De verdoemden doet God teniet PS Een afscheid bij volle bewustzijn Het PAROOL Zaterdag 23 januari 1993 19 Ze hadden tegen hem gezegd dat het goed was om erover te praten. Die morgen wist hij nog zeker dat hij het niet zou doen. Na afloop is er opluchting. Boer Smits (76) woont nu met de vrouw op een bungalowparkje hij Ouwerkerk. Voor zichtig komt het los. "We hadden eerst, om vijf uur 's nachts, de kinderen op het dorp gebracht. We zijn teruggegaan voor mijn zuster Marie. Maar die was al naar het dorp. Als we dat niet hadden gedaan, was vader niet verdronken. Er zijn er zó veel verdronken van wie het achteraf niet nodig was geweest! We wisten niet dat het springtij was. Vader had het goed ge zien, maar hij zei niet veel." Op dat moment breekt de stem van Smits. Zijn ogen en die van zijn vrouw staan vol. Hij herstelt zich en vervolgt het voor nabestaanden van meer dan achttienhonderd doden zo identiek gevoelde verhaal. "Het mooiste, het aangrijpendste was het moment dat vader zei: 'Kinders, dit redden we niet. We gaan verdrinken'. Toen hebben we met ons drieën, mijn vrouw, hij en ik, in een omarming gestaan. Dat was zo mooi, een afscheid bij volle bewustzijn. Niemand in paniek, onbe grijpelijk." "Al wadend zijn we nog een paar huizen naar het dorp opge schoven. Omdat ik linkshandig ben, tilde ik daar iedereen uit het dakvenster op de rechterdakhelft. Dat was het kleine deel, dus iedereen kroop naar het brede deel. Maar voordat ik vader daarop had kunnen helpen, brak het dale. Met z'n zeve nen dreven wij de polder in. Achterop kwam pa op dat smalle deel. Dan blijkt het leven afhankelijk van de dikte van een elektriciteitspaal. Wij dreven tegen zo'n A-paal aan, vader er langs. Wij hebben ons aan de draden naar het dorp getrok ken. Pa kon die draden niet meer pakken. Hij is op 23 decem ber 1953 gevonden bij de Neeltje Jans. We herkenden hem aan een reepje pyjama." "Ons dale kwam Idem tussen een boerderij en een boom. Op die boerderij stond ik nu te peinzen: 'Dit kan Gods bedoeling toch niet zijn?' Daarna kwam de dichtregel in me op: 'Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest en dat nooit op komt dagen'. Daarom probeerde ik bang te worden, want dan zou het nooit komen. Gek hé? Maar er kwam geen angst, niemand raaide in paniek, er was volkomen rust op die zolder. Stoffel van Mourik, die levend op Zuid-Beveland is aangespoeld, is zijn vrouw en vier kinderen verloren. Hij heeft achteraf gedacht dat ze vreselijk in paniek geweest moeten zijn. Maar ik kon hem gerust stellen. Wij hebben geen paniek gezien." Stoere Zeeuwen zijn zo niet, maar Smits heeft de moed zich te realiseren dat er zoiets zou kunnen bestaan als een ramp- syndroom. Hij vertelt: "Een jaar of twintig terug ben ik een dagje uit met een plezierboot op de Grevelingen. Als ik aan boord moet, kan ik onmogelijk het plankje over. Ik sta te vloeken: 'Ik wil niet'. Mijn vriend zegt: 'Wat heb je nou?' Ik: "t Gaat niet, 't gaat niet'. Dan ben ik gegaan. Toen ik van boord moest zei ik: 'Ik ga er zelf af. Ik moet dit overwinnen, 't móet'. Ik ben er alleen afgegaan." Kort daarna overkomt hem iets dergelijks op vakantie in Joegoslavië. "Over psychi sche hulp denk je niet. Je gaat verder." Maar als het stormde ging Smits de dijk op en stond de trekker met draaiende motor bij de boerderij. Niks meubel tjes naar boven, eerst zien dat je weg komt. Vrouw Smits: "Ik heb het niet op dat water." (M.S.) uitviel, waren de verbindingen verbroken. De burgemeester was met de brandweer meege gaan om de situatie te bekijken en eventueel mensen te waarschuwen. Dat was zijn plicht. Hij werd door het water overvallen en moest met de brandweermensen zelf het vege lijf zien te redden. Hij zat volkomen geïsoleerd op een boerderij in de polder." De dorpsarts speelde in die nacht een hoofd rol. Dochter Anneffé: "Hij was bij een bevalling op Capelle geroepen. Tegen die mensen heeft hij nog gezegd: jullie moeten op zolder gaan zitten. Later zijn ze toch verdronken. Vader is zelf richting Zierikzee gegaan, zag dat daar de polder al was ondergelopen en is als een haze wind teruggekeerd, links en rechts nog mensen waarschuwend." Niet iedereen nam die waarschuwing van de dokter even serieus. Aan de provinciale weg reageerden de Van Westens op de alarmkreten van Vleugels Schutter met: "Ach, doe niet zo gek." Anneffé: "Toen heeft mijn vader ge schreeuwd: godverdomme, je moet gaan. Ach teraf zeiden die Van Westens: we schrokken zo dat de dokter vloekte, dat we toch een veiliger plek gingen zoeken." Schaapherder Joost Ringelberg, die tien jaar eerder een heldhaftige rol had gespeeld in het verzet, was - nadat hij zelf uit zijn benarde positie was bevrijd - aanvankelijk actief bij het reddingswerk, maar werd al heel spoedig een centrale figuur in de 'lijkendienst'. Ringelberg was gehard in het verzet, was gemarteld door de nazi's, maar werd meer aangegrepen door de gebeurtenissen op en na de eerste februari dan door de verschrikkingen uit de Tweede Wereldoorlog. "Ik heb honderden lijken helpen bergen. Overal kon ik goed tegen, maar als grote mensen gingen schreien, had ik het moei lijk." Het meest ontroerende moment was voor hem de eerste berging, die hij uitvoerde met Jan van der Stolpe, een van de polderbestuur ders uit Nieuwerkerk. Van der Stolpe was in de nacht van 1 februari op de dijk gaan kijken, had zijn metgezel gewezen op twee lichamen die levenloos op de golven dreven en ontdekte tot zijn verbijstering dat het zijn eigen vrouw en dochter waren. Ringelberg: "Jan van der Stolpe had ze zelf provisorisch begraven. Een gat in de dijk, wat wrakhout erop. Later toen hij ze ging halen en ze in de boot droeg, begon hij zo hartverscheurend te schreien. Dat ging mij door merg en been." De berging was geen pretje. "Het was werk dat gedaan moest worden. Veel mensen waren onherkenbaar. Ik herinner mij drie kinderen, die tijdelijk waren begraven op een plek die bij eb droog viel. Ik heb ze er later uitgehaald. De lijkjes waren geweldig breed, zoals je wel ziet als je voor een lachspiegel staat. En zo plat als een dubbeltje. De getij de werlcing van het water had de lichaampjes totaal vervormd." De huisarts, die het meest intens met de nabestaanden te maken kreeg, was L.J. van de Zande, de echtgenoot van Anneffé. "Ik heb vanaf '58 als huisarts intensief met de mensen hier te maken gehad. Voordien was ik al talloze malen met mijn schoonouders meegeweest, als die naar patiënten gingen op het eiland. Ik kende de mensen. Maar traumatische ervarin gen? Neen. Ik heb nooit een patiënt hoeven te verwijzen naar Zierikzee voor psychiatrische behandeling, tenminste niet in relatie met de ramp. Er is mij geen enkel geval van zelfmoord bekend, dat verband houdt met de afschuwelij ke ervaringen in de rampnacht." Gesjoemel Er werd door binnen- én buitenland gul geof ferd. Met gelden die centraal vanuit Den Haag of goederen die via het Rode Kruis werden toegewezen, kon niet worden gesjoemeld. Maar met de (financiële) hulp van andere ge meenten konden vooral burgemeesters mani puleren. Gedeputeerde Staten ontdekte dat in minstens dertien gemeenten de burgemeesters zichzelf niet vergaten. Burgemeester Laurense van Oosterland had grotere bedragen buiten de officiële boekhou ding gehouden en op zijn privérekening ge stort. Laurense werd met ziekteverlof gestuurd. Een groot deel van Oosterland keerde zich te gen hem. Op muren en straten werden leuzen gekalkt. "Ze waren te erg," herinnert gemeentebode. annex werkman, annex koster Cees de Later zich. "Ik wil ze niet herhalen, maar ik moest de stenen in de straat wel keren om die teksten uit te wissen." De veranderingen sinds de ramp worden door een enkeling betreurd ('Vroeger was het hier gezelliger, intiemer'), maar de doorsnee Duivelander wijst op de groeiende welvaart. "De ramp," zegt Anton Stoutjesdijk, de huidige uitbater van De Meebaal, "heeft ontegenzeg gelijk veel leed gebracht. Dat mag nooit weer gebeuren. Maar financieel is geen van de over levenden er armer van geworden. Integendeel, als er geen slachtoffers zouden zijn, zou er wat mij betreft iedere twee jaar zo'n watersnood ramp mogen plaatsvinden, vooropgesteld dat we naderhand financieel net zo goed bedacht zouden worden als in '53." (J.H./M.S.) Het kind werd middenin de storm in de kou op een stuurloos vlot geboren. De baby, kansloos in die barre omstandigheden, werd in een kastlade als doodskist prijsgegeven aan de golven. 'De verdoemden doet God teniet, de uitverkorenen heeft hij behouden', scandeerden 'fijne' dominees. Het stille verdriet van vele Zeeuwen, maar ook het rattengevecht om geld. OP 31 januari 1953 verhuist de jonge dominee E. Kuin tijdelijk naar de polder, omdat zijn pastorie op Ou werkerk zo lek was als een mand je. Het ANP meldt hoog water, maar dat kennen ze. Als moeder 's nachts om vier uur een papje voor de zieke kleine kookt, gaat langzaam het licht uit. 'Pa maakt kortslui ting', is haar reactie. Dan komt Wim Vijverberg van het dorp. "Mee, anders verdrink je." In haar verbijstering geeft moeder de baby vast mee aan Wim. Ze moeten al waden. Als ze naast de weg stapt wil ze het opgeven. Even later zijgt pa Kuin op een steen. Zij neemt de leiding weer over, wil naar haar kind. Een enorm blok hout kwam dwars tegen de pastorie drijven en hield zo het overige wrak hout tegen. De pereboom in de tuin van de pastorie werd de afmeerpaal voor reddingbo ten. "Zoals op het fijn-christelijke dorp Nieu werkerk café de Meebaal het centrum van het reddingswerk werd, zo was dat op ons rooie, vrijzinnige dorp de pastorie," gnuift Kuin. Door de brede hal van zijn woning worden later de nog levende koeien en paarden in de boten gedreven. De dominee heeft een dorpsgenoot van zelf moord kunnen weerhouden. Hij was vrouw en vier kinderen kwijtgeraakt. Een 'fijne' dominee had hem uitgelegd hoe dat kwam: 'De verdoem den doet God teniet, de uitverkorenen heeft hij behouden'. Terwijl de boeren zich om hun landbouwwerktuigen bekommerden, gaf Kuin leiding aan het bergen van honderden lijken. "Mijn vrouw ving nabestaanden op bij de iden tificatie. Samen deden we waar in de Bijlmer een heel team voor klaar stond." Later, in Noord-Holland, is een zoontje van Kuin verdronken in een sloot bij huis. "Iemand zei: 'Ga er maar een weekje uit'. Toen zijn we naar Ouwerkerk gekomen. Hier begrepen ze ons. Zo, en met wat humor, zijn we er doorheen gekomen." Tante Corre (78) op Sirjansland is van het zonnige type. Ze kan nog schateren om wat 'r die eerste minuten overkwam. "Op de goot steen lagen m'n tanden, m'n bril en m'n haar kammen. Laat ik toch m'n kammen pakken en m'n tanden en m'n bril vergeten! Zo in de war was ik. Eten was er toch niet. Ja, appels, maar ik had geen tanden in m'n mond. Dus dronk ik maar water." Zondagmiddag wilde tante Corre niet mee met een roeibootje: "Dan verdrinken we nog. Ja, je zag al een koe en een varken voorbij drijven. Na de ramp kregen we wel van alles, alleen de doden kon je niet terugkopen. Een man ziet een lijk drijven en zegt: 'Dat kon buurvrouw wel wezen'. Hij draait het om, is het zijn eigen vrouw. Maar er was ook een ventje dat zei: 'Tante Corre, nu breng ik eerst m'n beertje op zolder, anders verdrinkt-ie weer." Dirk Hanse (78) was een van de centrale figuren op Sir. Hij moest die nacht van Utrecht komen, maar bleef steken bij Rijstebil op St Philipsland. "Is papa nou verdronken?" hadden de kinderen gevraagd. Nadat een heli voedsel had gegooid, ondekte Hanse hoe de mens is: "Alles naar zich toekrauwen, zelfs op een klei ne gemeenschap als hier. Zo leer je de mensen kennen." Hanse heeft nog provisorisch lijkkis ten gemaakt. Minstens zo belangrijk lijkt het op het droge brengen van de landbouwwerktui gen te zijn geweest. Die stonden op een zeker moment allemaal om de kerk heen, goed in 't vet. Hoewel J. Op 't Hof nog mensen heeft gewaar schuwd in de polder, gingen hem materiële dingen en beesten toch ook zeer ter harte. Zo heeft hij nog een vrachtauto tien centimeter opgekrikt om de motor droog te houden, 's Avonds was het hele ding verdwenen. Bij Bru heeft Op 't Hof nog hun dienstmeisje, die van Heijboer, geïdentificeerd dat daar was komen aanspoelen. Heel emotioneel, maar die knechtswoningen waren ook niet best. Hun boerderij van 1807 heeft het gehouden. Al zijn er dan gaten in het dak van de stal waar de paarden in doodsnood tegenaan trapten. Die nacht zijn er mensen helemaal grijs geworden. Ja, en er sprong er een in het water omdat z'n beste vriend nog op de boerderij zat. Maar of dat zelfmoord was? Tweede vloed De tweede vloed was catastrofaal voor Nieu werkerk. Juist toen de bevolking na een bange nacht en tientallen doden 's zondags tegen het middaguur begon te hopen op minder ellende, kneedde de storm het opnieuw wassende water tot een vernietigende massa. Aan 't Straetpad, waar een aantal zwakke arbeidershuisjes de oostelijke vleugel van het dorp vormden, was Cees Vane ten einde raad. Zijn vrouw stond op het punt te bevallen. De drie jongsten - Jaap van drie, Krini van zes en Cobi van negen - waren elders op het dorp ondergebracht. De overblijvenden - vader, moeder, de dochters Stien (dertien) en Riet (elf) - waren met de vroedvrouw Janna Krijger op de zolder gekropen. De kolkende zee steeg, en steeg. Ontsnappen was onmogelijk, want niemand besefte op dat moment: Nieuwerkerk werd van twee kanten tegelijk door het water besprongen. Vanuit het noorden rolden de gol ven door het dijkgat dat is ontstaan bij Steven- sluis; vanuit het zuiden had de zee vrij door gang via de bressen die bij Ouwerkerk waren geslagen. Willem Brouwer (84) was destijds buurman van Vane. "We waren goed en wel op het dak gekropen, toen een nieuwe vloedgolf het hele dak eraf lichtte. Met de Vanes en nog wat andere buren golfden we stuurloos op die on eindige woeste zee rond. Het stormde, het re gende en het hagelde. Links en rechts zagen we mensen verdrinken, we hoorden hulpgeroep, maar we konden niets doen. We verkeerden zelf in doodsnood en we hadden een vrouw op dat gammele vlot liggen, bij wie de barens weeën al waren begonnen. Gelukkig kwam er even later een plat dak van een keuken voorbij drijven, waarop we konden overspringen. Dat maakte het iets minder beroerd. Maar het was evengoed een hel." Mevrouw Vane stopt de herinnering aan die eerste februari zo diep mogelijk weg. "Het was te erg. Als ik daarover praat worden oude wonden weer opengereten." Maar even later wil ze - telefonisch - toch het meest smartelij ke deel van het verhaal kwijt. "Toen we op dat vlot zaten, zagen we twee van onze kinderen, die even verderop logeerden, in de golven ver dwijnen. De bevalling kondigde zich aan. Het kind werd middenin de vliegende storm in de bittere kou op een stuurloos vlot geboren. De navelstreng werd afgebonden met een reep van een rode zakdoek en doorgesneden met een knipmes." Ratten sprongen op het geïmproviseerde vlot en kropen over en langs de drenkelingen. De baby was kansloos in die barre omstandighe den. Niemand had meer een droge draad aan zijn lijf. Babykleertjes waren er niet. De radelo ze moeder voelde die nacht het leven in dat pasgeboren lijfje wegkwijnen. "Het ging dood van de kou." Willem Brouwer: "We dreven in de richting van de dijk. Uren later, zo tegen het ochtendgloren, kwamen we bij de boerderij van Van Poperen. Daar zaten mensen op zol der. Ze hebben touwen laten zakken en ons omhoog gehesen." Het dode lichaampje van de jonge boreling was meegekomen. Mevrouw Vane: "De boer was bang dat de eetwaar op zolder zou beder ven, als het lichaampje van ons kindje tot ont binding zou overgaan. Cees heeft toen een dres soirlade gekregen, ons dode kindje daarin ge legd, er touwen omheen gebonden en dat kistje aan de golven prijsgegeven. Verschrikkelijk vond ik dat. We zijn later gered. De twee kinde ren, die ik eerder in de golven zag verdwijnen, bleken later levend en wel aangespoeld. We zijn met vijf kinderen de ramp ingegaan en we zijn er met vijf weer uitgekomen. Het verlies van die baby en de ervaringen waren vreselijk. Het is een kleine troost, dat die la met dat baby'tje later nog is aangespoeld." De sociologe Anneffé van de Zande is de dochter van de toenmalige dorpsarts, Vleugels Schutter. Zelf studeerde ze in Utrecht op het moment dat de dijken op Schouwen Duiveland braken. Ze vindt het verwijt dat de autoriteiten in die rampnacht tekortschoten, niet terecht. "We moeten niet vergeten: het was 1953. We hadden geen rampenplannen en er waren am per communicatiemiddelen. Toen de stroom Nieuwerkerk Dominee Kuin zijn hele gezin op het dak. Op een gegeven moment begaf een zijmuur het en even later zakte het dak langzaam weg in de golven. Steeds hoger kwam het water en steeds meer huizen en schuren verdwenen in de golven. Op Capelle stonden er uitein delijk nog maar drie overeind. Wanneer zouden wij aan de beurt zijn? We hingen op het dak, tussen de twee schoorstenen in. Als we het hoofd naar beneden hielden, gaf dat nog enige beschutting tegen de striemende regenvlagen. We wachtten op redders, die maar niet kwamen. Het enige dat we voel den was het trillen van het huis. dat letter lijk schudde op zijn grondvesten, steeds weer als er wrakhout tegenaan sloeg. Gro te, ontwortelde, bomen dreven op de gol ven aan ons oog voorbij. Steeds verder klom het water het dak op. De wind stak op en op een gegeven moment brokkelde de rechterkant van het dubbele woonhuis af. We waren ervan overtuigd dat spoedig ook de rest van ons huis in de golven zou verdwijnen en bereidden ons op het ergste voor. Maar gelukkig nam de wind in kracht af en verlichtte de maan het wa terlandschap. We hielden elkaar voor dat we niet in slaap mochten vallen. Na 7 uur was het water gelukkig gaan zakken. Het bleef echter staan op ongeveer anderhalve meter boven de bodem, zodat we niet goed durfden te verhuizen naar de veel steviger hoeve van Koos van de Zande. Met die voortdurende golfslag en de vrou wen en kinderen die bij ons op 't dak zaten, was dat een te riskante onderneming. 2-2-'53 Buurman Dorst waagde het er echter toch op. Tegen half twee 's nachts begon hij aan de tocht. Alleen het hoofd stak boven water uit. In het donker verloren we hem al snel uit het oog. Na een minuut of 5 seinde hij met een zaklantaarn van de andere boerde rij dat hij veilig was aangekomen. Spoedig daarna begon het water weer te wassen. Heel in de verte zagen we dat Schuddebeurs nog elektrisch licht had. Tergend langzaam naderde de ochtend. We beseften dat het huis niet bestand zou zijn tegen weer een vloedgolf. In de verte bespeurden we leven op de dijk. Auto's reden af en aan. Op Capelle waren al enkele bootjes die bezig waren om mensen van de daken te halen. Dat gaf ons moed. Om kwart over elf konden de mees ten van ons eindelijk instappen. Vijf men sen konden niet mee: vader, buurman Schiettekatte met dochter Jo en haar ver loofde en ikzelf. Ruim twee uiterst angstige uren later werden de laatste vijf van het dak van ons huis gehaald. We hadden nog haastig vaders nieuwste pak en jas, mijn nieuwste pak, moeders groene jas, een wol len deken en het geldkistje in de boot kun nen meenemen. Op Capelle namen we nog zes mensen mee, onder wie Van der Straa- ten, die ontroostbaar was. Zijn vrouw had zaterdagnacht een baby gekregen. Toen hij wegging om hulp te halen, zag hij zijn vrouw met zijn drie kinderen op een bed wegdrijven, terwijl hij niets meer kon doen. Op de dijk werden we op een vrachtauto naar de ulo-school in Zierikzee gebracht, daar was gelukkig warme thee en voedsel. In die school zagen we nog veel meer men sen van Capelle en Nieuwerkerk. 3-2-'53 Vanmiddag hoorden we dat we konden evacueren. We besloten te gaan, pakten alles wat ons nog aan bezittingen restte bijeen en scheepten ons bij de haven in. We zaten nog maar amper of verpleegsters sleepten brood en melk aan. In Bergen op Zoom lagen bij het centrale opvangpunt bergen kleding en schoeisel. Ik kreeg een paar goede schoenen. Voor ieder een waren er twee reepjes chocola en voor vader een pakje shag. Niemand wist waar we heen gingen, maar via Breda kwamen we uiteindelijk in Chaam terecht. Daar wer den vader en moeder ingekwartierd bij een boer en ik bij de plaatselijke schoenmaker. Via Chaam kwam Jaap van der Weijde uiteinde lijk in Wormerveer terecht; zijn ouders bij fami lie, hij bij melkboer Visser. Elffamilieleden van vaderszijde, een van moederszijde stierven op de eerste februari 1953 in de Vierbannenpolder. Jaap ging in Wormerveer naar de hbs. Op 10 maart kreeg zijn vader Cees toestemming van de autoriteiten om met moeder Saan en zoon Jaap terug te gaan naar Nieuwerkerk om te zien wat er nog te redden viel van hun bezittingen. Een dag later voeren de Van der Weijdes met buur man Schiettekatte in een roeiboot van de Zierik- zeese mosselvisser Schot naar de restanten van hun woning. ll-3-'53 Vader haalde van de vliering drie pakken tevoorschijn, een aantal jurken, een paar dekens en wat etenswaren. In de kleerkast van mijn kamer stonden nog de radio, de pendule, mijn schooltas, lees- en leerboe ken en de stofzuiger. Tot mijn grote blijd schap was ook mijn fiets gespaard geble ven. Hij lag onder een ledikant. Vader Cees kwam enkele weken na de ramp al weer terug op Duiveland en kreeg er de leiding over een werktuigenploeg, die zoveel mogelijk apparatuur uit de verdronken polder trachtte te redden. Met moeder Saantje ging hij op Nieuwer kerk wonen. Jaap, de auteur van het dagboek, is na zijn militaire diensttijd niet meer teruggekeerd in de Vierbannenpolder. Via Den Haag belandde hij uiteindelijk in de woonplaats van zijn vrouw, Kampen, waar hij klerk werd op een notariskan toor.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 2