NIEM HOORI NOODK HET SLA DREIS DE TWEEENDERTIG DO ZATERDAG 2 JANUARI 1993 via De Beldert de polder in dreigde te stromen, hebben we in de binnendijken nog een paar vloedplanken in de coupures gezet. Hielp dus niets: er waren geen pennen om de planken te vergrendelen. Daar was nooit aan gedacht. Het water tilde de planken zó op." Zaterdagavond wordt Moermond al om elf uur naar de haven geroepen. Groot alarm: er moeten vloedplanken gezet worden. „Het gekke was dat het om die tijd nog helemaal geen hoog water kon zijn. Dat.kwam pas om drie uur." Eenmaal in de haven ziet hij onmiddellijk dat het niet goed gaat. Ook Jo van Dijke en zijn broers, die rond het haventje wonen, maken zich grote zorgen. Van Dijke wil zelfs direct de noodklok laten luiden. Maar Moermond, die ook brandweercomman dant is, vindt dat de burgemeester daarvoor toestemming moet geven. En die zit nog te bridgen. De mannen besluiten te wachten tot hij thuis komt. Op weg naar huis passeert hij immers het haventje, ze kunnen hem dan de zaak duidelijk maken. Zo verstrijkt een uur, waarin achteraf gezien het hele dorp gealarmeerd en in veilig heid gebracht had kunnen worden. Misschien. Even na middernacht komt Vermeulen terug van boer Krepel. Hij bekijkt het hoge water, aarzelt, hoort Jo van Dijke roepen dat ze allemaal zullen „verzuipen", maar besluit niets te doen. Hij ver biedt zelfs de noodklok te luiden. „Dat was volgens hem alleen maar paniekzaaierij", zegt Moermond. Eenmaal thuis is de burgemeester er blijkbaar toch niet helemaal gerust op. Hij belt agent De Haan uit bed: „Ik weet niet wat ik moet doen, ga jij nog eens kijken." Dijkgraaf Moer mond is besluitvaardiger: hij trommelt in de ha ven een stel jongemannen op om thuis zijn fami lie te waarschuwen en het vee uit de stallen te halen. Agent De Haan laat de boeren in de polder waarschuwen, maar zij willen niet mee. Ze zijn voor een beetje storm niet bang. U Uiteindelijk wordt de noodklok in Drei- schor om drie uur geluid. Als de burge meester de opdracht niet wil geven, doet Moermond het zelf maar. Bijna niemand hoort het noodsignaal. De wind staat uit het noordwesten, het geluid waait de polder in. Alleen op de Ring, pal rond de kerk, worden de mensen wakker. Maar in de lager gelegen ge deelten van het dorp, daar waar het gevaar dreigt, slaapt men rustig verder. Om vijf uur worden de klokken opnieuw geluid, maar wie dan nog door het water wil, gaat een zekere dood tegemoet. Leen Moermond en zijn vrouw Jans ontsnappen op het nippertje aan de dood. Het gebeurt vlak nadat de binnendijk breekt en de polder vol loopt. De kinderen zijn al door een buurman naar Jans' ouders in het dorp gebracht. Zelf wil zij thuis nog wat spullen pakken. Maar het water komt snel, het overvalt haar halverwege de dijk, waar de auto wacht. Leen kan haar nog maar net redden. Op het droge ziet hij wat zijn vrouw in de haast nog uit huis heeft gehaald: zijn trouw pak, het is kletsnat. Jans kan zichzelf wel voor de kop slaan, maar Leen denkt alleen maar: ze leeft! Aan één van de dreven langs de Boogerdweg maakt Franke Roggeband zijn familie wakker. Hij is naar de haven geweest en heeft hij Moermond geholpen. Onderweg heeft hij het water gezien - een zilveren band over de hele breedte van de horizon, die snel dorp nadert. Franke schreeuwt zijn moeder en zijn zieke vader uit de bedstee en wekt op zolder zijn drie broers. „Iedereen naar boven!". Zijn vader denkt dat het wel mee zal vallen: de zeedijk is hoog genoeg. Ook bij Roggeband is er een varken dat in veilig heid gebracht moet worden. Franke en Freek dragen het beest door het water naar de vlastur bine, een groot stenen gebouw naast hun huisje. Freek komt zwemmend nog net thuis, Franke is te laat en zal drie dagen met het stomme dier op zolder zitten, veilig maar wanhopig en machte loos. Thuis stort het huisje in, zijn vader en jongste broer Adrie verdrinken. Niemand in Dreischor praat graag a vloed het dorp in de rug aanviel, gesproken. „Het was hier een nuc een overlevende. Toch schuilen ach herinneringen aan het onvoorstelt de bridgende burgemeester, geheimzinnige vissersboot. Aai Dreischor zijl door HARO HIELKEMA Ook dokter Braber en zijn zoontje stranden op een zolder van een huis dat het hunne niet is. Braber is na middernacht nog de polder inge gaan, om een bedlegerige patiënt op te halen. Maar de oude boer is zo tergend langzaam met aankleden en spullen pakken (het geld uit de brandkast) dat het water hen al opwacht als ze terug willen rijden. Dan gaat de boer wel lopen. Maar Braber durft niet meer, vanwege de kleine Lieven. Ze kunnen nog maar net de boerderij bereiken. „Ik dreef zo'n beetje, papa hijgde van het zwemmen", schrijft het jongetje later. Ze verschansen zich op de zolder, tussen de ge droogde appeltjes. Zijn vrouw blijft thuis achter met de hulp en twee dochtertjes van vijf en anderhalf. Ze blijft doodkalm, ook als 's zondags het water ander halve meter hoog de Ring bereikt en het huis volloopt. De badkuip wordt drinkwaterreservoir. Ze trekt vast haar peignoir aan, zodat ze met de band Joke aan zich vast kan binden, mochten ze verdrinken. „Dan vinden ze ons tenminste sa men," Jan en Jo de Haan zitten met hun kind die nacht bij de burgemeester op de slaapkamer, Wim en Annie Roggeband zijn thuis ook naar boven ge vlucht, samen met logé broer Piet. De Moer- monds en de andere bewoners van De Beldert en de Zuiddijk hebben geluk: ze kunnen met de auto over de dijk naar Schuddebeurs komen, een paar kilometer verderop. Daar blijft het droog, Pas als het zondagochtend licht wordt, ziet het dorp de verwoesting die is aan gericht. Wim en Annie Roggeband heb ben uitzicht op het bijna volledig ingestorte huis van de overburen. De voorkant is weggeslagen, op de paar planken die nog resten van de zolder zit de familie, met drie kleine kinderen, in doods angst bijeen, bang om elk moment in het zwarte water te verdwijnen. „Het was zo vreselijk om machteloos toe te kijken", zegt Annie Roggeband. De burgemees ter kan het tafereel vanaf zijn balkon ook zien. Dé fampVan 1953 kost 32 mensen in Dreischor het leven. De meeste slacht offers verdrinken op de vlucht voor het water, terwij! ze op hun zolder vermoe delijk veilig zouden zijn gebleven. De moeder van Pieter van Ast (bijna 2 jaar) probeert met haar enig kind op de arm van de Zuidstraat naar een hoger ge legen woning te komen. Onderweg wordt zij door het water-ingehaald en verliest ze haar zoontje. De vrouw weet zich te redden, het kind verdrinkt. Als het water de polder: instroomt, springt Gerrit 8al (21) van de Langeweg P 87 op de trekker om zijn vader Jan (62) en moeder Lena (64) naar Dreischor te Op weg naar de dijk stoot het vaartuig op een muur en slaat om. De andere op varenden worden gered, de oude vrouw verdrinkt ondanks haar zwemvest. Comelis IJzerman (27) is kantonnier bij hét waterschap en woont met zijn vrouw Maria (28) in een dijkhuisje. Ze hebben visite: zijn broer en diens verloofde, Fran- cina Duijnhouwer (20), uit Goes. Dan breekt de dijk door en wordt het huisje meegesleurd. Alleen de broer overleeft de ramp. Maria Goemans (74) woont in polder- huisje P 96. Ze is doof. Van de hoort ze niets. Het water overvalt haar in de slaap Janna Goemans-Verhulst heeft brengen. Ook zijn zus Jannetje (23), haar man Cornelis Moermond (39) en hun 4- jarig zoontje Gerrit, die bij hen inwonen, klimmen op de boerenwagen. Datzelfde doen ook de buren van P 86: Johannes den Boer (44),: zijn vrouw Cornelia (35) en hun kinderen Willem (12), Antje (11), Dingematt{7)en Kaatje (1). Halverwege de tocht naar het dorp blijft de trekker in het water steken. De families vluchten nog een huisje langs de weg in, maar ver drinken. Het 'drama van de Langeweg' eist twaalf levens. Zegèripa van Bloois-Kloote (77) wordt uit de boerderij van haar zoon Cor gered. vrijdag nog met haar gezin haar verjaar dag gevierd; ze is 33 geworden! Als het ook bij de boerderij van de Goemansen gevaarlijk wordt, gaat haar man het vee naar de dijk brengen. Zelf rijdt ze de kin deren naar het dorp. Ze wil terug naar huis, maar halverwege de Helleweg blijft de auto in het water steken, Ze kan zwemmen als een rat, vertellen dorpsge noten naderhand. In het wilde, koude water helpt haar dat niet. De boerderij blijft gespaard. Comejfa KiP'Van der Maas (38) heeft het niet meer in de rampnacht. Haar man is naar de dijk gegaan om te zien hoe De Noordstraat D December 1992. Het is rustig in Drei schor, onwezenlijk rustig. Er loopt bij na geen mens op straat, er rijdt geen auto - de Ring rond de kerk is helemaal leeg. Het grote café is failliet. De man van de bank heeft alle tijd om elke voorbijganger vanach ter zijn bureau na te kijken. Het is rustig in Dreischor. Het moet rijk geweest zijn, dit Zeeuwse dorp. De dominante kerk in het hart van de ring wijst erop: een hervormde kerk, het bolwerk van de enige geloofsrichting die Dreischor eeuwenlang kende. Ook het voormalige raadhuis (Dreischor behoort sinds 1961 tot de gemeente Brouwers haven) verhaalt van een welvarend verleden. En er staan meer stoere huizen aan de Ring in de oude dorpskom. Dreischor was eeuwenlang een eiland. Het had z'n eigen plek tussen Schouwen en Duiveland en liet dat heel lang merken. 'De Republiek' werd Dreischor wel genoemd, rood als een biet, wars van het orthodoxe geloof dat dit waterige stuk Nederland zo kenmerkt. Het inwonertal balanceert om en nabij de dui zend. Het dorp telt alleen geen arbeiders meer. Met bosjes werkten ze vroeger in de zomer bij de boer, 's winters zaten ze in de vlas - vrouwen en kinderen incluis. De Deltawerken hebben Zee land opengelegd en de Zeeuwen hebben elders een baan gevonden. Wat dat betreft is er veel veranderd sinds 1953, ook in Dreischor. Toch herinnert er niets zichtbaar aan 'de ramp', aan die tijd dat het water kwam - niet één keer, maar een paar dagen achtereen, met elke vloed opnieuw. Er is alleen die simpele steen in een huis op de Ring. Een steen op borsthoogte, met een blauw golfje en de aanduiding '1953'. En op het kerkhof van het dorp staat een gedenkteken: 'Gezin, gemeente wreed verminkt. De levens- roep nochtans weerklinkt.' Tweeëndertig dorpe lingen vonden de dood. Het echte verhaal van de watersnood ligt niet op straat in Dreischor. Dat leeft achter de gevel- wand van de Ring, in de huizen in de nieuw bouw, in de boerderijen in de polder. Het echte verhaal leeft bij de 'Reisters' die het meege- maakt hebben, het overleefd hebben. Sommigen willen het nog wel eens vertellen, het standaard verhaal dat ze al zovaak hebben afgestoken - met dezelfde woorden, dezelfde zinnen. Om zichzelf te beschermen doen ze dat, om emoties te voorkomen. Er zijn er velen die nooit hebben willen praten. Slechts een enkeling durft in zijn herinnering af te dalen naar die momenten van angst en ellende. Geen wonder. Want ook na veertig jaar is het verhaal van 'de ramp' nog steeds onvoorstelbaar. Zaterdag 31 januari 1953 stormt het al orkaan kracht. Wim Roggeband (30) leent de gloednieu we Kaptein Mobylette van zijn broer om naar Zierikzee te gaan, acht kilometer verderop. Erg gevaarlijk, over die smalle dijken, maar ja: „De kippen hadden snot, ik moest medicijnen halen." Dat weekeinde zouden nog heel wat mensen hun leven wagen voor hun kleinvee. Er zouden er verdrinken omdat ze zonodig de big, hun leven de spaarpotje, moesten redden. Voor de meeste mensen is zaterdag nog een halve werkdag, maar het is winter, bijna alle landarbeiders zitten zonder werk. In deze tijd van het jaar, zelfs in 1953 nog, verdienen de arbeiders hun geld met het bewer ken van vlas. Overal in het dorp staan de zwarte houten schuurtjes, vaak gehuurd door een paar gezinnen tegelijk. Allés is beter dan de steun. Ook Wim Roggeband deelt een schuurtje, de hele week en de zaterdagochtend heeft hij er gewerkt. Politieagent Jan de Haan (34) en zijn vrouw Jo - ze wonen net drie jaar in het dorp - zijn in de storm schoenen wezen kopen in Zierikzee. Zij is zo blij met haar aankoop dat ze in een soort naïveteit diezelfde nacht haar leven er bijna voor waagt. Terwijl ze al hoog en droog in het dorp zitten, wil ze terug om de schoenen te halen. Haar man kan haar nog net tegenhouden. Ze zegt achteraf: „Je had geen idee van het ge vaar." Om diezelfde reden blijven in Dreischor en de polders er omheen die avond nauwelijks mensen op, of het moet zijn om uit nieuwsgierigheid het water in het haventje De Beldert te bekijken. Een groepje jonge mannen, onder wie Wim Rogge bands jongere broer Franke (22), heeft daar zelfs speciaal afgesproken. „Vreselijk gevaarlijk na tuurlijk, achteraf." Op de radio meldt het weer bericht 'storm', maar een waarschuwing wordt niet gegeven. Politieagent De Haan weet nog hoe die avond burgemeester A. Vermeulen als elke week in de polder bij boer Krepel is gaan bridgen. De Haan zelf gaat met zijn vrouw op de gewone tijd naar bed. „Ik kan me uit die jaren trouwens niet herinneren dat er ooit op de dijken werd wacht- gelopen. Ik geloof niet dat dat die dag gebeur de." Ook Wim en Annie Roggeband gaan net als anders om een uur of elf naar bed. Al stormt het nog zo hard, om hun huis maken de Roggebands zich geen zorgen. Ze wonen in het eerste rijtje nieuwbouwwoningen in het dorp; ook een ar beidersjongen heeft tegenwoordig een huis met drie slaapkamers. De ouders van Wim wonen nog aan één van de dreven langs de Boogerd weg, in een piepklein enkelsteens huisje met één kamer en een zolder waar je nauwelijks rechtop kunt staan. Ze hebben er ooit met z'n veertienen gewoond. Zulke huisjes staan er veel langs de Boogerdweg. Er zullen er maar weinig overeind blijven staan. De jonge dokter Jaap Braber vindt de storm wel spannend en haalt zijn zoontje Lieven van acht uit bed. „Ik vond dat hij zoiets meegemaakt moest hebben." Ze rijden in de auto naar het haventje, even ten zuiden van het dorp. Het is geen zeehaven, het ligt beschut in een inham van de Grevelingen. Er zijn daar op De Beldert al meer nieuwsgierigen samengedromd. Braber zïet hoe hoog het water staat en keert onmiddel lijk huiswaarts, „Onderweg zagen we hoe bij de boerderij van Moermond de polder al begon vol te lopen." Het gaat mis. Maar het gevaar komt niet uit de richting vanwaar de bewoners van Dreisch\pr het verwachten, niet van uit zee. Het water valt het dorp aan in de rug. De dijken bij de haven begeven het. Ze zijn twee meter lager dan de zeedijk. Daar wringt het water zich de polder in, en slaat een gat - steeds breder en steeds dieper. Tussen De Beldert en het dorp liggen nog een paar dijken, maar ze zijn slecht onderhouden, te laag en niet berekend op een aanval als deze. En het dorp slaapt. „Als je niet toevallig bij De Beldert was geweest of hier langs de dijk had gestaan, had je helemaal niet gezien wat er aan de hand was. Toen het water al onderweg was, wist nog niemand in het dorp wat er zou gaan gebeuren", zegt Leen Moermond, toen een jonge boer van 36 jaar in de Adriana Johanna-polder. Dat is de polder die het eerst onderloopt. Moermond is de enige boer in de polder en dus dijkgraaf. De verantwoordelijkheid voor de polder houdt niet zoveel in. „Eens per jaar vergaderen om de begroting vast te stellen en af en toe wat ruziën met de provincie. Ik vond de dijken eigenlijk te laag", zegt Moermond. „En die controles van de provincie stelden ook niks voor. Toen het water Mannen met de peilboot bij een huis aan de Boogerdweg. Het water is al gezakt. Uit: 'De ramp, een reconstructie' van Kees Slager. Dreischor tijdens de watersnood

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1993 | | pagina 4