Niet elke rookpluim daad van verzet De toekomst van 1962 Amsterdam Centraal DE EGELANTIER 26 Zaterdag 23 januari 1993 /fo PAROOL Vervolg van Pagina 25 geweest? Er waren immers nog honderden bioscopen over. Van zulke aanslagen heb ik geen hoge pet op. Niemand in het filmbe drijf geloofde en gelooft in dat verhaaltje. Het druisde, zo te zeggen, tegen de logica van de verzetstechniek in. Niet elke rook pluim die de bezetter niet zelf veroorzaak te, was direct een daad van verzet" De mening van Cineac-directeur Cor Blad wordt in grote trekken gedeeld door eco noom/bioscoopexploitant drs J.Ph. Wolff, zoon van de Berlijnse UFA-functionaris A.F. Wolff die in 1988 overleed. Wolff is mo menteel bestuurder van de Nederlandse Bond van Bioscoop- en Filmondememin- gen. Wijlen Wolff-senior, volgens de siniste re rassentheorieën van de nazi's 'half-jood', moest zich terugtrekken uit het bioscoop- en filmbedrijf en ging in de verzekerings branche. Als oud UFA-medewerker kreeg j hij in die functie de kans het Rembrandt- j theater te verzekeren, de bioscoop die in 1937 onder zijn leiding nog gemoderniseerd werd door de architecten W. Noordlander en diens zoon ir C. Noordlander. In april 1989 vertelde J.Ph. Wolff in Utrecht dat zijn vader de brandschade van Rembrandt als verzekeringsman nog heeft moeten rege len. Wolff: "De Rembrandt-bioscoop was nota bene niet eens echt in Duitse handen. Al lang voor 1940 verhuurden de eigenaars, de welgestelde familie Van Erk van de Na- j tionale Kasregisters, de bioscoop aan de j UFA. De enigen die nadeel van de brand hebben ondervonden, waren uiteindelijk j de familie Van Erk en de verzekeringsmaat- schappij waaraan mijn vader was verbon- I den. Wij hebben altijd het gevoel gehad dat j een of andere lummel, een jonge heethoofd, de brand heeft gesticht. Een kwajongens streek waardoor Amsterdam een schitte rend theater nodeloos kwijtraakte." W.O Frens (1908) had in de nacht van 25 op 26 januari 1943 als commandant van de Amsterdamse brandweer de leiding over de bluswerkzaamheden van het Rembrandt- theater. De 'blusboot' Jan van der Heyden lag in de Amstel achter het theater. Eenen twintig stralen, vijf brandkranen en acht motorspuiten kwamen er aan te pas voor het sein 'brand meester' kon worden gege ven. Frens (in januari 1989): "Gedetailleer de rapporten, die door ons voor 1940 steeds werden opgemaakt, werden tussen mei 1940 en mei 1945 niet meer zo nauwkeurig opgesteld. Het was beter zo min mogelijk schriftelijk vast te leggen. Namen van dienstdoende collega's zette je liever niet op papier of zo weinig mogelijk. De oorzaak van de brand in die Rembrandt-bioscoop is nooit vastgesteld. Wij deden onze plicht, zonder dat te overdrijven, als u begrijpt wat ik bedoel. We hebben niet echt naar een mogelijke oorzaak gezocht. Er liepen daar tijdens en na het blussen ook Duitse militai ren op het Rembrandtsplein. Je kon zo Jan Teunissen (Filmgilde) en Wim Kubbenga (Kultuurkamer) ARCHIEF LEEFLANG maar ergens de schuld van krijgen. Onze eerste zorg na de brand was: wegwezen hier, terug naar de kazerne!" Een andere op een indirecte manier bij de legendarische cinemabrand betrokken per soon is mevrouw Johanna Both (1922), die van januari 1941 tot oktober 1944 als film- inspectrice bij UFA/ToBis in Amsterdam werkte. Ze herinnert zich haar collega's van toen nog prima: Ad Slop en Jan Wolters van de afdeling Publiciteit, de vertegenwoordi gers respectievelijk 'bookers' Paul Silvius en Piet Ooms, de expeditiechef meneer Pijl en niet te vergeten projectionist Gijs Stun- debeek. In december 1988 vertelde me vrouw Both dat zij altijd het vage vermoe den heeft gehad dat de chef-filmoperateur van het Rembrandt-theater, Jacques Reyn- ders, iets te maken heeft gehad met de brand in de Rembrandt-bioscoop. Sterke drank Both: "Reynders was getrouwd met een zus van de filmoperateur van UFA/ToBis, Gijs Stundebeek. Stundebeek woonde vlakbij de Rembrandt-bioscoop op het Thorbecke- plein nummer 10. De dag na de brand hoor de ik die twee zwagers bij ons op de expedi tie van UFA/ToBis er over praten. 'Heb jij dit en dat er nog uitgehaald?' informeerde Stundebeek bij Reynders, die tijdens kan tooruren wel vaker bij UFA/ToBis langs kwam. 'Ja, dat is gebeurd," zei Reynders. In die dagen vroeg niemand elkaar iets, je bemoeide je niet met andermans zaken. Hoe minder je wist, des te veiliger was dat. Ik denk dat Reynders met een portier sterke drank en andere dingen die toen schaars waren uit het theater en de bar heeft ge haald. Gijs Stundebeek moet er volgens mij meer van hebben geweten. Een verzetsdaad is die brand niet geweest. In alle bioscopen in Nederland draaiden toch Duitse films." Reynders noch Stundebeek zijn nog in leven, evenmin de tweede operateur van het Rembrandt-theater Klaas Lodewijk Snelders, die er van 1937 tot aan de brand in 1943 films projecteerde en na de brand als operateur direct werd overgeplaatst naar het Tivoli-theater, voorheen (en ook later weer) Tuschinski. Daar stond Klaas Snelders volgens oud-collega's bekend als een opgewekte 'practical joker', die bij voorbeeld nog jaren na de bevrijding, tot schrik van menigeen, in de bioscoop de huistelefoon graag mocht opnemen met een krachtig: "Führerhauptkwartier!" Een intussen gepensioneerd vakgenoot van Snelders was Ton Lena (1925). In febru ari 1990 vertelde hij na 1945 wel met Klaas Snelders over de brand in het Rembrandt- theater te hebben gepraat. Lena: "Snelders woonde ten tijde van de brand achter het Rembrandt-theater. Hij zei dat er eerder brandbommen waren aangetroffen in de zaal en op de balcons van Rembrandt, die dan gewoon werden verwijderd. Hij kon dat later natuurlijk gemakkelijk zeggen en er misschien zelf de laatste, niet tijdig ont dekte, brandbom hebben neergelegd. Het blijft allemaal gissen, je komt er niet meer achter." De ontdekker van de branft in de Rem brandt-bioscoop was een oude, ietwat hard horende nachtportier. Toen boven in het gebouw de vlammen al behoorlijk tekeer gingen, stond hij beneden in de hal gecon centreerd te stofzuigen. Later zei hij wel iets te hebben gehoord, maar hij vermoed de toen dat het nogal hard regende. De man werd, met de twee suppoosten die na de voorstelling de balcons en de zaal hadden gecontroleerd, 's morgens vroeg gearres teerd. Eén van die drie opgepakte perso neelsleden van het UFA-theater was Siemon Moehring (1921), die in 1956 naar Canada emigreerde en sindsdien in Rexdale woont. In juni 1989 vertelde hij dat hij met zijn collega Sieverens door de Duitsers werd verhoord in de gevangenis aan de Wete ringschans. Moehring: "UFA-directeur Dau- dey en bedrijfsleider Stans van het hoofd kantoor hebben ons er de volgende dag weer weggehaald. Zelfs de Duitsers geloof den niet in een aanslag van de ondergrond se. Rembrandt was een mooie grote bio scoop met alleen al in de zaal twaalfhon derd plaatsen. Op de balcons konden nog een paar honderd man zitten. Ons idee over het gebeurde was toentertijd dat zware jon gens uit de Paardenstraat de brand op hun kerfstok hadden. Aan een verzetsdaad dacht niemand. Aangestoken is het volgens mij wel. Een sigarettepeuk kan de oorzaak niet zijn geweest, daarvoor greep het vuur te snel om zich heen. Operateur Jacques Reynders heb ik goed gekend. Een zachtaar dige rustige kerel, dat was er echt de man niet naar om zijn theater te laten afbran den. Bovendien, eenmaal werkloos was de kans groot dat hij naar Duitsland zou wor den gestuurd, waar een tekort aan filmope rateurs bestond." Meubelpaleis Alles goed en wel, we blijven toch nog zitten met de vraag hoe vijftig jaar lang door menigeen kan zijn gedacht dat hier sprake was van een verzetsdaad. Aan de andere kant dringt zich de relativerende gedachte op dat, als de Rembrandt-bioscoop zou zijn blijven bestaan, het theater door concurrentie van de televisie en derhalve wegens gebrek aan belangstelling van het publiek inmiddels traditiegetrouw wel zou zijn veranderd in een meubelpaleis, tapijt hal of keukencentrum. Van de eens zo fraaie UFA-bioscoop aan het Rembrandts plein resten nu slechts een paar foto's en een kort journaalonderwerp met daarop de ruïne. Aan die beelden is te zien dat de gevelreclameplaat boven de luifel, die nor maal op jute werd geschilderd, merkwaar dig genoeg geheel in tact is gebleven. Kristi- na Söderbaums 'close up' heeft nog tot be gin februari 1943 de geblakerde zwaarbe- schadigde pui van het verwoeste theater gesierd. Lang geleden werd de, intussen overle den, schilder Jan Luhlf in zijn atelier aan de Amsterdamse Lindengracht om ophelde ring van tenminste dat raadsel gevraagd. Hij antwoordde destijds ernstig: "Wij moes ten voor Rembrandt tijdens de oorlog die buitenreclame op asbest zetten!" THOMAS LEEFLANG Omdat we iets te vieren hadden, gin gen we onszelf op zo'n fijne lange wan deling door de Geuzenveld trakteren, maar eerst moesten we langs het anti quariaat waar ik de dag tevoren het zo lang gezochte, door Simon Vinkenoog samengestelde '1948-1963 gedichten' van Lucebert had laten wegleggen. "Daar zit de kleine iwosyg een giftige walgvogel in zijn frisgewassen doedel zak," knorde ik onder het afrekenen, terwijl R. wat stond te rommelen in een doos. "Kijk," zei ze en triomfante lijk haalde ze een boekje tevoorschijn dat de redevoering bleek te bevatten die Karei van het Reve had uitgespro ken toen hij professor werd. "Oei," riep de antiquaar en "hola hé, dat boek ben ik al dagen kwijt, het is besteld, het is verkocht en kijk, het is zelfs niet eens ge prijsd." En zo waren wij dus wel de geluk kige vinders, maar werden wij niet de nog veel gelukkiger eigenaars van deze toespraak. In een vlaag van woede joeg ik een meeuw van een brugleuning en bij de eerstvolgende boekhandel deed ik een compensatie-aan koop, 'Stone' van Osip Mandelstam. Toen stapten we op de 13 en gleden de tuinsteden binnen. Al snel werden de straten breder en de huizen hoger. Op de rand van wat wij de bewoonde we reld schatten, stapten we uit - Sloter- meerlaan, de Febo en Slotania, Plein 40-45 en daar had je de Bernard Loder- straat al, we naderen de eerste attrac tie. Als je maar gewoon rechtuit blijft lopen en je niets aantrekt van de her en der opgestelde autowrakken en ver veloze caravans, bereik je ten slotte de A.A.H. Struijckenkade en daar, op het gras dat langzaam naar het water helt, bevindt zich een bijzonder fraaie ka- boutertuin. Behalve onze gepuntmut- ste vrienden met hun vrolijke kruiwa- gentjes vallen hier ook echt draaiende molentjes, niet van echte te onder scheiden blauwe reigers en bloembak ken in de vorm van een zwaan te be wonderen. Achter het Eendrachtspark dat aan de Struijckenkade grenst, ligt dan de enige echte Geuzenveld, een wijk die niet alleen een onbewoonbare indruk maakt, maar ook onbewoond lijkt. Geen mens waagt zich hier op straat en wat zou je hier ook moeten zoeken, want winkels, warenhuizen of cafés hebben ze hier indertijd niet in de planning opgenomen. Het waait in de Geuzenveld en er valt een gemene regen, die pas minder wordt als je op de Troelstralaan tussen de sportvelden belandt. W.M.S. en A.D.S.V. spelen hier en Schinkelhaven en S.L.T.O., namen die mij niets zeggen, maar bij Z.S.G.O. veer ik op. Dat is 'Zonder Slokkie Geen Overwinning', mijn oom Freek heeft jarenlang in hun derde zaterdagelftal gespeeld. Als er een leren knikker werd afgekeurd, mocht ik hem soms hebben. Lederen bal met binnenband en vetersluiting, hard opgepompt liet hij zich zo heerlijk stuiteren op een stoeptegel en dun in gevet glansde hij je geurig tegemoet, 's nachts als je even wakker werd om te controleren of hij er nog wel lag, op de stoel naast het bed. De Z.S.G.O.-velden la gen toen nog voorbij Sloterdijk. Als je vlak voorbij het huidige Z.S.G.O. naar de mo len loopt die zo'n beetje boven de bo men uitsteekt, wacht daar de tweede ver rassing: de plotselin ge weidsheid van de Osdorper Binnenpolder, prachtig wei land midden in de stad. Langs het pad staat een eindeloze rij rode wilgen en vanuit een van de sloten die het wei land doorsnijden klinkt plotseling een hoog gefluit en even later zien we de roodbruine koppen van talloze smien ten. Er gaat een reiger laag over het land en ergens achter Sloterdijk komt de maan op. Wij lopen en kijken en lopen. Als we op de bus stappen staat de melkwitte maan nog steeds laag boven de horizon, zodat zij af en toe achter de huizen verdwijnt. Ergens in een bocht raak ik haar kwijt, maar kijk, daar is zij weer - wel vreemd dat zij ineens wijzers heeft gekregen, tien over zes. Later op de avond, bladerend in Mandelstam, stuit ik op dit in 1912 geschreven vers: No, not the moon but a clock dial gleams For me - and am I to blame If pale stars look milky to me? I hate Batyuskov's arrogance: 'What's the time?' they asked him once And he answered, 'Eternity'. GUUS LUIJTERS De route van de eerste sinterklaasoptocht, de gevaarlijkste kruispunten of de plekken van de bijna vergeten schrijver. Wekelijks brengt Paul Arnoldussen de stad in kaart. Vandaag: WAT is er anno 1987 nog over van De Pijp? Helemaal niets. "Deze stadswijk heeft het moeten afleggen en er is nie mand die er over treurt. Aan de boorden van de Stadhouderskade zijn vele verzeke ringsgebouwen verrezen, afgewisseld door parkeergarages. De grote attractie in deze wijk is het nieuwe Operagebouw, waar Ne derlandse zangers triomfen vieren." Het citaat komt uit De Telegraaf van 19 mei 1962, die een kaart met toelichting van het Amsterdam van 1987 publiceerde. Het is een prachtig document. Nieuwbouw is goedbouw, hoe hoger hoe beter, de auto is j een zegen, woorden als 'skyline', 'saneren' en 'atoom' zijn nog onverdacht. De kaart zegt meer over* toen dan over nu. Dat grenzeloze optimisme, het vertrou wen in ondernemingszin geven aan dat de jaren zestig in 1962 nog lang niet waren begonnen. Het was helemaal geen science-fiction waar De Telegraaf mee aan kwam. Het ging om min of meer gevorderde plannen. Het Hilton en de Casa Academica op de kaart zien er dan ook precies uit zoals een paar jaar later in werkelijkheid. En er klopt nog meer: in West zijn de kantoorgebouwen, het St Lucasziekenhuis en het Confectiecentrum gebouwd, de Am- stelbrug bij het Amstelhotel is gerealiseerd, het Leidsepleinhotel kwam er weliswaar niet zoals gedacht, maar het Mariotthotel werd iets dergelijks. De Nederlandsche Bank op het Fredriksplein werd een getrou we kopie van het geval dat De Telegraaf afbeeldde. De Coen- en IJtunnel waren in 1962 voorzien. Veel klopt er niet. Zelfs nu kunnen we nog niet 'binnen twee uur' van New York naar het vernieuwde Schiphol komen. En van luchtkussenvoertuigen die we zouden tegenkomen, de atoomtanks en die rond vaartboten op atoomenergie hebben we evenmin iets vernomen. Tussen de Rai (dan gloednieuw en dus ook Nieuwe Rai genoemd) en Zorgvlied moest een enorm tentoonstellingsplein tot stand komen, ten behoeve van een wereld tentoonstelling die ergens in de jaren ze ventig kon worden verwacht. Invalswegen zouden in 1987 niet meer dezelfde zijn, voorspelde de krant. We moesten wennen aan de Ringdijk, 'die geweldige verkeersa der vol treinen en auto's en zweefmobie- len'. De 'riante IJ-boulevard' speelde toen al een rol. Wat daar allemaal aan zou verschij nen, was nog niet zo duidelijk. Wel zeker was dat je het tafereel kon aanschouwen vanaf een honderd meter hoge uitkijktoren in Noord, op de plek ongeveer waar inmid dels het Shell-kantoor staat. Een stukje wes telijker: een groot droogdok. Wel ongeveer de treurigste voorspelling, de hele bedrijfs tak is verdwenen. In 1962 werd gedacht dat we nu zouden pochen tegenover Rotter dam: "We hebben het grootste droogdok van West-Europa, het machtigste spoor wegpostkantoor, de snelst groeiende ha ven..." De Gouden Reaal zou1 tot een kantoor oase worden, een en ander is, zoals bekend, door de bewoners nog net voorkomen. De Jordaan? Gesaneerd. "Hoge flats, indruk wekkende kantoorpanden, maar ook par ken en groenstroken. Hier en daar zijn nog wat oude geveltjes gespaard. Het enige ver trouwde oriëntatiepunt in de Jordaan ^s de Westertoren gebleven." Waar nu het Frederik Hendrikplantsoen al decennia voortsuddert, had voor hetzelf de geld een helikopterhaven kunnen ko men. Het Wilhelminagasthuis zou vervan gen worden door een nieuw ziekenhuis. Het AMC kwam, maar in Zuidoost. Het metrostation op het Museumplein ging er prachtig uitzien: met de onder grondse ging je onder de Lairessestraat door naar West. Dankzij de metro zouden er geen trams meer rijden door de Leidse- straat, de Raadhuisstraat en de Vijzelstraat. De Wibautstraat zou 'de Stalinallee van Amsterdam' worden, met imposante pan den van 'belastingdienst, publieke werken, kranten en baggermaatschappijen'. Van die baggermaatschappijen is nog niets te merken en dat Stalinallee zal wel sarcastisch zijn bedoeld, maar profetische woorden waren het zeker. Het stadhuis ver scheen inderdaad op het Waterlooplein, maar mèt de opera die toentertijd - en nog jaren daarna - apart gepland was op het terrein van de Oude Rai. Het oude centrum zou onaangetast blij ven. "De grachtenhuizen zijn weer be woond. De kantoren zijn naar de stadsrand verhuisd. Er zijn veel hotels. Hier en daar heeft een gerenommeerde firma nog een grachtenpand voor representatieve doel einden of als archiefruimte in bezit." De oude wijken zouden onherkenbaar zijn: wat voor de Jordaan en de Gouden Reaal gold, ging ook op voor Kattenburg en Kinkerbuurt: meer groen, meer licht, riante torenflats en moderne kantoorpanden. Bij al die veranderingen bleef één ding in ieder geval hetzelfde: dat was De Telegraaf. "De postzegelmarkt is een helihaven voor de expeditie van de kranten, die dan nog altijd in ons gebouw aan de overkant zullen worden vervaardigd." De Telegraaf zit sind 1974 op het indus trieterrein Sloterdijk. PAUL ARNOLDUSSEN Bron: Gemeentearchief. De Telegraaf. Droogdok Gouden Reaal Helikopter haven Uitkijktoren Ingang L)-tunnel St Lucas Ziekenhuis Plan Kattenburg Nederlandsche Bank Casa Academica Hilton Hotel Leidseplein Hotel Opera-gebouw Stadhuis Tentoonstellingsplein Museumplein ondergrondse

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 6