zoals met molen, drie koolmezen, bloem van ja, hoe heet dat spul? en een mooie doorkijkwens van sierletters. ;Dan nog een paar vragen. „Oom, hoe lang bent u al puzzeloom?" Vanaf april 1986. Toen zette oom Koos er na vijftien jaar een punt achter en mocht ik zijn werk overne men. Daar was ik toen heel blij mee en nü nog veel blijer. Want nü weet ik pas hoeveel aardige kinderen er in Ne- ■a) n g e n s en derland wonen, vooral bij de le zers van het RD. Ik heb me zelf al heel wat keren gefelici teerd met zóveel genoegen. „Ome, hoe kijkt u ons ge priegel na?" Met twee ogen en een neel sterke bril. Soms heb ik er moeite mee, vooral als jullie een lichte kleur pen ge bruiken. Dus heel graag niét: geel, lichtgroen, lichtblauw of oranje. Hoe donkerder, hoe liever. „Weet wie koning bsioshte is?" Ja, dat is koning Is- boseth. Ten slotte: de groeten aan mr. A. L. Troost, een bovenste beste man. En tante Ina ook de groeten; die ken ik uit de ver te; ook een best mens, hoor, daar niet van. Ziezo, ik ben klaar. Gaan we achter me kaar naar Marcus Waters. Toen de broers en zussen van Marcus de schandelijke ver langlijst van Marcus lazen, waren ze loeiend kwaad. „Gooi maar in de kachel", zei Mat- tie. „Ja zeg, ik zal me daar een platenspeler of een verrekij ker geven. Ik zoek zélf wel iets uit. En jullie?" De anderen knikten heftig verontwaardigd. „Aan onze nooit niet", zei den ze. Moeder schudde haar hoofd. „Marcus lijkt wel niet goed in orde. Aan zó'n lijst hebben we niks. Vader, wat vind jij ervan?" Vader vond het óók gort met peren en gromde: „Een pak op z'n achtersteven moest-ie hebben. Affijn, we zullen wel zien. Houen jullie het wél een beetje netjes?" Natuurlijk, natuur lijk! En dus kreeg Makkie heel wat anders, dan hij had ge droomd. Zijn lieve broers en zusjes verwenden hem met: een tandenborstel (drie halen, één betalen en hij kreeg de der de), een balpen van de Mi lieuraad (die doen het meestal niet bij ons), een pak soda (tegen al te geurige voeten), een fles reukwater (want Marcus poetst zijn tanden alleen met de feestdagen)een gewatteerde neusknijper (dan hoeft hij hem niet steeps op te halen), kromme schaatsten (omdat hij meestal een scheve schaats rijdt), een melkbeker (met het opschrift: "Hebben is heb ben en krijgen is de kunst") en een vergrootglas aan zijn bril (om eens flink op zijn neus te kijken). Van vader en moe der kreeg hij de wekker, maar wel een superkleintje: hij paste precies in een lucifers doosje en zong 's morgens eindeloos lang het deuntje: „Moe, daar zit een kip in 't water". Marcus werd knalrood van schrik, woede, teleurstel ling en schaamte. Maar hij hield zich groot, bedankte iedereen heel hartelijk en schoof achter z'n bord boter hammen. En toen? Ja, dat hadden jullie niet gedacht. Doeg! Oom Rien Je hebt er vast al iets van ge hoord: overmorgen is het veer tig jaar geleden dat het heel erg stormde in ons land. Zo erg dat op sommige plaatsen in Zeeland dijken doorbraken en het land overstroomd werd door dé zee. Ontzettend veel mensen en dieren zijn toen verdronken. Gelukkig konden ook veel mensen elkaar redden. Daar moesten ze soms wel dapper voor zijn! Weet je dat er nu óók nog kinderen zijn die iemand uit het water hebben gered? Maaike Janse uit Nunspeet bij v,oorbeeld. Een paar weken geleden stond haar naam in de krant, toen zij van de burgemeester een Bijbel en een bedelarm- bandje kreeg. Op het arm bandje stond: "V. M. D.". Dat betekent: Voor Moedig Ge drag. Maaike kreeg deze ca deautjes omdat ze aan het Maaike Janse krijgt van de burgemeester een Bijbeltje en een bedelarmbandje omdat ze Ar jen boven water hield. Foto's rd begin van het jaar (vorig jaar ja nuari), toen ze nog acht jaar was, een jongetje uit het water heeft gered. Dat was Arjen Heykoop uit Yerseke, een plaats in Zeeland. „We waren aan het spelen op het ijs in het Oranjepark", vertelt Maaike. „Ik had een paar stokken op het ijs gelegd. Daarachter mochten de an deren niet komen, want er zaten zwakke plekken. Maar Arjen kwam toch achter de stokken en opeens zag ik hem in het water liggen". Maaike en Aijen, gelukkig weer droog en luarm. Het water was diep en Ar jen kon niet zwemmen. Hij ging een paar keer kopje on der. Maaike had ook geen zwemdiploma, maar voor dat ze het wist, lag ze zelf in het wak om Arjen zijn hoofd bo ven het water te houden. Met haar andere hand hield ze het ijs vast. Een mevrouw die langs kwam, hoorde de kinderen roe pen en probeerde hen te hel pen, maar toen viel zij óók in het water. Eindelijk kon een meneer die dichtbij woonde, hen allemaal uit het water halen. „Gelukkig had Maaike een dikke jas aan", vertelt haar moeder. „Daar kwam het water niet meteen door, zodat het niet gelijk zo koud was. Een van Maaikes broertje kwam thuis rennen en riep: „Arjen ligt in het water!"". Maaikes va der ging snel naar het park, maar Maaike, Arjen en de me vrouw die langsgekomen was, zaten toen al bij iemand in huis. Iedereen vond het erg flink van Maaike dat ze Arjen gered had. Ze kreeg veel ca deautjes. En toen de burge meester aan het einde van het jaar een beloning gaf aan drie mensen die erg moedig geweest waren, was Maaike daar ook bij. Jeannette e z e n DoorA. van Velzen- Wijnen Buiten is het donker. Het regent. Het waait. Oma vertelt. Gijs en Geeske luisteren. Oma vertelt van lang geleden. Veertig jaar geleden. Toen was oma nog een meisje. Het was zaterdagavond. Het waaide hard. Het stormde. Oma lag in bed. Ze luisterde naar de 'storm. Oma viel in slaap. Midden in de nacht werd oma wakker. Ze hoorde een toeter. Oma ging kijken. Er stond een autobus op de dijk. De vader van oma ging naar bui ten. Wat zou er zijn? De vader van oma kwam terug. Vlug kleren aan. De dijk is doorgebroken. Het water komt eraan! Iedereen liep heen en weer. Kleren aan. De mooie spullen naar boven brengen. Oma liep naar buiten. Het was donker. Maar daar kwam iets. Dat was nog donkerder. Het water. Vlug. Naar buiten. Naar de dijk. De moeder van oma, een zusje van oma en oma zelf. Hand in hand gingen ze naar de dijk. Het water kwam. Steeds hoger, hoger. Het water stroomde. Het water trok. Het sleurde hen bijna mee. Voorzichtig liepen ze verder. Ze kwamen bij de dijk. Ze liepen omhoog en waren veilig. Ze gingen naar een boerderij. Een boerderij die niet onder water stond. Daar kregen ze droge kleren. De vader van oma en de broers waren naar de stal. Ze moesten de koeien redden. Toen kwamen ze ook naar de boerderij. Ze waren alles kwijt. Hun kleren. Hun meubels. Hun hele huis. Maar ze waren gered. Geeske zucht. Is het echt gebeurd oma? Ja, zegt oma. Het is echt gebeurd. puzzel Puzzel 347 Bij deze rrappuzzel krijg je twee keer hulp. Het eerste is: je ziet aan de figuur hoeveel letters elk antwoord heeft. Het tweede is: alle antwoorden, beginnen met dezelfde letter. 1. Een vissersplaatsje aan het Meer van Galilea, waar Jezus veel wonderen heeft gedaan. 2. Een stad in het land van de Moabieten (Jesaja 15 aan het begin). 3. Een hogepriester uit het Nieuwe Testament. 4. Een gebergte, waar in de tijd van Achab en Izebel iets heel bijzonders gebeurde met een offer. 5. De plaats, waar de twaalf verspieders terugkwamen bij het volk Israël (Numeri 13 vers 26) 6. Een doodslager. 7. Een stad in Assyrië (2 Ko ningen 16 vers 9). 8. De eerste twee letters van de naam van een opstandeling 1 15 z th 3 13 12 S II i 10 7 9 a tegen de Heere, Mozes en Aaron in de woestijn. 9. De vader van koning Saul. 10. Een dorpje in Galilea, waar de Heere Jezus naar een feest ging. 11Een verspieder, die ver trouwde op het woord van God. 12. Een andere naam voor: Palestina. 13. Een van de twee wande laars naar Emmaüs (Lukas 24). 14. Stad in Griekenland, waar Pauhis gepreekt heeft. Aan de gemeente heeft hij twee brieven gestuurd. 15. Hoe noem ie een nako meling van Kohath? met rode o m r t j 't Is winter. Rieneke en Mar jan spelen samen buiten. Het wordt koud. „Rieneke, ga je met me mee naar huis?", vraagt Marjan aan haar vriendin. „Naar mijn kleine broertje?" Dat wil Rieneke graag! Mar jan heeft pas een snoezig broer tje gekregen. Rieneke zou zo'n broertje ook wel willen hebben. Als papa thuiskomt, zegt hij: „Wat is het koud! Het vriest een beetje. Het zal wel niet harder gaan vriezen, want vol gens het weerbericht komt er veel wind. Heeft onze kleine Wimmie wel een warme kruik in zijn wieg?" „Natuur lijk", lacht mama, „hij ligt lekker warm!" Wimmie is een week oud. Wat was het een feest, toen hij geboren werd. En maandag..., maandag is het wéér feest. Dan is papa jarig! Mama had nog een taart wil len bakken. Maar nu de baby pas geboren is, lukt dat niet. „Ik heb maandag een vrije dag", zegt papa blij. „Dan koop ik een grote taart! Een mok kataart, want daar ben jij dol op", meteen geeft hij mama een dikke kus. „Kom dan ook, Rieneke", jubelt Marjan. „Dan krijg je een stuk taart!" Marjan en Rieneke willen nog even in de wieg kijken. „Wat een schatje, hè?" fluis tert Marjan. „En een prachtige wieg!" vindt Rieneke. „Jullie .moeten niet denken, dat ik vroeger meteen in zo'n mooie wieg lag", zegt papa. „Ik ben op een zolder geboren, waar het dak bijna van. afge waaid was. Het stormde zo erg dat het water van de zee het land overstroomde". Marjan en Rieneke kijken met grote ogen. „Echt waar, papa? Toe, vertelt u het ver haal?" „Verhaal...? Het is echt gebeurd, hoor! Weet je wat...? Opa en oma hopen maandag te komen. Die kunnen het precies vertellen. Vraag het maar!" „Dat doe ik", Marjan maakt een spronge tje van blijdschap. Als opa en oma 's maan dags komen, is het feest. Papa is jarig! Buiten waait het hard, maar binnen is het zo gezellig! Met koude blozende wan gen komen de meisjes uit school. Even later smullen ze allemaal van de heerlijke mok kataart. „Mmmmmm..., zo lekker!" „Gaat u nu vertellen, opa?" vraagt Marjan. „Ver tellen...?" „Ja, papa heeft gezegd dat u en oma het nog goed weten eh..., van de waterramp. Enne..., van die zolder waar papa geboren is. Onze juffrouw heeft er ook al over voorgele zen". „O ja, dat zijn wij niet ver geten, hoor!" Opa gaat er ge makkelijk voor zitten en be gint: „Veertig jaar geleden, 1 fe bruari 1953, waaide het veel harder dan nu. 's Avonds had ik de luiken goed gesloten voor de harde wind. Het begon te sneeuwen. Het werd een sneeuwstorm! Wij zaten geluk kig warm en droog. Net als nu. Maar het begon steeds har der te stormen. En 's nachts bulderde de wind om onze boerderij. Zware windstoten beukten ook tegen de schuren en stallen. Ik probeerde nog even naar het vee in de stallen te kijken. Maar dat ging niet meer. Ik viel haast om door de vreselijke wind. Wij durfden niet naar bed. O nee! Alle deu ren en ramen rammelden alsof ze er uit zouden waaien. Als we door het raam ke ken, zagen we de lage dijkhui zen. Daar waaiden een paar schoorstenen af. Heel erg was dat! Zouden de dalten er niet afwaaien? De huizen waren zo klein! En ons huis...? De boerderij was wel sterk, maar met zó'n storm! De buur man, die een boerderij een eind verder had, belde op. Ze nuwachtig zei hij dat de dijken doorgebroken waren. „Breng zoveel als je kunt naar boven", waarschuwde de buurman. „Het water komt! We krijgen een overstro ming! We kunnen niet meer wég! Onmogelijk! Enne... zorg datje eten hebt...!" De tele foon brak af en we hoorden de stem van de buurman niet meer. Snel zijn we aan het werk gegaan. Ik droeg heel veel din gen naar boven. De buur man had gelijk. Het water spoelde al over de drempels naar binnen. We hebben ook brood, kaas, melk en nog meer naar boven gebracht. Na tuurlijk ook de Bijbel. Die wilden we niet missen. Een mooie wieg, met witte gor dijntjes, stond in de slaapkamer te wachten. Want... we zou den gauw een kindje krijgen. Het water steeg steeds ho ger, hoger... We moesten boven blijven, want we zagen nog maar acht traptreden. Door het slaapkamerraam keken we naar de veeschuren. Arme die ren. Zouden ze moeten ver drinken? Helpen ging niet meer. En de huizen aan de dijk...? Daar stond het water vast al tot het dak! Zou er een reddingsploeg zijn... Zouden die mensen afgered zijn...? We durfden niet verder te den ken. Het elektrisch licht deed het niet meer. We hadden wel een petroleumlamp ën kaarsen. Maar het was zó koud. Het water steeg, steeg... En ineens... wat schrokken we. Ons slaapkamerraam ging los en viel in het woeste water. De sneeuw waaide naar binnen. Waar moesten we heen:..? Het water kwam al boven aan de trap. Dan maar naar de zolder. Wat was het erg en angstig! Maar..., daar op de zolder zijn we neergeknield. We heb ben gebeden naar de Heere in de hemel. De Heere, Die alles weet en ziet. Hij zag ons en al die duizenden mensen in nood. We hebben Psalm 23 gele zen En we mochten geloven, dat de Heere ook ónze Her der wilde zijn. De Heere ver troostte ons uit Zijn Woord. Zou Hij hulp sturen? Ik zwaai de steeds met een witte zak doek voor het raam. Misschien werd het gezien en kwamen ze ons redden. Wachten moes ten we. Geduldig wachten. En toen is op die zolder je papa geboren, Marjan! Hulp móest er komen! En... er kwam hulp! Een grote boot kwam bij ons dak. Op het zelfde ogenblik rukte de storm een stuk van het dak af. Dat was vreselijk gevaarlijk! Zouden we nog verdrinken...? De mannen van de boot hadden brancards,en dekens bij zich. Met gevaar voor hun eigen le ven hebben ze ons op de boot geholpen. We waren be zorgd hoe het met ons kindje zou gaan. We hadden blijd schap en verdriet tegelijk. Met nog meer mensen, werden we opgevangen in een zie kenhuis. Daar kwam ons kindje in een klein bedje en werd het goed verzorgd. Nu waren we zelf ook veilig. Sommi gen huilden omdat een lieve va der, moeder, broer, zus of kind er niet bij was. Zouden ze nog leven...? Ze wisten het niet. Ze hadden wel mensen zien verdrinken. Maar het was zo donker en guur! En het stormde zo hard! De boot ging weer verder. Er moesten nog veel mensen ge holpen worden! De red dingsploeg was óók steeds in groot gevaar! Toch waren ze zo moedig en dapper! We heb ben mensen op het dak van hun huis zien zitten. Hulpeloos en uitgeput. We weten niet ofze gered zijn of... verdronken. Héél veel mensen zijn omge komen in het kolkende water. Ook kleine kinderen. Ge lukkig diegenen die bereid wa ren om te sterven", zegt opa ernstig. „Want die de Heere liefhadden, werden opgeno men in Zijn heerlijkheid. Het meeste vee van de boeren is omgekomen. Ook van ons. Wat was het ontzet tend! Maar wij zijn behouden met ons kleine kindje. Dat stond later extra in de krant ver meld. We hebben die krant nog bewaard. En dat lieve klei ne kindje... dat was je papa, Marjan! We mochten bij andere mensen in huis, totdat onze boerderij weer opgeknapt was. Dat was fijn! Vandaag is het 40 jaar ge leden, dat de dijken doorbra ken. Dat die vreselijke wa terramp er was. En daarom is papa vandaag... 40 jaar!" „Hè..., hè...", opa is moe van het vertellen. „Ik heb een bij zondere papa", zegt Marjan. „Ja meisje", antwoordt papa, „ik ben geboren in die rampnacht. In een huis dat bijna onder water stond. Maar ik ben in die grote nood door de Heere bewaard! Er is in die 40 jaar overal leed en verdriet geweest. Over stromingen, aardbevingen, oorlogen, ziekten en... honger! Duizenden mensen zijn nóg in nood. Veel mensen moeten vluchten en hebben nergens rust. De Heere Jezus heeft ge zegd: „Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en be last zijt, en Ik zal u rust ge ven". Het rijkste is, als onze schuld vergeven is. Dan zal de Heere Jezus als Hij terug komt, rust geven aan allen die voor eeuwig gered zijn! Ook kinderen! Want, daar boven juicht een grote schaar, ook van kinderen, voor Gods troon! En alle mensen die de waters nood en het verdriet meege maakt hebben, zullen 1 februari 1953 zéker niet vergeten!" J. Visser-Vlaanderen

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 8