Shetlands1 doordrenkte schoonheid
Handen afvanCoba!
PS
VOETNOOT
//«PAROOL
Zaterdag 23 januari 1993 23
Vogelwachter Hugh Harrop was drie dagen voordat de
tanker Braer ten zuiden van de Shetlandeilanden
strandde, in de buurt aan het werk. In de Bay of Quendale
telde hij achthonderd kuifaalscholvers, driehonderd
ijseenden en honderdvijftig eidereenden. Nu zit er nog
maar een handjevol.
door HANNEKE DE WIT
DE EERSTE afspraak met Mick
loopt stuk op de storm. Zijn
verklaring, die avond in de
pub in Sumburgh, is als gevolg
van de manier waarop hij zijn
dag heeft doorgebracht wat onsamenhan
gend. Het komt erop neer, dat hij 's mor
gens wel degelijk heeft geprobeerd zich
staande - en aan onze afspraak - te houden.
Maar het stormde te hard om op het strand
levende en vooral dode vogels te gaan zoe
ken. Daardoor was hij al vroeg in het plaat
selijk café beland.
De volgende dag. maandag, gaat het be
ter. De storm is veranderd in wind en dat
betekent op de Shetlandeilanden dat het
weer alleszins redelijk is. Mick komt precies
op de afgesproken tijd naar het padvinders
huis in Boddam. Dat is sinds de Amerikaans-
Liberiaanse olietanker Braer 5 januari bij
Garths Ness op de rotsen liep en ongeveer
tachtigduizend ton olie in zee stroomde, het
coördinatiecentrum voor de hulpverlening
aan dieren.
Mick Mellor kon van de hobby die hij al
sinds zijn elfde jaar heeft zijn beroep ma
ken nadat in Sullom Voe een oliehaven was
aangelegd. Hij is vogelwachter voor de Shet
land Oil Terminal Environmental Advisory
Group. In opdracht van de Universiteit van
Aberdeen telt hij vogels, zodat kan worden
nagegaan of de vogelstand door de aanwe
zigheid van de oilterminal achteruitgaat.
Of dat inderdaad
het geval is, weet
Mick niet. "Weet ik
niet." is veelvuldig
zijn antwoord op
vragen. Hij is ge
woon een man van
de praktijk: hij telt
vogels en geeft zijn
bevindingen door.
Maar wat men er-,
mee doet, is hem
niet bekend. Hij
trekt sinds de Braer
zijn smerige vracht
verloor, tegen olie
bestande kleren
aan. Stevige laarzen
en een ruime plas
tic broek en jas ma
ken hem tot een
soort astronaut.
"Voor het geval
dat..." zegt hij, een
stok oppakkend
met aan één uitein
de een net waarin
een jute zak ligt. Hij
vreest dat hij van
daag, bijna twee
weken na de ramp,
geen levende vogels
meer tegen komt.
'maar je weet maar
nooit'. Dode exem
plaren zal hij zeker
aantreffen; hij
neemt een flinke
voorraad sterke,
gele plastic zakken
mee.
Voordat we ver
trekken, noteert hij
op een bord dat hij
vandaag naar de
kust bij Scat Ness in
het zuiden en de stranden van Ireland en
Maywick in het westen gaat. Andere na
tuurliefhebbers hebben opgeschreven wel
ke stranden zij vandaag naspeuren.
Het busje neemt de eenbaansweg over de
heuvels. Om de haverklap dijt de weg uit in
parkeerplaatsen, waarop men tegenliggers
kan laten passeren, of waarop de tegenlig
ger jou laat voorbijgaan en jij hem met een
knikje bedankt. De bewoners van de Shet
landeilanden zijn vriendelijk en behulp
zaam.
Seat Ness ligt op een uitstulping in de zee.
schuin tegenover de plek waar de tanker in
problemen raakte en brak. Overal kom je
hier de zee tegen. Zie je op bepaalde plaat
sen alleen maar land, dan wijst in de verte
opspattend water je erop dat ook hier de
zee vlakbij is. Meertjes wisselen het groene
landschap af.
Stinkende vondst
Mick loopt over moeilijk begaanbare rotsen
alsof ze een simpele asfaltweg zijn. Geen
dode vogel ontgaat zijn geoefend oog. Hij
raapt ze op tussen de stenen. Gedecideerd
bepaalt hij met wat voor vogel hij te doen
heeft, zelfs als hij alleen maar een vleugel
vindt of een voor de leek onherkenbaar
kadaver.
Voordat hij zijn stinkende vondst in de
auto legt, telt hij de vogels. Achttien kuif
aalscholvers, twee grote mantelmeeuwen,
een eidereend, twee spreeuwen, een zwarte
zeekoet en een klein eendje; in totaal vijf
entwintig doden als gevolg van de olie
ramp. Het zijn nieuwe slachtoffers: dit
strand is al eerder afgezocht. "Vorige week
vonden we hier nog veel levende vogels,"
zegt Mick.
De zon doet haar best door het wolken
dek te breken als we noordwaarts rijden,
het lukt ternauwernood. Het landschap is
groen en bruin, met alle kleurschakeringen
daar tussenin, en soms een combinatie:
groen met bruine vlekken. Het is kaal. Gras
en mos redden het wel, maar de stormen
hebben iedere poging van bomen om de
omgeving op te vrolijken, in de kiem ge
smoord.
"Bloemen hebben we wel, maar die kun
nen we u pas in de lente laten zien," zeggen
de Shetlanders. Hun eilanden zijn ook zon
der bloemen geen gebied om je voor te
schamen. Steeds 'weer duikt, in frivole in
hammen in het land, de zee op. Het water
kletst tegen de rotsen, komt in valletjes
weer naar beneden.
Tegen de heuvels aangeplakt grazen
schapen, dragers van de Shetlandwol die in
Nederland soms - maar nu gelukkig weer
even niet - in de mode is. Her en der staan
grijze huizen. Wie het waagt zijn woning
wit en zijn voordeur blauw te schilderen,
geldt als zeer frivool.
Zoeken naar dode vogels was in Seat Ness
geen pretje, maar de kust was er prachtig.
Veel deprimerender is de taak aan het
strand van Ireland, dat één dikke van olie
doordrenkte smurrie is. Die troep bestaat
uit veel huishoudelijk afval - plastic dat zo
mooi 'de keerzijde van de medaille van
onze welvaart' wordt genoemd - vermengd
met dode takken en planten.
Het moet de oogst zijn van acht maanden
milieu-onvriendelijk gedrag, constateert
Mick, want ieder jaar in mei maken de
Shetlanders hun eilanden schoon. Hij heeft
een splinternieuwe
hark bij zich, spe
ciaal voor het doel
aangeschaft: hier
zal hij het strand
letterlijk moeten
uitkammen. Hij
harkt de stinkende
massa aan, zodat
dat wat onder ligt,
boven komt. In de
grijsbruine brij on
derscheidt hij blik
semsnel de resten
van vogels.
Mij lijkt de steek
proef zeer represen
tatief als Mick een-
vierde van het
strand heeft uitge
kamd.' Al hét moois
van de omgeving
- de rotsen die plot
seling ophouden en
verderop in zee
weer opduiken, met
mos bedekte heu
vels die glooiend in
het water aflopen -
heb ik dan allang in
mijn geheugen ge
prent. Maar Mick
denkt niet in steek
proeven: met ijze
ren volharding
harkt hij het hele
strand om.
Waarom gaat de
jonge vogelliefheb
ber niet over tot de
orde van de dag en
kijkt hij door zijn
verrekijker niet
naar de levende vo
gels die boven de
door olie vervuilde
zee vliegen? "Omdat we de slachtoffers van
de ramp moeten tellen. We gaan ervan uit
dat in totaal ongeveer vijf maal zo veel
vogels zijn doodgegaan, als het aantal dat
we vinden. Een groot deel van de stranden
is onbereikbaar. Het is er te rotsachtig of te
steil. Daar kan dus niet worden geteld."
Mick zegt 'dat ze niet zo lang doorgaan
met tellen, totdat er niet één met olie be
smeurde vogel meer wordt gevonden'. De
ramp is, nu de zee er op het eerste gezicht
weer mooi uitziet, niet voorbij. "Zij begint
nu eigenlijk pas. De komende weken zullen
nog heel veel dode vogels aanspoelen."
Deze vogels hebben misschien maar een
klein vlekje olie op hun verenkleed, maar
dat kan een lek worden en dan is het onher
roepelijk gebeurd. Een ander gevaar is dat
de vogel uitgebreid gaat proberen zijn ve
renkleed schoon te poetsen en daar zo veel
tijd aan besteedt, dat hij te weinig.eet,
verzwakt en ten slotte sterft.
T.wintig dode vogels; Mick stalt ze uit
zodat ze' op de foto kunnen worden gezet
voordat hij ze in de zakken doet. Dertien
kuifaalscholvers, een grote mantelmeeuw,
een zwarte zeekoet, een rotsduif, vier
spreeuwen. Hij brengt ze naar het busje en
rijdt terug naar het padvindershuis, waar
ze in de vrieskisten van grote vrachtauto's
worden gelegd. Wie ze gaat onderzoeken,
weet Mick niet. "Maar er is misschien be
langstelling voor." Aan een lijst die in totaal
1037 dode vogels telt, voegt hij zijn vond
sten toe.
Hugh Harrop, een vriend van Mick en net
als hij vogelwachtér, vertelt dat hij op de
zaterdag voor de ramp toevallig de vogels
in de Bay of Quendale - vlakbij Garths Ness
waar de Braer vastliep - heeft geteld. Hij
noteerde ongeveer achthonderd kuifaal
scholvers, driehonderd ijseenden, honderd
vijftig eidereenden en acht ijsduikers. Nu
zitten er nog maar vijf ijseenden, één ijsdui-
ker en een stuk of wat kuifaalscholvers.
Harrop wil geen voorbarige conclusies
trekken, omdat het door de zware storm
van de laatste dagen moeilijk vogels tellen
is. Maar toch. Het ongeluk kan met name
voor de ijsduiker rampzalige gevolgen heb
ben, omdat hij alleen op IJsland voorkomt
en op de Shetlands overwintert.
Een andere tocht, daags voor de grote
storm van zondag, had in het kielzog plaats
van mensen van de zeehondencrèche in
Pieterburen. Zij breidden na de ramp een
opvangcentrum voor zeehonden in Hills-
wick uit; daar verzorgen zij veertien slacht
offers van de olieramp. Dagelijks trekken
zij erop uit om de kust af te speuren naar
zieke zeehonden. De laatste gewonden die
zijn binnengebracht, zitten onder de dikke
stookolie. De ruwe olie die de Braer ver
voerde, was al in ze terechtgekomen. Ken
nelijk is nu ook de bewerkte olie waar de
tanker op voer aan het wegstromen.
Vandaag gaan de zeehondenvangers en
-verzorgers naar de Whiteness Voe, waar
volgens John de Boer vroeger veel zeehon
den, vogels en otters zaten. Nu zien we
maar één kuifaalscholver, een roepende in
de woestijn ver weg op een eilandje. De
weiden zijn soppig; helaas dringt zich geen
fris water naar boven, maar een mengsel
van water en olie.
De lei- en de vuurstenen die hier rotsen
vormen, zijn doordrenkt met olie. "Dq. olie
zit overal, ook diep in de grond," zegt John.
"Alles is geolied," bedenkt collega-zeehon
denvanger Hessel Wiegman, glibberige zee
planten oprapend. Oliewater stroomt in
geultjes de heuvel af. Soms ziet het er, in
regenboogkleuren, bedrieglijk mooi uit.
Schuimkoppen
John en Hessel wijzen op de strepen die de
olie in de zee vormt. Het lijkt dan wel dat
deze, na de zware storm eerder deze week,
mooi schoon is. Maar het schuim dat zij
tussen de stenen achterlaat, als zij golvend
naar de kust is gerold, is vuil-bruin. De zee
is hier nergens zoals zij behoort te zijn;
overal doemen bruine schuimkoppen, brui
ne strepen op. De olie zit er nog, al heeft zij
zich verdekt opgesteld en is zij niet meer zo
zichtbaar als in de dagen vlak na de ramp.
Verder naar het zuiden, dus dichter bij de
plaats van de ramp. zwemmen een heleboel
zeehonden in zee. John vindt het maar ver
dacht dat ze in het water blijven en dat hij
ze nooit rustend op het strand aantreft.
"Zieke zeehonden blijven in zee. Pas als zij
volkomen uitgeput raken, spoelen zij op de
kust aan," zegt hij.
Hij vreest dat de zeehonden er slecht aan
toe zijn, maar op verzorgster Anita Dijkens
maken zij een puike indruk. Volgens haar
houden ze de koppen fier omhoog en is dat
een goed teken.
Nog zuidelijker lopen wij over de heu
vels, vanwaar je de gezonken tanker kunt
zien. Alleen de antenne, de mast en de
voorsteven zijn zichtbaar. Onophoudelijk
bonkt de zee er tegenaan, rollen er golven
over heen. Binnenkort zal hij in zee zijn
verdwenen. Dan is hij alleen nog interes
sant voor Smit-Tak, die wat nog rest aan
olie wil wegpompen.
Veel bewoners van de Shetlands willen
het ongeluk liefst zo snel mogelijk vergeten.
Als de ramp nog maar drie dagen oud is,
stuurt de directeur van het toerismebureau
van de Shetlands een ijlbrief naar de mas
saal aanwezige pers. Daarin wijst hij erop' j
dat de Shetlands voor de ramp, maar ook
daarna weer, een 'prachtige groep eilanden
vormen - een toevluchtsoord voor dieren
en een juweel op natuurgebied'.
In een glazen kastje tegen de muur van
de supermarkt in Boddam heeft de Shetland
Island Council een waarschuwing geprikt.
Na de ramp hebben we de volgende midde
len gebruikt om de olie te verspreiden, staat
er: BP Ennersperse. seppic dispolene en da-
sic slickgone. Doel ervan was de olie in
dunne druppeltjes te verspreiden. Dat is
gelukt. Hoe hoog de extra prijs is, die het
milieu betaalt, weet niemand.
De storm heeft de rest van het werk
gedaan: de zee is voor de oppervlakkige
toeschouwer weer net zo mooi als vroeger.
Maar natuurliefhebbers en de boeren wier
land is verwoest, zullen nog weken, maan
den, jaren met de gevolgen van de ramp te
maken hebben.
EER dan dertig jaar geleden
liep ik mee in een kleine de
monstratie ter verdediging
van de Cubaanse revolutie.
Wij riepen dus Cuba Si! Yankee No!, dat was
de internationale leus en die begrepen ze in
Amsterdam ook wel. Ook scandeerden wij
'Handen af van Cuba' en dat was geen loze
leus. want het Amerikaanse imperialisme
had al een (mislukte) invasie op zijn naam
staan of was er nog een van plan. Op een
muur aan de Kloveniersburgwal was zicht
baar wat wij de avond tevoren hadden ge
kalkt: 'Handen af van Cuba', maar iemand
had daar 'Coba' van gemaakt, wat ik wel
komisch en zelfs vertederend vond, maar in
de gelederen was er nogal wat afkeuring op
deze ludieke correctie; men vermoedde
hier de hand van de reactie in.
Wij marcheerden met ons kleine groepje
onder aanvoering van Maria Snethlage, een
toen al bejaarde dame die ooit godsdienst
onderwijzeres was, met de kerk brak en so-
cialiste werd. Ze werkte ooit met kinderen
uit achterbuurten bij wie ze, zelf onge
trouwd en kinderloos, veel gezag had. Die
schoffies, ontdekte ze, hielden van precies
dezelfde boeken als kinderen uit de deftige
milieus. Blijkbaar kreeg ze die 'moeilijke'
kinderen aan het lezen. Er was nog geen te
levisie.
Maria Snethlage was een van de PSP'ers
van het eerste uur en startte in 1961 het
eerste bulletin dat het voor een bedreigd
land opnam. Het Cuba Bulletin dus en ik
was lid van de redactie of van het Comité
van Aanbeveling, dat weet ik niet meer.
Maria (pas kort voor haar dood nodigde ze
mij uit haar te tutoyeren) las veel buiten
landse tijdschriften waarin ze interessante
artikelen over het Cuba van Fidel aantrof,
óók kritische. Ze vond dat die in Nederland
moesten worden gelezen. Ze sympathiseer
de met het nieuwe Cuba, maar droeg geen
oogkleppen. Het Cuba Bulletin begon met
vijfhonderd exemplaren. Maria deed bijna
alles zelf: vertalen, stencilen, nieten en het
schrijven van de adresbandjes. Het blad zag
er altijd keurig uit.
Een paar jaar later ontdekten Harry Mu-
lisch en Jan Hein Donner het nieuwe Cuba,
ze bezochten het land, mochten Fidel een
hand geven, kwamen over-enthousiast te-
Harry Mulisch praat in zijn woning aan de Leidsekade met oud-Paroolredac
teur Hans Doeleman over Cuba, juni 1972. foto bert sprenkeung het parool
rug en richtten een Solidariteitscomité op
dat steun kreeg van Han Lammers en Jaap
van Ginniken. Mulisch schreef een bewon
derend en kritiekloos boek over Cuba. Har
ry bezocht mevrouw Snethlage en stelde
een fusie of iets dergelijks voor. Maria voel
de er niet voor, ze wilde haar onafhanke
lijkheid bewaren en dus ook kritische arti
kelen blijven opnemen. Spaar je vrienden
je kritiek niet. Mulisch dacht er heel anders
over. Kritiek hier geuit speelde de reactie
maar in de kaart, dat werd subiet uitgebuit
door de CIA en de ballingenzender in Mia
mi. Toen een bekende dichter, Heberto Pe-
dilla. in Havana werd vastgezet en na 'zelf
kritiek' werd losgelaten, schreef Mulisch er
een boekje over. "Ik had de solidariteit ge
kozen met een heldhaftige samenleving,
die vanuit de rechtvaardigheid leefde en
daarom in constant levensgevaar verkeer
de, en in Nederland was mijn taak om die te
verdedigen, niet om haar te kritiseren, dat
deden andere Nederlanders al." Natuurlijk
waren er, stelde Mulisch zijn lezers gerust,
dingen die hem op Cuba niet bevielen,
maar dat spuide hij daar wel, 'bij hen die er
iets aan konden veranderen'. Jawel, er
werd op Cuba, anders dan in Rusland, Bel-
gie of Nederland, naar de buitenlandse gast
geluisterd. In ieder geval tekende Mulisch,
anders dan Jorge Semprun, Enzensberger.
Sartre en Alberto Moravia, allemaal ook
sympathisanten van het nieuwe bewind op
Cuba, géén protest aan tegen de gevangen
zetting van zijn collega.
Censuur
Nu heeft Stephan Sanders, redacteur van de
Groene (het weekblad dat Mulisch' laatste
boek als premie geeft aan nieuwe abon
nees) in zijn Volkskrantrubriek iets over Pe-
dilla en Mulisch geschreven waarover de fi-
losoofvan het Leidseplein heel boos is. Hij
dreigt zijn uitgeverij dat hij weg zal lopen
als De Bezige Bij het werk van Sanders met
dat stukje ook uitgeeft. Dat is een ander
soortige censuur als op Cuba, maar het is
censuur, want Mulisch beschikt door zijn
grote oplages over een machtspositie en de
Bezige Bij, nota bene de enige uitgeverij die
nog uit de illegaliteit over is, verkeert toch
al in moeilijkheden.
Mulisch' dictatoriale trekjes dateren niet
van gisteren en zijn zelfs ouder dan Castro's
revolutie. Toen in 1958 Het Vrije Volk enke
lejongeren liet discussiëren met de toen 71-
jarige historicus prof. Geyl, was ook de 'let
terkundige' Mulisch, dertig jaar, aanwezig.
Was het beeld van de politiek onverschilli
ge generatie juist? Hoe zat het in Geyls tijd?
Mulisch had al uitgesproken politieke me
ningen. Nederlandse politiek zei hem wei
nig of niets, maar er was één partij waar je
lid van kunt zijn: de communistische. Wel
iswaar was hij geen lid omdat hij er niet
achter stond, maar het was wel een 'revolu
tiepartij' en zo'n partij grijpt je helemaal, je
kunt er in opgaan. Ja maar wat. opperde
een andere discussiant, als die communisti
sche partij aan de regering komt? Dan, ant
woordde Mulisch, was het een antirevolu
tionaire partij geworden. Overeind bleef
staan dat een partij zijns inziens een greep
moest hebben 'op de hele mens. als je je er
niet volledig voor kunt inzetten, met je hele
persoonlijkheid, dan zegt het mij niets'.
Mulisch verklaarde zich ook tegen De
Gaulle die toen in Frankrijk aan de macht
was, 'omdat hij vroeg of laat, of zijn opvol
ger, mijn vrijheid, als schrijver bij voor
beeld. zou bedreigen'. Mulisch is altijd erg
met zijn eigen lekkerte bezig geweest. Dat
heeft mooie boeken opgeleverd, maar wei
nig helderheid over universum of, dichter
bij huis, de samenleving op onze planeet. In
zijn boekje over de affaire-Padilla viel Mu
lisch uit tegen Sartre en de anderen die,
hoewel solidair met de beginselen en doel
stellingen van de Cubaanse revolutie, tegen
de arrestatie van de dichter protesteerden.
"Zij wilden rein en zuiver blijven, goed,
edel en waar - maar dat kan niet. Ik zei het
al: zich verbeelden schone handen te hou
den. kan uitsluitend door het eigen systeem
te kritiseren, niet dat van een ander."
Wie dat niet onder ogen zag, beleerde
Harry Mulisch, moest zich maar niet met re
voluties bezighouden. Wie uitsluitend soli
dair kan zijn met beginselen, moet zich tot
de meetkunde van Euclides wenden.
Godbeware mij voor een situatie waarin
ik afhankelijk ben van de steun en solidari
teit van collega Mulisch. Die oude grijze Ma
ria Snethlage had het dertig jaar geleden al
door.
IGOR CORNELISSEN