Een vonk, inspiratie en wat gezelligheid
Escher en Peter Schat: net mensen
Concertorganisator Pieter Baak: „Even zo'n Vijfde van Vierne door de kerk knallen, man, wat mooi!"
Knevel
Elijah
I Reformatorisch Dagblad
vrijdag 29 januari 1993
13
Hij is een beetje een individua
list, eentje die zich zelf ziet als
„een heel gewone jongen, een
radertje in het geheel". Hij was de
allereerste muziekschrïjver in
deze krant. Sfeer en gezelligheid,
daar houdt hij van. En van een
foed gesprek dat altijd uitloopt,
ij is dol op lekker eten, drin
ken, reizen en mooie muziek. Van
slechte orgels wordt hij depres
sief, onrecht maakt hem furieus,
van amateurisme raakt hij ver
drietig. Pieter Baak, „nadrukke
lijks geen orgelgek". Hij houdt
van Asma èn Schönberg, van Vier-
nes Vijfde, maar meer nog: van
Mahlers Zevende.
Door J. van 't Hul
Het eerste concert dat door hem
niseerd werd, weet Pieter Baak (45) zich
niet meer te herinneren. Het zijn er tal
loze geweest. Zijn opa was een Jan-Zwart-
liefhebber, een van zijn eerste vrienden
hield echter meer van de Beethoven-symfo
nieën onder Von Karajan. Daar begon
de veelzijdigheid al. „Nu vragen mensen als
eerste aan mij: Meneer Baak, kunt u zelf
ook orgelspelen? Nou, ik kan alle toetsen
indrukken, maar orgelspelen is iets an
ders". Baak trok veel op met Ben van Oos
ten. Van Oosten werd organist, Baak
werd organisator en registrant, een vak
apart.
„Mijn geestelijke muzikale vader is
Albert de Klerk geweest. De Klerk verenigt
het technische en het muzikale aspect
van het muziek maken op een imponerende
wijze. Een zeer vriendelijk, veelzijdig
man, die nooit roddelt, die altijd over mu
ziek wil praten, die altijd vraagt: „Hoe
vond je net? Mooi hè?' Niet „mooi" in de
zin van: Wat heb ik mooi gespeeld,
maar: Wat is die compositie mooi hè? Van
hem heb ik ook geleerd dat niet orgel
spelen, maar programma's samenstellen het
belangrijkste is".
Charisma
Feike Asma. Onvermijdellijk valt de
naam. „Een man met een enorme harts
tocht. In hart en nieren muzikant, net als
De Klerk. Asma was protestant, speelde
psalmbewerkingen van Jan Zwart, De
Klerk is rooms-katholieken heeft het grego
riaans als centrum. Met Asma heb ik een
haat-liefdeverhouding gehad. Ik was het
nooit eens met Asma-fans, maar met
Asma-critici evenmin. Asma had, net als
Piet van Egmond, dat charisma: Als
Asma de kerk binnenkwam, dan fluisterde
iedereen: „Ssst, daar heb je 'm".
Kijk, dat heb je bij anderen niet. Die
overslaande vonk. Ze komen tegenwoordig
gewoon even het orgel bespelen en dan
gaan ze weer naar huis. Perfectie in het kwa
draat. Ze hebben overal gestudeerd,
masterclass zo, masterclass zus. Maar als
Asma kwam, dan kwam hij écht het or-
fel bespelen. Hij was een meester, diez'n te-
orten ook meesterlijk wist te verbloe
men. Een man die geloofde in wat hij deed.
Hij droeg het uit. Hij promootte het or
gel op een niet te evenaren manier. En dat is
nu juist ook mijn doel bij het organise
ren van orgelconcerten: het promoten van
een muziekinstrument dat orgel heet en
dat toevallig in de kerk is terechtgekomen.
Ik geloof er niets van dat een orgel is af
gestemd op gemeentezang. Met een piano
kun je net zo voortreffelijk gemeente
zang begeleiden. Maar goed, het orgel staat
in de kerk. Dan zeggen veel mensen:
„Oei, een kerk!" Je moet dat dus promoten:
„Mensen, ook bij een orgelconcert kan
het heel gezellig zijn". Er moet sfeer zijn. Je
moet als organisator lijfelijk bij de in
gang staan. Mensen, kom binnen. Ah, bent
u er weer? Leuk, fijn. Ah, u bent hier
nieuw. Meneer, hartelijk welkom".
Wie
„Het instrument is voor mij onderge
schikt aan degene die het bespeelt. De inter
preet is het belangrijkste. Als ik naar een
orgelconcert ga, zeg ik: „Ik ga naar Ben van
Oosten, of naar Louis Robilliard". Ik zeg
toch niet: „Ik ga naar de Bavo, naar Katwijk
of Den Haag". Wa'blieft? Wie er speelt?
Pieter Baak: Het amateurisme in Ne
derland viert hoogtij". Foto RD, H. J. Visscher
Weet ik veel. Geen flauw idee". Zo werkt
het niet. Het is belangrijk wie er speelt".
Pieter Baak maakt deel uit van de con-
certcommissies van de Nieuwe Kerk te Kat
wijk aan Zee, de Abdijkerk in Den
Haag-Loosduinen en de Grote Kerk in Den
Haag. „Als Daniel Roth in Katwijk
komt spelen, dan zegje: „Daar moet ik naar
toe. Daar gaat iets gebeuren". En als Ton
Koopman in de Laurenskerk in Alkmaar
Bach gaat spelen, dan zeg ik: „Daar moet
ik ook bij zijn".
Maar de voorkeuren van de organisa
tor mogen in de serie niet prevaleren. In
onze keus van organisten willen we veel
zijdig zijn. Dat geldt voor Katwijk en voor
de kerken in Den Haag. Ik ben zeker
geen allemansvriend, maar je moet iedereen
de kans geven. Dan krijg je dus een rijtje
namen. Dan ga je bellen: „Meneer, me
vrouw, kunt u dan? Kunt u dan? Kunt u
dan?" „Kan ik niet. Kan ik niet. Kan ik
wel"".
Nachtkaars
„We beginnen graag met een bekende
naam en we eindigen met een bekende
naam. Als je begint met iemand van wie
nog nooit iemand gehoord heeft, dan komt
de serie niet op gang, Dat is net een auto
die niet starten wil. Wroeem, wroeem,
wroeem, stilte. Dat wordt aanslepen, en
uiteindelijk schiet-ie voorlxit. Maar dan
hebben de mensen al gezegd: „Nou, dit
duurt ons te lang. We gaan weer naar huis".
Je moet ook niet met een onbekende
naam eindigen. Want dan gaat de serie als
een nachtkaars uit.
Het is mooi om in één cyclus alle or
gelsymfonieën van bij voorbeeld Vierne te
laten uitvoeren. Ton Koopman valt dan
vanzelf af. Piet Kee ook. Je nodigt dan al
leen Vierne-specialisten uit. „Meneer,
wilt u dan en dan de Vierde van Vierne spe
len?" Ach, dat is nu toch ook jammer. Ik
had liever de Derde gespeeld". „Ja, maar die
speelt een ander al". Nou, dan de Vierde
maar". Zo werkt dat.1
Maar ik wil in Katwijk ook wel eens
Bach horen, bij voorbeeld door Koopman.
Het is misschien geen ideaal Bach-orgel,
maar dat vind ik ondergeschikt. Een orgel
spreekt geen taal en de partituur ook
niet. Pas als er een mens achter kruipt, gaat
dat orgel leven en de partituur gaat spre
ken".
Duizend gulden
„Het amateurisme in Nederland viert
hoogtij. Dat begint al bij de ingang van de
kerk. Daar zit zo'n sombere man, in een
regenjas, met een sigarenkistje voor zich, en
hij vraagt: „Meneer, heb' u d'r mischien
een gulden bij?" Geen wisselgeld! Kneuter-
werk! En dan begint het concert met een
programma op een onleesbaar stenciltje.
Onbehaaglijk vind ik zoiets, in één
woord.
De toegangsprijzen in Nederland zijn
erg laag. Pas zag ik: Toegangsprijs 3,50 gul
den. Ik dacht: Die organist kan van de
honger geen ontlasting hebben. In het bui
tenland wordt veel meer betaald. Daar
wordt een orgelrecital tenminste als vol
waardig gezien. Hier persen ze je als or
ganist uit als een citroen, net zolang totdat
er echt geen druppel, geen éne druppel
meer uit komt. Je wordt drie keer op en neer
gehaald in de gehaktmolen van de kri
tiek, en uiteindelijk houd je een salarisje
over dat nog niet eens een onkostenver
goeding is. En maar interessant doen, ook
dat nog!
Een organist mag voor een concert
toch best duizend gulden netto hebben? Tel
maar op: Je geeft een concert in Zwolle.
Je gaat om tien uur 's morgens weg, je komt
om twaalf uur 's nachts weer thuis. En
dan je registranten. Om een uur ofvier stap-
Een ze met z'n tweetjes in de auto. En
omen ook midden in de nacht weer thuis.
Tel gl die uren nu eens op. En die kilo
meters! En organisten uit het buitenland
moeten op z'n minst het dubbele heb
ben.
Ze vroegen eens aan Albert de Klerk
of hij wilde komen spelen. En wat dat dan
moest kosten. Nou, zoveel. „O, meneer
De Klerk, dat kunnen wij niet betalen".
„Wilt u mij dan graag heoben?" vroeg
De Klerk. „Jahaa, natuurlijk meneer De
Klerk". Ze dachten: Aha, dit gaat de goe
de kant op. En toen zei De Klerk: „Nou,
spaart u aan nog maar een jaartje"".
Liefde
„Het gaat natuurlijk ook om de pe
gels. Want er zal toch aan het einde van de
avond betaald moeten worden. Dat is
een spanningsveld. Dat eist inventiviteit
van de organisatoren, in mijn geval: het
geheim van de smid. Kijk, je kunt lekker
thuis blijven, een stukje schrijven in de
plaatselijke krant, en dat was het dan weer.
Nee, je moet stimuleren: Jongens, dit
wordt leuk, daar moeten jullie allemaal bij
zijn! In de voormalige Ronde Lutherse
Kerk te Amsterdam organiseren ze per jaar
enkele concerten. En dan zeggen ze:
Mensen, het gaat bij ons om kwaliteit, en
ach ja, of er dan nog mensen komen, dat
is ons verder een zorg. Maar zonder publiek
kan muziek toch niet existeren. Dat is
belachelijk. Ik heb ook eens een orgelcomi
té meegemaakt waarvan de voorzitter
eens boven kwam kijken hoe zo'n speeltafel
er nu eigenlijk uitzag. Nou, dan zeg ik:
Mensen, stop er maar mee. Je moet liefde
hebben voor het orgel.
Er zijn veel te veel concerten. En er
zijn zoveel toetsenisten, maar hoeveel echt
goede organisten zijn er eigenlijk? Niet
veel! Dat stel ik duidelijk. Dus toch nog
maar een jaartje sparen? Er is veel nijd,
broodnijd, afgunst, er zijn zoveel praatjes en
roddels. Wat een circus. Vroeger liep ik
alles af, ik wist alles, was overal bij, ik stond
op de voorste barricades, hoorde hij na
bij het interieur van de kerk. Je zag ze den
ken: „Daar heb je hem weer. Natuurlijk,
hij zal er eens niet bij zijn, de criticus!" Ge
lukkig heb ik in de achterliggende jaren
leren relativeren. Wat onbelangrijk is, dat
laat ik vallen. Zo lees ik bepaalde dingen
niet meer. De orgelbladen in Nederland, al
lemaal eenrichtingsverkeer, zo beperkt,
zo onbelangrijk, net een papegaaiencircuit.
Nederland wacht op een goed, groot op
gezet, veelzijdig orgelblaa
Spruitjes
„Wat ik mooi vind? Even zo'n Vijfde
van Vierne door de kerk knallen. Tjonge
a:, wat mooi! Of zo'n Passacaglia van
dat iedereen versteend in de kerk zit,
vastgenageld!
En wat ik lekker vind? Alles. O man,
lekker eten, dat is toch heerlijk. Je hebt
mensen die lusten geen spruitjes (Bach),
die lusten dit niet (Vierne), dat niet (Mes-
siaen). Als ze in een Japans restaurant
rauwe vis zien (Hindemith of zo), zeggen
ze: O bah, nee! Man, ik vind het zo lek
ker allemaal. Vreemde dingen ontdekken.
In Rusland bij voorbeeld. Ergens op het
platteland. Oekraïnische Soljankasuppe.
Lekker proeven. Is 't lekker, of is 't niet
lekker? Zo is het ook met muziek. Alles pro
beren".
Dit was het vierde en laatste deel in
een serie interviews met concertorga
nisatoren.
„Belangrijke ideeën moeten
meestal wachten tot de dragers van
het vorige idee dood zijn. Het is
een soort cultuurwet". Dat zegt Peter
Schat, een controversiële figuur in
het Nederlandse muziekleven. Een
briefwisseling die hij van 1958 tot
1961 voerde met zijn in 1980 overle
den oudere collega Rudolf Escher
verscheen in gebundelde vorm als
derde deel in de serie "Bibliotheek
Nederlandse Muziek".
DoorA. M. Alblas
Het boek werd uitgegeven door de com
binatie Centrum Nederlandse Muziek en
de Walburg Pers. De brieven geven een
goede indruk van het leven, de artistieke
voorkeuren en de esthetische visies van
beide componisten destijds.
De periode waarin de briefwisseling
tussen Schat en Escher plaatsvond, was een
tijd van muzikale controverse. In het in
leidende deel van het boek schetst redac
teur/musicoloog drs. Erik Voermans
een helder tijdsbeeld van de muzikale ach
tergronden bij de brieven; een soort his
torische schets. De brieven zelf voorziet hij
van een uitgebreid notenapparaat.
Avant-garde
In de tijd van de briefwisseling vierde
in de avant-garde-muziek de seriële tech
niek hoogtijHet is een compositietech
niek waarbij geen gebruik wordt gemaakt
van de toonladder, maar van een tonen-
reeks of een serie tonen. Deze techniek sluit
aan bij de twaalftoontechniekvan Ar-
Amersfoort - Joriskerk, za. 30 jan'., 20
uur, John Propitius, orgel.
Apeldoorn - Open Hofkerk, Boerhaave-
laan, za. 30 jan., 19.30 uur, Jaap Zwart, or
gel, Katinka Floor-Zwart en Anne Ruth
Debruss, fluit.
Den Haag - Gotische zaal, Paleisstr., vr.
5 febr., 20.15 uur, Gert Oost, orgel.
Doornspijk - Ger. kerk, za. 30 jan., 20
uur, Elburgs mannenkoor OBK o.l.v. Her
man Riphagen, Johan Bredewout, piano,
Wim Magré, orgel.
Eindhoven - Muziekcentrum Frits Phi
lips, vr, 5 febr., 20(?) uur, Maria Joao Pires,
piano.
Groningen Luth. kerk," za. 30 jan,,
20,15 uur, Franco is Fernandez, viool, Vin
cent van Laar, klavecimbel, Ronald
Moelker, blokfluit.
Leiden - Rijksmuseum, za. 30 jan., 15
uur, Korea-concert.
Rotterdam - Laurenskerk, za, 30 jan., 20
uur. Martin Zonnenberg, vleugel, Martin
Mans, orgel.
Rijnsaterwoude - Herv. kerk, vr. 5 febr.,
19.45 uur, herv. jongerenkoor Eben Haëzer
o.l.v. Martien van der Knijff, Arie de
Korte en Martien van der Zwan.
Urk- Bethelkerk, za. 30 jan., 20.30 uur,
chr. dameskoor Laus Deo o.l.v. J. H. Sneller-
van Putten, Reinata Heemskerk, alt,
Henk van Putten, orgel, Klaas J. Mulder,
vleugel (Oranjeconcert).
Utrecht-Jacobikerk, za. 30 jan., 13 uur,
Ko Zwanenburg, orgel.
Domkerk, za. 30 jan,, 15.30 uur, Dom
cantorij o.l.v, Remco de Graas, Jan Jansen,
orgel (Mendelssohn).
Vlaardingen - Bethelkerk, za. 30 jan., 20
uur, Peter Verhoeks, orgel.
nold Schönberg en Pierre Boulez. Peter
Schat (geb. 1935) was in genoemde pe
riode een warm pleitbezorger van deze tech
niek, terwijl Rudolf Escher (1912-1980)
zich categorisch verzette tegen de antitonale
dogmatiek van de seriële compositie
techniek. Ook anderen verzetten zich hier
tegen. Iemand als Wouter Paap had
geen goed woord over voor hen die „rond-
tobben in de schemerige gebieden van
het Schönbergianisme. Zij boren zich in de
klank, maar komen aan de muziek niet
toe" (p. 21).
Escher kwam zelfs tot de conclusie
„dat de auditieve perceptie van de hersenen
en het oor van nature een tonale 'voorin
genomenheid' heeft en dat de a-tonale mu
ziek in die zin tegen de natuurlijke dis
positie van het gehoor indruist' (p. 29),
Waar Escher in zijn zoektocht hardnek
kig weerstand bleef bieden aan het serialis-
me, liet Schat zich nieuwsgierig en met
gulzige opgewondenheid meevoeren in het
vaartuig van roerganger Boulez (p. 36,
37). In 1961 scheidden de wegen van
Escher en Schat.
Limonadeblaadje
Het is buitengewoon belangrijk om
met de achtergrond van dit muzikale tijds
beeld de briefwisseling te lezen. Soms
zijn het net mensen die aan het woord zijn.
„Ik heb er bezwaar tegen dat je Schön
berg een knoeier noemt", schrijft Schat aan
Esch er (p. 59). Escher op zijn beurt beti
telt Schönberg nog eens als griezelroman
tiek (p. 87) en hekelt de muziekindustrie
(p. 79). „Ze schrijven maar. Ik ga mijn weg
zoals mijn artistiek geweten mij die
voorschrijft" (p. 81). Het blad "Mens en
Melodie" noemt Peter Schat „het limo
nadeblaadje van Paap" (p. 111), (Wouter
Paap was jarenlang hoofdredacteur van
dit blad, A). Helaas komt in de brieven ook
minder net taalgebruik voor (p. 65,
108).
In een aanhangsel treffen we nog een
aantal brieven van Escher aan anderen, on
der wie zijn vrouw, aan Pierre Boulez en
André Jurres, en enkele recensies in kran
ten.
Grauwsluier
In NRC Handelsblad van 18 septem
ber 1992 schrijft Peter Schat waarom hij
destijds een andere weg ging dan Rudolf"
Escher („Een nagezonden brief aan Rudolf
Escher")„Escher koos voor de weg van
het structuurprobleem, ik voor de weg van
het tonaliteitsprobleem. Zolang ik
Escher heb gekend, heeft hij zijn gal ge
spuwd over de harmonische grauwsluier
die over de muziek was neergedaald, de ne
gatieve tonaliteit die het gevolg was van
ae discriminatie van de consonant.
„Maar", zo schrijft: Peter Schat, „een
muziek zonder harmonische dieptestruc
tuur (lees: de 20e-eeuwse avant-garde-
muziek) blijft op z'n best een fraaie, onver
plichte decoratie van het 'moderne le
vensgevoel', met het perspectief van een
doodlopende steeg". Jammer dat de "na
gezonden brief' van Peter Schat aan Rudolf
Escher niet in het boek is opgenomen.
Volgens Schat heeft de structuurpro-
blemenmuziek enerzijds onzinnig com
plexe muziek opgeleverd. Het andere ui
terste noemt hij John Cage: „vier minuten
en drie en dertig seconden in stilte je
tong naar het publiek uitsteken". Het eerste
noemt hij een afgrond, het tweede een
monster.
De oplossing:
Gaandeweg heeft Schat zich echter
ook verwijderd van Schönberg. Hij ging
meer rekenen met de muzikale relatie
PETER SCHAT
tussen de tonen. En in 1982 claimde hij met
zijn Toonklok het tonaliteitsprobleem
van deze eeuw te hebben opgelost. Maar
zijn collega's namen zijn technische
vondst amper serieus. „Schat brengt het
niet veel verder dan een theoreticus die
Schönberg verkeerd begrepen heeft", zei
Peter Jan Wagemans, compositieleraar
aan het Rotterdams Conservatorium
(Entr'acte, december 1990).
Schat: „Ik voel me een beetje tekort
gedaan door Escher. Wie de keus heeft tus
sen bitterheid en berusting, kan maar
beter het laatste kiezen, dat is misschien be
ter voor je lever. Maar gal wil ook ge
spuugd zijn".
N.a.v. "Brieven", door Peter Schat
en Rudolf Escher; Erik Voermans
(red.)uitg. Walburg Pers, Zut-
phen, 1992; 184 pag., geïllustreerd;
prijs 39,50 gulden.
In de Evang. Lutherse Kerk in Den
Haag werden door Andre Knevel dertien
"improvisaties" op cd vastgelegd. Ik
blijf zijn "improvisaties" tussen aanha
lingstekens plaatsen, omdat het geen
improvisaties zijn maar uit het hoofd ge
speelde bewerkingen. En dat is wat an
ders. Voor deze cd geldt dat veel opmer
kingen met betrekking tot spel en regi
straties, geplaatst bij Knevels voorlaatste
produktie (Maartenskerk, Zaltbom-
mel) hier opnieuw opgeld doen. Het heeft
niet zo veel zin die nu allemaal te gaan
herhalen.
Knevels veelvuldig imiteren van
Klaas Jan Mulder blijft smakeloos en ver-
speend van elke vorm van orginaliteit:
zijn Aria "Vaste Rots van mijn behoud" is
qua opzet identiek aan Mulders "God
in den hoog' alleen zij d'eer". Hetzelfde
geldt voor
Psalm 68.
Mooi vind
ik van "Vaste
Rots" het
gedeelte na de
Aria waar
goed in de
klank wordt
opgeregi-
streerd. Hier
schittert 'de
Lutherse'!
In de March
"Voor
waarts Chris
tenstrijders" krijg ik voor de eerste maal
het gevoel dat dé mouwen worden opge
stroopt.
In de bespreking van de Zaltbom-
mel-cd beschreven we de opname door
Arie Griffioen als een regelrechte verras
sing. Ook dat geldt hier onverkort. Ik lean
me niet heugen de afgelopen tijd zo'n
fraaie opname van dit instrument te heb
ben gehoord. Enorm transparant en een
prachtig laag. Kortom: grote klasse!
N.a.v. "Andre Knevel, Impro
visations Batz-organ of the Evan
gelie Lutheran Church, The
Hague (Holland)"; Musica Orga-
num; 399117.
J. E. van der Maten
Het duurt een paar maten voor ik me
realiseer waaróm deze uitvoering van
Mendelssohns oratorium zo vreemd
klinkt. Terwijl ik "So wahr der Herr, der
Gott Israels lebet" verwacht, begint
deze opname met "As God the Lord of Is
rael liveth". Het normaal Duitstalige
werk is ineens Engels geworden. Zeker de
eerste keer is dat best even wennen: op
bekende muziek onbekende woorden te
horen, die weer wel hetzelfde betekenen
als de woorden die je eigenlijk had ver
wacht. De Engelse tekst is overigens van
de componist zelf. Het werk is gemaakt in
opdracht van het Birmingham Festival
Comittee (hoewel Mendelssohn er al eer
der plannen voor had) en werd in 1846
in Birmingham voor het eerst uitgevoerd.
„Overtuigend" en „gedreven" zijn
woorden die bij het luisteren' opkomen. A
na een paar minuten wordt duidelijk
dat de uitvoerenden tot 's werelds betere
musici behoren. Met name koor en or
kest zijn hoorbaar op elkaar ingespeeld.
De klank is helder en doorzichtig, zoals
van vakmensen verwacht mag worden.
Een bijzonder mooie illustratie daarvan
is het gedeelte waar gezongen wordt over
de „fiery chariot ana fiery horses" waar
mee Elia de aarde verlaat. Vuriger kan
haast niet. Ook de solisten zijn bere
kend op hun taak. De aria "It is enough",
als Elia de woestijn is ingevlucht, is
prachtig verstild, de ontmoediging van
Elia is ontroerend. Het is daarom extra
jammer dat de solisten op de plaatsen
waar zij samen zingen, zoals in "Lift thi
ne eyes to the mountains", er niet in sla
gen als één geheel te klinken. Hun stem
men blijven (te) duidelijk apart hoorbaar.
Mendelssohn heeft in de "Elijah"
tekst en muziek tot eenheid gevlochten.
De uitvoerenden hebben dat begrepen,
en dat is te horen. Die eenheid maakt het
wel noodzakelijk bij het luisteren de
tekst mee te lezen. Pas dan wordt echt dui
delijk hoe goed de muziek aansluit bij
de tekst. Hoe, als Elia zingt "My soul is
thirsting for Thee, as a thirsty land", uit
het orkest het muzikale thema van het
openingskoor "The harvest now is over,
the summer days are gone" klinkt. Hoe bij
de aankondiging van de droogte het ko
per in mineur blaast, om bij de boodschap
dat het weer zal gaan regenen in majeur
te veranderen. Of hoe, als Elia en de Baai
priesters hun altaren gebouwd hebben
op de berg Karmel, het vuur "con fuoco"
van de hemel komt. Door deze 'koppe
lingen' is het werk extra boeiend.
Een opname van hoog muzikaal ni
veau, die zijn weg wel vinden zal. As het
tenminste Engels mag zijn.
N.a.v. "Mendelssohn, Elijah";
m.m.v. Allen, Rolfe Johnson,
Kenny, Von Otter, Academy
Chorus of St. Martin in the
Fields, o.l.v. Sir Neville Marri-
ner; Philips Classics 432 984-2.
H. van Zoelen