Geert Mak de krankzinnige regels van de straat Amsterdam Centraal Het PAROOL Zaterdag 23 januari 1993 27 Hij ging op pad om een 'spannend reisboek' te schrijven. Publicist Geert Mak gaf geen duizenden guldens uit aan avonturen in verre werelddelen, maar ging te voet. Al wandelend, observerend en noterend in zijn eigen stad: Amsterdam. Waar de verhalen - voor wie ze wil zien en horen - 'op je eigen stoep liggen'. In 'De Engel van Amsterdam' beschrijft hij de straat, de politiek en de (ver)wording van de stad. Kleine, persoonlijk getinte stukjes van een onvolledige legpuzzel. De stad laat zich niet vangen in één plaatje. "Ik hoop alleen dat de mensen er ietsje wijzer van worden." leven laten komen. Je kunt zo. als het ware, veel subtieler schilderen, in zachte pasteltinten. Er is me wel eens gevraagd: 'Wat is werkelijkheid en wat is fictie in je boek'. Maar er hoefde helemaal niets ver zonnen te worden. De werkelijkheid is dikwijls bizar genoeg." Zoals de 'bizarre geschiedenis' van zijn vroegere huis aan de Burgwal, dat hij zo'n anderhalve maand terug verruilde voor een groter optrekje. "Dat verhaal was mijn afscheidscadeautje; aan het huis en aan mijn huisgenoten. Ik heb geluk gehad om er zoveel over te weten te komen. Ik denk soms: 'Het huis zelf heeft me gehol pen'." In 'De Engel van Amsterdam' diept hij de geschiedenis uit van invloedrijke vroe gere bewoners als de familie Coornhert, die in de late zestiende eeuw het pand betrokken. Maar ook het leven van meer recente bewoners. Op ontdekkingstocht door het eeuwenoude huis werd in een oude- doos een rekening gevonden, uit 1942: 'Onkosten voor de verzorging en de begrafenis van Franziska Michaelis'. stond er op. Mak: "Achter een van de balken lag, onder het stof. een map met tekeningen van zwarte dennenbossen en dreigende berggezichten. Gesigneerd: Franziska Mi- chaëlis." Hij kreeg het beeld van een jonge, ge kwelde vrouw voor zich. Het bleek echter de bejaarde schoonzus van hoofdbewoner Adolph Goldberg, handelaar in dameshoe den. Goldberg overleed in 1928. Zijn op volger, ene Andreas Grasveld, betrok het pand. En toen Franziska in 1942 overleed, kocht hij het voor een prikje: achttiendui zend gulden. "Er stonk iets. Daarvan was ik overtuigd." Woorden als 'verraad' zet ten zich vast in Maks achterhoofd. Gras veld bleek het pand gekocht te hebben van de Niederlandische Gnindstückverwal- tung, een nazi-organisatie die zich bezig hield met het in beslag nemen en verko pen van joods onroerend goed. Maar bij nader onderzoek bleek dat de vroegere bewoner Goldberg en zijn erfge namen altijd hadden gewild dat Grasveld en diens - joodse - vrouw het pand zou den overnemen. Om het niet in andere handen te laten vallen restte hem geen andere keus, dan gemene zaak te maken met de bezetter. En terwijl hij zijn echtge note verstopt hield op zolder, tekende hij de papieren. Mak: "Als je daaraan denkt... Hoe ellendig die man zich moet hebben gevoeld." "Als ik een historische roman geschre ven had, had ik het verhaal waarschijnlijk laten eindigen met dat verraad. Door het naadje van de kous te willen weten, checkte ik dat mooie verhaal kapot. Want het was geen verraad. Het was iets 'hal vers'. maar veel reëeler en menselijker dan ik ooit had kunnen verzinnen. Zoiets bedenk je niet." Zoals men toen ook niet had kunnen bedenken hoe de stad er nu, vijftig jaar later, bij zou ljggen. "Al kun je aan de hand van statistieken wél voorspellen dat de stad snel van karakter zal veranderen." De instroom van nieuwe allochtone, vaak kinderrijke gezinnen, het uit elkaar vallen van homogene buurtgemeenschap pen: het is een bekend verhaal, waarvan het einde nog lange tijd zoek zal zijn. No go area's De probleemgebieden van de toekomst? Mak: "Nee, daarbij moetje niet denken aan De Pijp of de Indische Buurt. De Pijp ontwikkelt zich tot een bolwerk voor de startende yup. En in de Indische Buurt kan het, daarvan ben ik overtuigd, nog goed komen. Het is een buurt 'op de wip', een van de 'tobsteden rondom het centrum'. Maar je ziet er nog steeds een redelijk aanbod van winkels en - in vergelijking tot vroeger - ziet het er nog helemaal niet zo slecht uit. Het is zeker geen getto! Echte getto's, zoals in New York of Londen, heb je hier nog niet. Wel no go area's. buurten waar men zich liever niet vertoont. Maar allen relatief klein. Zoals de Zeedijk vroeger - en daar is het toch ook goedge- komen - en bepaalde delen in de Bijlmermeer. Al is de Bijlmer een verhaal apart." De echte gevarengebieden, ge looft hij, zijn de nieuwbouwwij ken uit de jaren vijftig: Bos en Lommer, Slotervaart, Nieuw- West. "Met grote, relatief goed kope woningen die nu, op het punt dat de stadsvernieuwing wordt afgebouwd, eigenlijk 'aan de beurt' zouden moeten zijn. We kunnen nu nog voorkomen dat dergelijke wijken afglijden tot mogelijke getto's, waar de middenklasse wegtrekt, winkel tjes worden opgedoekt en de buurt grotendeels bevolkt zal worden door vaak kinderrijke al lochtone gezinnen en de armere Hollanders." De politiek zou met spoed iets moeten ondernemen, vindt Mak. Met een programma waarin bij voorbeeld een plan voor 'Sociale Openbare Werken' wordt opge nomen. Een spoedoperatie ter verbetering van de stad. IJ-oever "En laten ze in deze stad nu eens ophouden met die onzin over de IJ-oever als 'toplocatie'. Noch de stad, noch de beleggers hebben dat project nodig. De échte toplo caties liggen in Zuid, Zuidoost. Maar dat blijft men maar ont kennen. Laten ze daar nu een echte stad maken. Er is daar niets, nog niet eens een gezellig café. Het heeft kraak noch smaak." Heel voorzichtig, denkt hij, be gint het binnen de stadhuismu ren door te dringen dat het IJ- oeverproject misschien toch niet 'je van het' is. "Het zou een moedige stap zijn als ze al die grootscheepse plan nen op de helling durven zetten. Ja, dan zal het bestuur met hoon overladen worden. Dat moet dan maar. Het zou wel de meest wijze beslissing zijn die ze in jaren ge nomen hebben. Laat de IJ-oever maar reserve-ruimte zijn. Die zullen onze kinderen misschien wel eens hard nodig hebben, want voor de rest is het centrum al helemaal volgebouwd." Mak pleit ervoor de aandacht meer te concentreren op nieuw bouw in Nieuw-Oost. "Trek de beste ontwerpers ter wereld aan. En neem, als voorbeeld, een wijk als Zuid, waar Berlage in de jaren twintig een prachtig voorbeeld heeft gegeven hoe het wél kan. We zijn in deze stad, als het ware, bezig om fraaie dakterras sen te bouwen, terwijl in het sou terrain de boel onder water staat en de kinderen in stapelbedden op het slaapkamertje liggen. Men staat met de rug naar de horizon, terwijl zich achter al die ruggen donkere stapelwolken vormen." Maar, relativeert hij, 'je mag niet alleen de politici van alles de schuld geven'. "De ambtelijke bureaucratie is hier werkelijk verschrikkelijk. De problemen in deze stad zijn schoolvoorbeelden van ambtelijk falen. Ik vraag me soms af of al die ambtenaren wel eens over straat lo pen." "Hier heb ik het masterplan liggen voor de Plantagebuurt. Dat gaat maar over groene en nautische allee's. Ik kan me daar zo woedend over maken. Waar lees ik iets over de échte problemen, over vei ligheid en verkeer. Het lijkt wel alsof ze vanuit een vliegtuig, hoog boven de buurt cirkelend, hun plannen hebben uitgezet." Is het ambtenarenapparaat versteend; bij het gemeentebestuur kampt men met een om zich heen slaande apathie. "De arrogantie van vroeger is door de kiezer afgestraft. De politici hebben billenkoek gekregen. En de PvdA zal waarschijnlijk nóg een verkiezingstik te verwerken krij gen. Ik heb soms het gevoel dat men zich opstelt als kinderen in een schoolklas, waar het onvoldoendes heeft geregend. Ze zitten hun tijd zonder al te veel illusies uit. Ze gaan toch niet over." "De PvdA wil haar campagne nu groten deels gaan afstemmen op de gevoelens van onveiligheid onder de bevolking. Na tuurlijk is die onveiligheid er. en dat is ook een probleem. Maar dat probleem is er altijd in een stad als Amsterdam." "Vroeger ging men de straat niet op. zonder een kruier of fakkeldrager in te huren, uit angst door straatbendes be roofd te worden. Je verkiezingen voorna melijk baseren op onveiligheid, is je base ren op angst. Er zou juist nü een plan moeten komen, gebaseerd op hoop en in spiratie. Dat is misschien ook wel de mo raal van mijn verhaal: Er zijn problemen, maar die zijn te overwinnen. Als men nü maar begint." HIJ KIJKT uit op de gracht en de Montelbaanstoren. Een fraaie ansicht van een stukje Amsterdamse, historische, binnenstad. Een visitekaar tje op glanspapier. Maar wie er oog voor heeft, ontdekt al snel de ezelsoren en ra felranden. Amsterdam is zowel een 'pret- als een tobstad'. Terwijl in de Schelde- straat in'Zuid - zo beschrijft Geert Mak - het 'genoeglijk leven' door de jaren heen voortkabbelt, brokkelen op een steen worp afstand de sociale structuren van stadswijken af, leiden de have nots, de dak lozen van de stad, een uitzichtloos bestaan en lijkt de politiek in machteloosheid toe te zien. Zoals ook de 'gewone' Amsterdam mer het liefst, de blik op oneindig, voorbij loopt aan het 'Legioen van Oneer', een paar duizend man en «nkele honderden vrouwen groot, dakloos zwervend over straat. Haagse Hilga, Lange Jan, Vieze Tommy, Angela en Trol. Menselijke brok stukken uit Maks stadsvertellingen. Hij reisde men hen mee door de 'onderkant van de stad'. "Vroeger liep ik er zelf ook aan voorbij. Het is een onbekende wereld, waartegen veel voorbijgangers zichzelf beschermen. Je hoort ze denken: 'Ach, dat zijn allemaal dronkaards, die hebben geen gevoel meer'. Maar dat leven op straat is verschrikkelijk. Het is er wel degelijk koud, treurig en hard." Als hij nu over straat gaat, duwt hij ze nog wel eens een vijfje of een tientje toe. "Voor een kop koffie. Dat ze het waar schijnlijk aan drank uitgeven, dat moetje gewoon maar accepteren." Hij herinnert zich het verhaal van een jongen uit het straatlegioen, over Alexan der Pola. "Die jongen zat met een groepje, kleumend van de kou, achter het Centraal Station. Er kwam een auto voorbij, die plotseling stopte en terugreed in hun rich ting. Bram stapte uit, duwde hen een geel tje in handen en zei: 'Zo, ga daar maar een paar pilsjes voor kopen'." Het zijn 'incidenten' die de jongens op straat bijblijven. stad ter wereld bestaan dit soort opvangcentra. Waarom hier niet?" Mak heeft zijn tijdelijke zwerf tochten van zich afgeschreven. "Het is Goede Tijden, Slechte Tij den. Na de zoveelste aflevering komt er een moment dat je het allemaal wel weet. Het zijn altijd dezelfde verhalen die je hoort. Over het rondhangen, het jatten, over een bekende die weer 'hele maal uit haar dak is gegaan' om dat ze geen bolletje kon krijgen en begon af te kicken, over de ruzie met de dealer die foute waar heeft verkocht." De solidariteit valt ook binnen deze groep overigens ver te zoe ken. "Druggebruikers vinden de Heinekenklanten oude sukkels, alcoholisten vinden - op hun beurt - de junks verwende aan stellers voor wie van alles gere geld wordt, terwijl een gewone zwerver maar weinig heeft om op terug te vallen," schrijft hij in 'De Engel van Amsterdam'. Gideonsbende Mak: "Het leven verloopt er via eenzelfde soort routine als in een kantoorbaan. Maar dan wel vol gens de krankzinnige regels van de straat." Het zwerversbestaan vormt slechts één van de vele stukjes legpuzzel, die gezicht moeten ge ven aan de stad. Mak stapte bin nen in de wereld van de Noorder- kerk, de laatste Gereformeerde Bondsgemeente in de stad. "Het is Tholen, Goeree-Overflakkee, Spakenburg en Putten in het hartje van Amsterdam." "Op straat gaat de discussie over vrije heroïne en euthanasie, binnen deze muren praat men door CORRIE VERKERK Er is onvoldoende opvang, officiële hulp instellingen blijven in gebreke of kunnen het probleem gewoon niet de baas. Het Leger des Heils kampt met een tekort aan capaciteit, bij het Stoelenproject is - de naam zegt het al - geen bed te bekennen. "Zonder vergunning van de brandweer mag je geen bedden plaatsen. We zijn hier kennelijk zó bang voor brand, dat we de mensen liever buiten laten doodvriezen. Als dakloze in Amsterdam loop je min stens twintig van de dertig dagen op straat." En het probleem zal, gelooft hij, alleen maar ernstiger worden. Het legioen groeit. De instroom van ille gale immigranten zal het Amsterdamse straatleven niet ongemoeid laten. Ook het aantal psychisch van slag geraakte zwer vers zal toenemen. "Psychiatrische instel lingen vormden vroeger een asielfunctie voor mensen die 'in de war waren ge raakt'. In de jaren zeventig kwam het accent te liggen op 'het beter maken de patiënt': 'Elke gekte is te genezen'. Er is nu vrijwel geen enkel asiel meer voor deze groep die, om welke reden dan ook, op straat is beland." Vuilnisvaten Die redenen zijn er te over. "Er zwerven veel jongeren, zonder enig netwerk. Vaak nieuwe illegalen, die er ook niks aan kun nen doen. Of mannen die totaal in de war zijn geraakt na een scheiding. En dan is er natuurlijk ook een heel stel dat overal uit huis is gezet omdat ze het echt te bont maakten. Gokken, drank, drugs." "Ze verworden tot 'vuilnisvaten'. Som migen zijn door de hulpverlening opgege ven. Die zijn ook niet meer te redden, niet meer 'beter te maken'. Maar je kunt wel iets voor ze doen. Heel eenvoudig. Ge woon een kop koffie, een kom erwten soep, een stoel om op te zitten en een bed om in te slapen. In iedere grote mensen- voorzichtig over de introductie van een enkel gezang tijdens de eredienst," zo be schrijft hij de gemeente. "Wij staan hier als een Gideonsbende in de voorste linies. Dit is het front," zegt een der jongere kerkgangers. Hij portretteert de Scheldestraat als 'flessenhals tussen modaal en rijk, tussen het rommelige stadscentrum en het wel varende Buitenveldert en Amstelveen'; de opkomst en ondergang van CDA-politicus Theo Heijne; de buitenissige wereld van de 'nomaden' op het KNSM-eiland en een rondgang door een verborgen 'onderwe reld' vol menselijk wrakhout, vuil en stank, samen met Henk Pienter van de gezondheidsdienst. Met hem gaat hij op huisbezoek bij 'probleemgevallen'. Oude mensen, vereenzaamd in hun woning, tus sen oude lappen, vodden en ongedierte. Een gestoorde vrouw die in haar Suri naamse buren Satan zelf zag en hen uit wilde drijven met liters lysol. Pienter: "Dan zei ik: 'Maar mevrouw, hoe zou u het vinden als uw hele huis alsmaar naar lysol ruikt'. En zij zei dan: 'Maar hoe zou u het vinden als u elke ochtend grote plassen groen duivelssnot voor de deur zou vinden?' "In een wereld," aldus Mak, "waar niet materiele schaarste het grootste probleem is, zijn zij de slachtoffers van de schaarste aan contacten, relaties, aan sociale net werken." Hij heeft, zegt hij, zijn boek niet ge schreven om een compleet beeld van de stad, èn haar mogelijke toekomst, te schet sen. "Dat is onmogelijk. Wat ik wilde is een stukje geschiedenis van de stad neer zetten; het duikpak aantrekken en de bo dem van het schip van de stad onderzoe ken. Wat ik schrijf heet in de vakwereld literaire non-fictie. Door als journalist met literaire technieken te werken, kun je de sfeer, de geuren van de stad veel beter tot

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 6