Een vonk, inspiratie en wat gezelligheid Escher en Peter Schat: net mensen Concertorganisator Pieter Baak: „Even zo'n Vijfde van Vierne door de kerk knallen, man, wat mooi!" Knevel Elijah I Reformatorisch Dagblad vrijdag 29 januari 1993 13 Hij is een beetje een individua list, eentje die zich zelf ziet als „een heel gewone jongen, een radertje in het geheel". Hij was de allereerste muziekschrïjver in deze krant. Sfeer en gezelligheid, daar houdt hij van. En van een foed gesprek dat altijd uitloopt, ij is dol op lekker eten, drin ken, reizen en mooie muziek. Van slechte orgels wordt hij depres sief, onrecht maakt hem furieus, van amateurisme raakt hij ver drietig. Pieter Baak, „nadrukke lijks geen orgelgek". Hij houdt van Asma èn Schönberg, van Vier- nes Vijfde, maar meer nog: van Mahlers Zevende. Door J. van 't Hul Het eerste concert dat door hem niseerd werd, weet Pieter Baak (45) zich niet meer te herinneren. Het zijn er tal loze geweest. Zijn opa was een Jan-Zwart- liefhebber, een van zijn eerste vrienden hield echter meer van de Beethoven-symfo nieën onder Von Karajan. Daar begon de veelzijdigheid al. „Nu vragen mensen als eerste aan mij: Meneer Baak, kunt u zelf ook orgelspelen? Nou, ik kan alle toetsen indrukken, maar orgelspelen is iets an ders". Baak trok veel op met Ben van Oos ten. Van Oosten werd organist, Baak werd organisator en registrant, een vak apart. „Mijn geestelijke muzikale vader is Albert de Klerk geweest. De Klerk verenigt het technische en het muzikale aspect van het muziek maken op een imponerende wijze. Een zeer vriendelijk, veelzijdig man, die nooit roddelt, die altijd over mu ziek wil praten, die altijd vraagt: „Hoe vond je net? Mooi hè?' Niet „mooi" in de zin van: Wat heb ik mooi gespeeld, maar: Wat is die compositie mooi hè? Van hem heb ik ook geleerd dat niet orgel spelen, maar programma's samenstellen het belangrijkste is". Charisma Feike Asma. Onvermijdellijk valt de naam. „Een man met een enorme harts tocht. In hart en nieren muzikant, net als De Klerk. Asma was protestant, speelde psalmbewerkingen van Jan Zwart, De Klerk is rooms-katholieken heeft het grego riaans als centrum. Met Asma heb ik een haat-liefdeverhouding gehad. Ik was het nooit eens met Asma-fans, maar met Asma-critici evenmin. Asma had, net als Piet van Egmond, dat charisma: Als Asma de kerk binnenkwam, dan fluisterde iedereen: „Ssst, daar heb je 'm". Kijk, dat heb je bij anderen niet. Die overslaande vonk. Ze komen tegenwoordig gewoon even het orgel bespelen en dan gaan ze weer naar huis. Perfectie in het kwa draat. Ze hebben overal gestudeerd, masterclass zo, masterclass zus. Maar als Asma kwam, dan kwam hij écht het or- fel bespelen. Hij was een meester, diez'n te- orten ook meesterlijk wist te verbloe men. Een man die geloofde in wat hij deed. Hij droeg het uit. Hij promootte het or gel op een niet te evenaren manier. En dat is nu juist ook mijn doel bij het organise ren van orgelconcerten: het promoten van een muziekinstrument dat orgel heet en dat toevallig in de kerk is terechtgekomen. Ik geloof er niets van dat een orgel is af gestemd op gemeentezang. Met een piano kun je net zo voortreffelijk gemeente zang begeleiden. Maar goed, het orgel staat in de kerk. Dan zeggen veel mensen: „Oei, een kerk!" Je moet dat dus promoten: „Mensen, ook bij een orgelconcert kan het heel gezellig zijn". Er moet sfeer zijn. Je moet als organisator lijfelijk bij de in gang staan. Mensen, kom binnen. Ah, bent u er weer? Leuk, fijn. Ah, u bent hier nieuw. Meneer, hartelijk welkom". Wie „Het instrument is voor mij onderge schikt aan degene die het bespeelt. De inter preet is het belangrijkste. Als ik naar een orgelconcert ga, zeg ik: „Ik ga naar Ben van Oosten, of naar Louis Robilliard". Ik zeg toch niet: „Ik ga naar de Bavo, naar Katwijk of Den Haag". Wa'blieft? Wie er speelt? Pieter Baak: Het amateurisme in Ne derland viert hoogtij". Foto RD, H. J. Visscher Weet ik veel. Geen flauw idee". Zo werkt het niet. Het is belangrijk wie er speelt". Pieter Baak maakt deel uit van de con- certcommissies van de Nieuwe Kerk te Kat wijk aan Zee, de Abdijkerk in Den Haag-Loosduinen en de Grote Kerk in Den Haag. „Als Daniel Roth in Katwijk komt spelen, dan zegje: „Daar moet ik naar toe. Daar gaat iets gebeuren". En als Ton Koopman in de Laurenskerk in Alkmaar Bach gaat spelen, dan zeg ik: „Daar moet ik ook bij zijn". Maar de voorkeuren van de organisa tor mogen in de serie niet prevaleren. In onze keus van organisten willen we veel zijdig zijn. Dat geldt voor Katwijk en voor de kerken in Den Haag. Ik ben zeker geen allemansvriend, maar je moet iedereen de kans geven. Dan krijg je dus een rijtje namen. Dan ga je bellen: „Meneer, me vrouw, kunt u dan? Kunt u dan? Kunt u dan?" „Kan ik niet. Kan ik niet. Kan ik wel"". Nachtkaars „We beginnen graag met een bekende naam en we eindigen met een bekende naam. Als je begint met iemand van wie nog nooit iemand gehoord heeft, dan komt de serie niet op gang, Dat is net een auto die niet starten wil. Wroeem, wroeem, wroeem, stilte. Dat wordt aanslepen, en uiteindelijk schiet-ie voorlxit. Maar dan hebben de mensen al gezegd: „Nou, dit duurt ons te lang. We gaan weer naar huis". Je moet ook niet met een onbekende naam eindigen. Want dan gaat de serie als een nachtkaars uit. Het is mooi om in één cyclus alle or gelsymfonieën van bij voorbeeld Vierne te laten uitvoeren. Ton Koopman valt dan vanzelf af. Piet Kee ook. Je nodigt dan al leen Vierne-specialisten uit. „Meneer, wilt u dan en dan de Vierde van Vierne spe len?" Ach, dat is nu toch ook jammer. Ik had liever de Derde gespeeld". „Ja, maar die speelt een ander al". Nou, dan de Vierde maar". Zo werkt dat.1 Maar ik wil in Katwijk ook wel eens Bach horen, bij voorbeeld door Koopman. Het is misschien geen ideaal Bach-orgel, maar dat vind ik ondergeschikt. Een orgel spreekt geen taal en de partituur ook niet. Pas als er een mens achter kruipt, gaat dat orgel leven en de partituur gaat spre ken". Duizend gulden „Het amateurisme in Nederland viert hoogtij. Dat begint al bij de ingang van de kerk. Daar zit zo'n sombere man, in een regenjas, met een sigarenkistje voor zich, en hij vraagt: „Meneer, heb' u d'r mischien een gulden bij?" Geen wisselgeld! Kneuter- werk! En dan begint het concert met een programma op een onleesbaar stenciltje. Onbehaaglijk vind ik zoiets, in één woord. De toegangsprijzen in Nederland zijn erg laag. Pas zag ik: Toegangsprijs 3,50 gul den. Ik dacht: Die organist kan van de honger geen ontlasting hebben. In het bui tenland wordt veel meer betaald. Daar wordt een orgelrecital tenminste als vol waardig gezien. Hier persen ze je als or ganist uit als een citroen, net zolang totdat er echt geen druppel, geen éne druppel meer uit komt. Je wordt drie keer op en neer gehaald in de gehaktmolen van de kri tiek, en uiteindelijk houd je een salarisje over dat nog niet eens een onkostenver goeding is. En maar interessant doen, ook dat nog! Een organist mag voor een concert toch best duizend gulden netto hebben? Tel maar op: Je geeft een concert in Zwolle. Je gaat om tien uur 's morgens weg, je komt om twaalf uur 's nachts weer thuis. En dan je registranten. Om een uur ofvier stap- Een ze met z'n tweetjes in de auto. En omen ook midden in de nacht weer thuis. Tel gl die uren nu eens op. En die kilo meters! En organisten uit het buitenland moeten op z'n minst het dubbele heb ben. Ze vroegen eens aan Albert de Klerk of hij wilde komen spelen. En wat dat dan moest kosten. Nou, zoveel. „O, meneer De Klerk, dat kunnen wij niet betalen". „Wilt u mij dan graag heoben?" vroeg De Klerk. „Jahaa, natuurlijk meneer De Klerk". Ze dachten: Aha, dit gaat de goe de kant op. En toen zei De Klerk: „Nou, spaart u aan nog maar een jaartje"". Liefde „Het gaat natuurlijk ook om de pe gels. Want er zal toch aan het einde van de avond betaald moeten worden. Dat is een spanningsveld. Dat eist inventiviteit van de organisatoren, in mijn geval: het geheim van de smid. Kijk, je kunt lekker thuis blijven, een stukje schrijven in de plaatselijke krant, en dat was het dan weer. Nee, je moet stimuleren: Jongens, dit wordt leuk, daar moeten jullie allemaal bij zijn! In de voormalige Ronde Lutherse Kerk te Amsterdam organiseren ze per jaar enkele concerten. En dan zeggen ze: Mensen, het gaat bij ons om kwaliteit, en ach ja, of er dan nog mensen komen, dat is ons verder een zorg. Maar zonder publiek kan muziek toch niet existeren. Dat is belachelijk. Ik heb ook eens een orgelcomi té meegemaakt waarvan de voorzitter eens boven kwam kijken hoe zo'n speeltafel er nu eigenlijk uitzag. Nou, dan zeg ik: Mensen, stop er maar mee. Je moet liefde hebben voor het orgel. Er zijn veel te veel concerten. En er zijn zoveel toetsenisten, maar hoeveel echt goede organisten zijn er eigenlijk? Niet veel! Dat stel ik duidelijk. Dus toch nog maar een jaartje sparen? Er is veel nijd, broodnijd, afgunst, er zijn zoveel praatjes en roddels. Wat een circus. Vroeger liep ik alles af, ik wist alles, was overal bij, ik stond op de voorste barricades, hoorde hij na bij het interieur van de kerk. Je zag ze den ken: „Daar heb je hem weer. Natuurlijk, hij zal er eens niet bij zijn, de criticus!" Ge lukkig heb ik in de achterliggende jaren leren relativeren. Wat onbelangrijk is, dat laat ik vallen. Zo lees ik bepaalde dingen niet meer. De orgelbladen in Nederland, al lemaal eenrichtingsverkeer, zo beperkt, zo onbelangrijk, net een papegaaiencircuit. Nederland wacht op een goed, groot op gezet, veelzijdig orgelblaa Spruitjes „Wat ik mooi vind? Even zo'n Vijfde van Vierne door de kerk knallen. Tjonge a:, wat mooi! Of zo'n Passacaglia van dat iedereen versteend in de kerk zit, vastgenageld! En wat ik lekker vind? Alles. O man, lekker eten, dat is toch heerlijk. Je hebt mensen die lusten geen spruitjes (Bach), die lusten dit niet (Vierne), dat niet (Mes- siaen). Als ze in een Japans restaurant rauwe vis zien (Hindemith of zo), zeggen ze: O bah, nee! Man, ik vind het zo lek ker allemaal. Vreemde dingen ontdekken. In Rusland bij voorbeeld. Ergens op het platteland. Oekraïnische Soljankasuppe. Lekker proeven. Is 't lekker, of is 't niet lekker? Zo is het ook met muziek. Alles pro beren". Dit was het vierde en laatste deel in een serie interviews met concertorga nisatoren. „Belangrijke ideeën moeten meestal wachten tot de dragers van het vorige idee dood zijn. Het is een soort cultuurwet". Dat zegt Peter Schat, een controversiële figuur in het Nederlandse muziekleven. Een briefwisseling die hij van 1958 tot 1961 voerde met zijn in 1980 overle den oudere collega Rudolf Escher verscheen in gebundelde vorm als derde deel in de serie "Bibliotheek Nederlandse Muziek". DoorA. M. Alblas Het boek werd uitgegeven door de com binatie Centrum Nederlandse Muziek en de Walburg Pers. De brieven geven een goede indruk van het leven, de artistieke voorkeuren en de esthetische visies van beide componisten destijds. De periode waarin de briefwisseling tussen Schat en Escher plaatsvond, was een tijd van muzikale controverse. In het in leidende deel van het boek schetst redac teur/musicoloog drs. Erik Voermans een helder tijdsbeeld van de muzikale ach tergronden bij de brieven; een soort his torische schets. De brieven zelf voorziet hij van een uitgebreid notenapparaat. Avant-garde In de tijd van de briefwisseling vierde in de avant-garde-muziek de seriële tech niek hoogtijHet is een compositietech niek waarbij geen gebruik wordt gemaakt van de toonladder, maar van een tonen- reeks of een serie tonen. Deze techniek sluit aan bij de twaalftoontechniekvan Ar- Amersfoort - Joriskerk, za. 30 jan'., 20 uur, John Propitius, orgel. Apeldoorn - Open Hofkerk, Boerhaave- laan, za. 30 jan., 19.30 uur, Jaap Zwart, or gel, Katinka Floor-Zwart en Anne Ruth Debruss, fluit. Den Haag - Gotische zaal, Paleisstr., vr. 5 febr., 20.15 uur, Gert Oost, orgel. Doornspijk - Ger. kerk, za. 30 jan., 20 uur, Elburgs mannenkoor OBK o.l.v. Her man Riphagen, Johan Bredewout, piano, Wim Magré, orgel. Eindhoven - Muziekcentrum Frits Phi lips, vr, 5 febr., 20(?) uur, Maria Joao Pires, piano. Groningen Luth. kerk," za. 30 jan,, 20,15 uur, Franco is Fernandez, viool, Vin cent van Laar, klavecimbel, Ronald Moelker, blokfluit. Leiden - Rijksmuseum, za. 30 jan., 15 uur, Korea-concert. Rotterdam - Laurenskerk, za, 30 jan., 20 uur. Martin Zonnenberg, vleugel, Martin Mans, orgel. Rijnsaterwoude - Herv. kerk, vr. 5 febr., 19.45 uur, herv. jongerenkoor Eben Haëzer o.l.v. Martien van der Knijff, Arie de Korte en Martien van der Zwan. Urk- Bethelkerk, za. 30 jan., 20.30 uur, chr. dameskoor Laus Deo o.l.v. J. H. Sneller- van Putten, Reinata Heemskerk, alt, Henk van Putten, orgel, Klaas J. Mulder, vleugel (Oranjeconcert). Utrecht-Jacobikerk, za. 30 jan., 13 uur, Ko Zwanenburg, orgel. Domkerk, za. 30 jan,, 15.30 uur, Dom cantorij o.l.v, Remco de Graas, Jan Jansen, orgel (Mendelssohn). Vlaardingen - Bethelkerk, za. 30 jan., 20 uur, Peter Verhoeks, orgel. nold Schönberg en Pierre Boulez. Peter Schat (geb. 1935) was in genoemde pe riode een warm pleitbezorger van deze tech niek, terwijl Rudolf Escher (1912-1980) zich categorisch verzette tegen de antitonale dogmatiek van de seriële compositie techniek. Ook anderen verzetten zich hier tegen. Iemand als Wouter Paap had geen goed woord over voor hen die „rond- tobben in de schemerige gebieden van het Schönbergianisme. Zij boren zich in de klank, maar komen aan de muziek niet toe" (p. 21). Escher kwam zelfs tot de conclusie „dat de auditieve perceptie van de hersenen en het oor van nature een tonale 'voorin genomenheid' heeft en dat de a-tonale mu ziek in die zin tegen de natuurlijke dis positie van het gehoor indruist' (p. 29), Waar Escher in zijn zoektocht hardnek kig weerstand bleef bieden aan het serialis- me, liet Schat zich nieuwsgierig en met gulzige opgewondenheid meevoeren in het vaartuig van roerganger Boulez (p. 36, 37). In 1961 scheidden de wegen van Escher en Schat. Limonadeblaadje Het is buitengewoon belangrijk om met de achtergrond van dit muzikale tijds beeld de briefwisseling te lezen. Soms zijn het net mensen die aan het woord zijn. „Ik heb er bezwaar tegen dat je Schön berg een knoeier noemt", schrijft Schat aan Esch er (p. 59). Escher op zijn beurt beti telt Schönberg nog eens als griezelroman tiek (p. 87) en hekelt de muziekindustrie (p. 79). „Ze schrijven maar. Ik ga mijn weg zoals mijn artistiek geweten mij die voorschrijft" (p. 81). Het blad "Mens en Melodie" noemt Peter Schat „het limo nadeblaadje van Paap" (p. 111), (Wouter Paap was jarenlang hoofdredacteur van dit blad, A). Helaas komt in de brieven ook minder net taalgebruik voor (p. 65, 108). In een aanhangsel treffen we nog een aantal brieven van Escher aan anderen, on der wie zijn vrouw, aan Pierre Boulez en André Jurres, en enkele recensies in kran ten. Grauwsluier In NRC Handelsblad van 18 septem ber 1992 schrijft Peter Schat waarom hij destijds een andere weg ging dan Rudolf" Escher („Een nagezonden brief aan Rudolf Escher")„Escher koos voor de weg van het structuurprobleem, ik voor de weg van het tonaliteitsprobleem. Zolang ik Escher heb gekend, heeft hij zijn gal ge spuwd over de harmonische grauwsluier die over de muziek was neergedaald, de ne gatieve tonaliteit die het gevolg was van ae discriminatie van de consonant. „Maar", zo schrijft: Peter Schat, „een muziek zonder harmonische dieptestruc tuur (lees: de 20e-eeuwse avant-garde- muziek) blijft op z'n best een fraaie, onver plichte decoratie van het 'moderne le vensgevoel', met het perspectief van een doodlopende steeg". Jammer dat de "na gezonden brief' van Peter Schat aan Rudolf Escher niet in het boek is opgenomen. Volgens Schat heeft de structuurpro- blemenmuziek enerzijds onzinnig com plexe muziek opgeleverd. Het andere ui terste noemt hij John Cage: „vier minuten en drie en dertig seconden in stilte je tong naar het publiek uitsteken". Het eerste noemt hij een afgrond, het tweede een monster. De oplossing: Gaandeweg heeft Schat zich echter ook verwijderd van Schönberg. Hij ging meer rekenen met de muzikale relatie PETER SCHAT tussen de tonen. En in 1982 claimde hij met zijn Toonklok het tonaliteitsprobleem van deze eeuw te hebben opgelost. Maar zijn collega's namen zijn technische vondst amper serieus. „Schat brengt het niet veel verder dan een theoreticus die Schönberg verkeerd begrepen heeft", zei Peter Jan Wagemans, compositieleraar aan het Rotterdams Conservatorium (Entr'acte, december 1990). Schat: „Ik voel me een beetje tekort gedaan door Escher. Wie de keus heeft tus sen bitterheid en berusting, kan maar beter het laatste kiezen, dat is misschien be ter voor je lever. Maar gal wil ook ge spuugd zijn". N.a.v. "Brieven", door Peter Schat en Rudolf Escher; Erik Voermans (red.)uitg. Walburg Pers, Zut- phen, 1992; 184 pag., geïllustreerd; prijs 39,50 gulden. In de Evang. Lutherse Kerk in Den Haag werden door Andre Knevel dertien "improvisaties" op cd vastgelegd. Ik blijf zijn "improvisaties" tussen aanha lingstekens plaatsen, omdat het geen improvisaties zijn maar uit het hoofd ge speelde bewerkingen. En dat is wat an ders. Voor deze cd geldt dat veel opmer kingen met betrekking tot spel en regi straties, geplaatst bij Knevels voorlaatste produktie (Maartenskerk, Zaltbom- mel) hier opnieuw opgeld doen. Het heeft niet zo veel zin die nu allemaal te gaan herhalen. Knevels veelvuldig imiteren van Klaas Jan Mulder blijft smakeloos en ver- speend van elke vorm van orginaliteit: zijn Aria "Vaste Rots van mijn behoud" is qua opzet identiek aan Mulders "God in den hoog' alleen zij d'eer". Hetzelfde geldt voor Psalm 68. Mooi vind ik van "Vaste Rots" het gedeelte na de Aria waar goed in de klank wordt opgeregi- streerd. Hier schittert 'de Lutherse'! In de March "Voor waarts Chris tenstrijders" krijg ik voor de eerste maal het gevoel dat dé mouwen worden opge stroopt. In de bespreking van de Zaltbom- mel-cd beschreven we de opname door Arie Griffioen als een regelrechte verras sing. Ook dat geldt hier onverkort. Ik lean me niet heugen de afgelopen tijd zo'n fraaie opname van dit instrument te heb ben gehoord. Enorm transparant en een prachtig laag. Kortom: grote klasse! N.a.v. "Andre Knevel, Impro visations Batz-organ of the Evan gelie Lutheran Church, The Hague (Holland)"; Musica Orga- num; 399117. J. E. van der Maten Het duurt een paar maten voor ik me realiseer waaróm deze uitvoering van Mendelssohns oratorium zo vreemd klinkt. Terwijl ik "So wahr der Herr, der Gott Israels lebet" verwacht, begint deze opname met "As God the Lord of Is rael liveth". Het normaal Duitstalige werk is ineens Engels geworden. Zeker de eerste keer is dat best even wennen: op bekende muziek onbekende woorden te horen, die weer wel hetzelfde betekenen als de woorden die je eigenlijk had ver wacht. De Engelse tekst is overigens van de componist zelf. Het werk is gemaakt in opdracht van het Birmingham Festival Comittee (hoewel Mendelssohn er al eer der plannen voor had) en werd in 1846 in Birmingham voor het eerst uitgevoerd. „Overtuigend" en „gedreven" zijn woorden die bij het luisteren' opkomen. A na een paar minuten wordt duidelijk dat de uitvoerenden tot 's werelds betere musici behoren. Met name koor en or kest zijn hoorbaar op elkaar ingespeeld. De klank is helder en doorzichtig, zoals van vakmensen verwacht mag worden. Een bijzonder mooie illustratie daarvan is het gedeelte waar gezongen wordt over de „fiery chariot ana fiery horses" waar mee Elia de aarde verlaat. Vuriger kan haast niet. Ook de solisten zijn bere kend op hun taak. De aria "It is enough", als Elia de woestijn is ingevlucht, is prachtig verstild, de ontmoediging van Elia is ontroerend. Het is daarom extra jammer dat de solisten op de plaatsen waar zij samen zingen, zoals in "Lift thi ne eyes to the mountains", er niet in sla gen als één geheel te klinken. Hun stem men blijven (te) duidelijk apart hoorbaar. Mendelssohn heeft in de "Elijah" tekst en muziek tot eenheid gevlochten. De uitvoerenden hebben dat begrepen, en dat is te horen. Die eenheid maakt het wel noodzakelijk bij het luisteren de tekst mee te lezen. Pas dan wordt echt dui delijk hoe goed de muziek aansluit bij de tekst. Hoe, als Elia zingt "My soul is thirsting for Thee, as a thirsty land", uit het orkest het muzikale thema van het openingskoor "The harvest now is over, the summer days are gone" klinkt. Hoe bij de aankondiging van de droogte het ko per in mineur blaast, om bij de boodschap dat het weer zal gaan regenen in majeur te veranderen. Of hoe, als Elia en de Baai priesters hun altaren gebouwd hebben op de berg Karmel, het vuur "con fuoco" van de hemel komt. Door deze 'koppe lingen' is het werk extra boeiend. Een opname van hoog muzikaal ni veau, die zijn weg wel vinden zal. As het tenminste Engels mag zijn. N.a.v. "Mendelssohn, Elijah"; m.m.v. Allen, Rolfe Johnson, Kenny, Von Otter, Academy Chorus of St. Martin in the Fields, o.l.v. Sir Neville Marri- ner; Philips Classics 432 984-2. H. van Zoelen

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 7