NELLY FRIIJDA Als ik mezelf speel, is daar niemand in geïnteresseerd PS Het PAROOL Zaterdag 23 januari 1993 21 'Eine Familie zum Knutschen in Manhattan' staat acht op de Duitse bioscoop-hitlijst en in Nederland was 'Flodder in Amerika' de best bezochte film van 1992. Binnenkort beginnen de opnames voor een televisieserie over de familie Flodder, starring Nelly Frijda. "Gelukkig speel ik nu ook een Duitse lerares in de serie 'Uit de School geklapt'. Want het lijkt er op dat regisseurs en producenten me zien als de verpersoonlijking van Ma Flodder. Terwijl ik zelf denk dat ik net zo goed serieuzer werk kan doen." door LEONOOR WAGENAAR DOOR die Flodderfilms werd het lichaam van de actrice een soort caoutchoucarti kel; uitdijend op bevel van de regisseur, inkrimpend op bevel van de esthetiek. "Voor die eerste Flodder moest ik een fors mens zijn. Daar hoefik dan verder niets voor te doen. Als ik geen dieet hou, groei ik vanzelf wel dicht. Dus ik woog toen bijna tweehon derd pond. Na de opnames ben ik gaan kuren, met pijn en moeite, maar ik was echt beeldig afgevallen. Komt het nieuws dat we wéér een Flodder-film gaan ma ken... al die moeite voor niets. Ik geloof dat er toen vijftien kilo bij gekomen is." "Die Flodder-films vormden een door braak naar het grote publiek, opeens kende iedereen me. Ik moet zeggen, het is opvallend hoe aardig de mensen sinds dien tegen me doen. Vind ik wel prettig. Ach, je weet hoeveel het waard is. Maar ik vind het echt een probleem dat ik nu gestigmatiseerd ben als Ma Flodder. Men denkt dat ik uitsluitend comédienne ben. Maar ondanks m'n twijfels en m'n onzekerheden denk ik dat ik een goed acteur ben. En een goed acteur kan alles spelen. Ja, geen meid van twintig, er zijn extreme rollen waar ik niet voor in aan merking kom. Maar elk mens heeft ik weet niet hoeveel facetten. En een goed acteur weet van elk facet een personage te maken. Echt realisme, dat is volksto neel. Je moet een zekere afstand bewa ren, als ik mezelf ga spelen, dan is daar niemand in geïnteresseerd." "Een voorbeeld, vroeger was ik nooit jaloers binnen een relatie. Heel dom ove rigens, maar goed, ik moest wél zo'n rol spelen. Alles watje doet haal je uit jezelf, jij bent het materiaal, het instrument. Hoe speel je jaloezie? Zo kwam ik bij m'n broertje terecht. Want ik was natuurlijk hartstikke jaloers op mijn zes jaar oude re broer. Omdat hij alles mocht en ik niks. Een meisje mocht veel minder dan een jongen, in die tijd. Enfin, dat gevoel heb ik uitvergroot, op de voorgrond ge plaatst. En zo maak je een ander mens van jezelf, een rond, levend persoon waar je afstand van hebt omdat jij dat niet bent. Slap gezeur misschien, maar iets dergelijks moet het wel zijn." Dahag! "Op die manier heb ik de meest uiteenlo pende rollen gespeeld. En dan komen na afloop mensen op je af die zeggen: 'Lo gisch dat het goed ging. die rol wasje op het lijf geschreven!' Ja, dahag! Ze denken datje zoiets even uitje mouw schudt! Je kunt het als een compliment beschou wen: kennelijk kom ik dan zo natuurlijk over, dat men denkt dat ik het écht ben. Maar daar heb ik wel acht weken met bloed, zweet en tranen mee geworsteld." Opgegroeid is Nelly Wiegel in de Rivie renbuurt, waar toen nog een zeer hoge concentratie joden woonde. In 1940 zo'n 35 procent, de wijk heette in de volks mond dan ook 'Palestina'. "Wij woonden in de Geleenstraat, naast ons had je Opa en Oma van der Horst, Rijxman zat bene den. met Bella en Bram, de kinderen, het echtpaar Seyes had een heel lief jongetje, een baby'tje nog. Ik was helemaal niet zo'n meisje van poppewagens en baby adoratie, maar dat kereltje... Ze woon den om de hoek, maar vanaf de waranda keek je zó naar binnen. Die razzia's, er waren voortdurend razzia's, de mensen werden op de hoek van onze straat sa mengedreven en in vrachtwagens ge propt. Er was een man. altijd ziek, hij lag voor zijn raam. En elke dag als ik op weg naar school was, maakte ik een babbeltje met hem. Op een dag werd hij uit huis gesleept, in een bakfiets gesmeten en op de hoek gedumpt. Mijn vader was van de Luchtbescherming, dus die mocht de straat nog op. Hij is die man water gaan brengen, maar hij was al gestorven. Nu denk je: gelukkig. Maar op dat moment wist je niet welk nood lot die mensen zou treffen. Ik zie nog de avond dat Opa en Oma weg gingen. Dat zijn de ergste indrukken. In mijn herin neringen ging het allemaal ge paard met gegil en geschreeuw en ik weet nog dat ik steeds mee wilde. Oma duwde me een af scheidsbriefje in de handen: 'Zul je nog eens aan ons denken?' En een kettinkje. Dat waren heel, heel nare ervaringen. Je besefte wel dat er iets ergs gebeurde, maar je wist niet wat. Die baby is nooit meer teruggekomen. Opa en Oma ook niet. Vrijwel niemand." "Ik was zes, zat in de eerste klas. We maakten een school reisje naar Artis. Ik had een vriendje, katholiek, in mijn her innering had hij verschrikkelijk veel broertjes en zusjes. En ik dacht: als ik ooit zelf een broer tje of zusje krijg, word ik ook katholiek. Want dat wilde ik zo graag, een broertje of zusje- Die dag, ik kwam thuis, het was er raar stil. Ik liep naar de slaap kamer. En daar, op de commo de, lag een heel klein hoopje kind. M'n moeder was met haar in de weer en uit haar mond hoek gromde ze iets van 'Dit is je zusje'. Ik vond het fantastisch, zeker zes weken ben ik erg gelo vig geweest. Altijd liep ik met haar te wandelen, helemaal gek met d'r." "Ik wist van het begin af aan dat ze niet m'n échte zusje was. Maar de keer dat ik vroeg: 'Hoe heet ze nu in werkelijkheid?' kreeg ik wel zo'n onge nadig pak slaag... Terecht natuurlijk, daarover diende je te zwijgen. M'n ou ders zaten zwaar in het verzet, soms hadden we ook op de zolder nog onder duikers. Ik moet zeggen, daar waren ze groots in, ze zijn geen risico uit de weg gegaan." "Dat kleine meisje had enorm veel aandacht nodig. Bovendien bleek in het laatste jaar van de oorlog dat m'n broer kanker had. Ik weet nog dat mijn moe der, de dag voor hij bestraald zou wor den, een gewéldig sinterklaasfeest voor ons aanrichtte. Ik geloof dat ze niet ver wachtte dat haar zoon nog terug zou komen. En tussen die twee hing ik, een kind waar in wezen fysiek niets mee aan de hand was. Ik was een heel lastig kind. Om maar wat aandacht te krijgen, denk ik. Maar ja, dat was negatieve aandacht, dus dat hielp niet echt. M'n vader, die had ik heel hoog zitten. Maar hij was een heel stille, gesloten man. Gesprekken voerden we niet. Eigenlijk heb ik pas na zijn dood gemerkt dat 'ie om me gaf." "Ik wist wel dat m'n zusje na de oorlog terug zou gaan naar haar vader en moe der. maar toen het gebeurde, we waren zo aan elkaar gehecht, zo'n schattig kindje, ik vond het verschrikkelijk. En zij ook. Daarom ging m'n moeder er elke dag naar toe, omdat ze niet wilde eten. Later verwaterde het contact natuurlijk, maar ik zie haar nog altijd." "Ik moest natuurlijk studeren van m'n vader, educatie, dat was het hoogste goed. Maar ik heb geen school afge maakt, ik vond die mensen zó verschrik kelijk. Hij heeft me dat nooit vergeven, maar ik ben toch naar de toneelschool gegaan. Toneelspelen, dat vond ik mach tig interessant. Maar dat werd ook al geen succes, ik werd weggestuurd we gens gebrek aan talent. In m'n hart denk ik dat ze gelijk hadden. Maar ik was toen zó kwaad, dat ik iets over me kreeg van: ik zal jullie godverdomme laten zien dat ik het kan! Bovendien had ik het gevoel dat ik tóch niks anders kon dan zingen. foto wubbo de jong het Waarom ik nou zo nodig moest... Mis schien omdat m'n ouders me nooit heb ben zien staan, nooit aandacht voor me hadden. Acteren, dat is toch iets van: zien jullie nou dat ik besta?" "Zo heb ik dan auditie gevraagd bij Wim Kan. Ik zong een liedje: 'Ik heb mooie rozen en anjelieren om daarmee Amsterdam te versieren'. God, wat was ik zenuwachtig, doodeng. Maar ik mocht komen. Een piepklein rolletje in één van de sketches en veertien koortjes." Een vergeeld plakboek, foto's van Wim Kan, Mimi Kok en, gewapend met een zwab ber, een aandoenlijk jong, fris Frijda'tje. Als het seizoen voorbij was, ging ze bij de revue 't Blijft onder ons. In het plakboek ansichtkaarten van haar revue-collega's, de Chico's, de Kilima Hawaïans, de Wa- ma's, Willy Alberti, Rita Corita. "Op een feestje ontmoette ik Nico. Een echte psycholoog. En nog gepromoveerd bovendien! Ja, ik keek heel erg tegen hem op, dat was er van huis uit ingeha- merd. Wat ik deed... Aan de ene kant vond hij het wel leuk, ik had toch een zekere bekendheid opgebouwd. Maar hi j vond het niks, hij vond me niet goed. Ei 1 zoiets merk je. Toen we trouwden wa: s m'n vader in de wolken! Een echte intel - lectueel, zijn dochter was tóch nog goec l terechtgekomen. We kregen kinderen, m'n werk schoot er bij in. Hoewel, ik had er al twee toen ik meedeed in de musical 'Oliver'. Maar je gaat nooit met een ge rust hart, altijd denk je aan het huishou den, dat schuldgevoel knaagde enorm. Zeker, ik was heel erg blij met m'n kinde ren. Maar ik heb het niet goed gedaan, denk ik. Omdat ik zelf ook nog zo veel wilde." "In die periode kreeg ik, tot overmaat van ramp, een ongeluk. Samen met Jules Croiset. We zouden Liefde onder de Olmen van Eugene O'Neill spelen in Apeldoorn. Op weg raakten we in een slip. Ik werd de auto uitgeslingerd. Het eerste wat ik me herinner: ik lig in een greppel, de auto bovenop me en iemand zegt: 'Die is dood'. Daar werd ik toch zó giftig van! Ik schreeuwde: 'Om de dooie dood niet, haal die auto van me af!' Letterlijk alles was kapot en gescheurd. En toen de dok ter op de operatietafel m'n rok optilde, haalde hij er een meter prikkeldraad onder vandaan: 'Hebt u dat altijd bij u als u op reis gaat?' Ik was nog half in shock, maar we hebben zo vréselijk gelachen!" "Wat mijn man er van vond dat ik soms werkte? 't Kon hem niet schelen, zolang zijn overhemden maar gestreken waren. Maar hij bleef het matig tot slecht vinden. Ach, ik heb in dat huwelijk toch jaren gefungeerd als het domme blondje. Uiteindelijk kwam uit dat hij een ander had. Toen zijn we gescheiden." "Dat kwam als een geweldige klap. Lange tijd heb ik gedacht: zie je wel, ik deug niet. ik ben niemand, waarom doen mensen je anders weg? Volkomen ver lamd. En dan weer kwaad. Beledigd, of liever, gegriefd. In arren moede ben ik i toen de horeca ingegaan: Chez Nelly, We 1- 1 ing, Grüter. En dan ben ik meteen zo I Jzeren Heinig dat ik al m'n diploma's h taal: middenstands, horeca vakdiploma, ii ingen moeten namelijk altijd tot iets II :iden. Maar het was de absolute anti ambitie. Ik duwde mezelf ex-: pres naar beneden. Na drie jaar: dacht ik: nu is het genoeg ge weest. Als ik nu niet stop. blijf ik hier de rest van m'n leven rondhangen." Ze zag een advertentie van; Proloog en solliciteerde. "Die advertentie bleek al een jaar oud te zijn. Maar goed dat ik hem tóen niet had gezien, want' een jaar terug had ik het niet aangedurfd. Die paar jaren had; ik nodig om mijn wonden te likken." Dertien jaar lang heeft ze een verhouding gehad met de politi ca Annemarie Grewel. "Ikj kwam veel in de Kring. Zij ook, maar gesproken hadden we; niet. Tot op die dag dat ik er mijn verjaardag vierde. Aan het eind van de avond hoorde ik Leonie Polak vragen of Anne marie met haar mee naar huis ging en ik zei: 'Nee, ze gaat met mij mee'. Nóg weet ik niet waar om ik dat zei. Ik bedoelde ook niet 'mee naar huis', gewoon, ik was jarig, wilde nog een drank je drinken. Ik was helemaal nietj van plan iets met haar te doen. 't kwam in m'n hoofd niet op, ik viel toch niet voor vrouwen? Nou ja, en dat het er toch van gekomen is, dat kan ik ook niet helpen." Doodeng "Ik vond het raar. Doodeng. Maar ja, toen bleek dat ik ver liefd werd, wilde ik dat niet uit de weg gaan. Dan moet je die hindernis ook maar nemen, Wat me zo in haar aantrok... Ik denk dat ze onbereikbaar is, een oester die je open denkt te kunnen breken. En ik keek te gen haar op, omdat ze heel ver standig lijkt." "M'n omgeving reageerde heel gemengd. Eigenlijk waren de kinderen nog het aardigst, die zeiden: 'Ja, dat weten we allang!' Heel loyaal, maar ik denk niet dat ze het leuk von den. Het werd raar gevonden en dat is voor kinderen lastig." "Van de ene dag op de andere was ze verdwenen. Na dertien jaar. Nooit heb ik meer met haar gesproken, niets is uitge praat. Vreselijk moeilijk heb ik het er mee gehad dat het uit was. 'Het zal wel aan mij liggen, het is mijn schuld', dat heb ik van m'n moeder meegekregen, wat er ook gebeurt, het is jouw parool schuld. We leefden heel symbio tisch. Dat werkt ook verstik kend. Ze was geen prater. Dat is frustre rend, je gaat voor die ander interprete ren, of, dat was ook niet goed, ik werd heel driftig. Ik word nou eenmaal woe dend als iemand me negeert. Het is ei genlijk krankzinnig, ik zat met een va der die nooit antwoordde, die zelfs een heel jaar tegen me gezwegen heeft om dat hij ergens boos over was. En om toch nog die aandacht te krijgen, val je op zo'n type dat ook niks zegt. Alsof ik tachtig jaar na dato probeer alsnog mijn vader te veroveren." "Toen het net uit was, had ik graag de kans gehad fouten te herstellen. Nu ben ik gewend aan het alleen wonen en tot m'n eigen verbijstering vind ik dat heel prettig. Lekker egoïstisch, met niemand rekening hoeven houden. Nu voel ik me een stuk zekerder. Ik geniet van die enorme rust." "Ik weet ook: mocht ik ooit nog tegen iemand aanlopen, ik hoop dat ik nooit meer zoveel zal inleveren. Nooit een an der z'n moeder zijn. Als ik iemand aardig vind, wil ik meteen verzorgen. Dat heb ik in me. Of die iemand een vrouw zal zijn? Geen idee, als ik aan relaties denk, denk ik in de eerste plaats aan mannen. Ik werd niet zo zeer verliefd op een vrouw, ik werd verliefd op Annemarie. Maar in een hokje wil ik niet gestopt worden. Dus ik zie wel." "M'n zelfvertrouwen is gegroeid, ik ben veel zekerder geworden. Nóg denk ik soms dat ik niet kan acteren. Maar aan de andere kant weet ik dat ik inmiddels gewoon goed ben. Omdat ik het eindelijk van mezelf mag. Vroeger, ik probeerde wel om een mooie rol neer te zetten, maar altijd zaten de kinderen in m'n hoofd. Is de ijskast wel gevuld? Die ijs kast staat symbool voor de verantwoor delijkheden die je hebt. En voor het schuldgevoel van de werkende moeder. Maar nu kan ik me eindelijk écht op mijn werk concentreren en dat komt m'n prestaties ten goede. Nu de mooie dra gende rol nog, hè. De kaplaarzen van Ma Flodder moeten na die serie voorlopig in de kast, geef me nu de mantel van Elek tra maar!"

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 3