"Die ramp blijft altijd bij ons' Journalist schreef boek over verwerking Watersnood 1953 WEEKEND rklaas? Kerstmis? giro 1134348 bank: 52.42.24.846 HET NIEUWSBLAD Zaterdag 21 november 1992 Pag. 33 Volgende week komt het boek 'De Ramp, een reconstructie' van de journalist Kees Slager uit. Het gaat over de watersnood in 1953, over de besluiteloosheid van autoriteiten, de paniek van burgemeesters en over de wijze waarop mensen de watersnood verwerkt hebben. Vandaag een voorpublicatie van het laatste hoofdstuk van het boek waarin overlevenden hun verhaal vertel len. Door Cees Maas Op verjaardagen,' zegt Peter van den Ouden in Oude Tonge, „wordt er nog wel eens over de ramp gepraat. Als ie mand erover begint, wordt het onderwerp niet weggeduwd. Maar het blijft bijna altijd bij namen en gebeurtenissen en feiten. Het gaat nooit over hoe de mensen zich toen voelden, over hun angsten of misschien wel het ontbreken ervan, over hoe ze het leed hebben gedragen of verwerkt. Het gaat altijd over afgepaste feiten. Het gesprek raakt nooit aan de wortel, het is nooit het échte verhaal van de ramp. Ik weet wel, dat de mensen in onze streek nooit gestimuleerd zijn in het onder woorden brengen van htm gevoelens, maar je zou toch zeggen dat praten over zo'n ramp waarin je zo waanzinnig met de krach ten van de natuur bent geconfronteerd, iets los zou maken. Dat gebeurt dus niet. Daarom irriteren ze me ook, die verjaardagsge- sprekken. Blijft er van de ramp echt niet meer over dan het repeteren van feiten die er eigenlijk niet toe doen? Zo in de trant van: 'Dat kind is toen in de rampnacht op de zolder geboren en die is later getrouwd met die en die heeft nu de zaak van z'n vader overgenomen...' Het is alsof een oude film wordt afgedraaid met wat nare bijpas sende geluiden. Dat is alles wat er is overgebleven van de ramp." Peter van Ouden heeft zelf ervaringen van de twee dagen en nachten die hij zittend op het dak van de buren in de verdronken polder bij Batte- noord doorbracht, proberen te verwerken door ze weer op te roepen. Hij realiseert zich hoe verdoofd hij toen was, niet in staat tot enige actie, en hoe hij zich als toeschouwer voelde van een gebeurtenis. „Ik heb wel eens gedacht: 'Als iets bezit van je neemt, dan beroert het je ook. Maar als iets maar gedeeltelijk bezit van je neemt, beroert het je veel minder'. Zo moet het met mij geweest zijn. Het enige wat diep bij mij ingegrift staat, is het dreigende, fluitende geluid toen het water kwam. Voor de rest is het eigenlijk aan me voorbij gegaan. Ik ben later ook nooit bang geweest bij hoog water, geen seconde. Er waren mensen hier die hele nachten wakker bleven als het weer eens stormde en hoog water was. Maar ik heb zelfs nooit gedroomd over de rampnacht." Taboe Niet alleen in de omgeving van Peter van den Ouden is de herinnering aan de drama's van de watersnood weggestopt of verkleind tot een rijtje feiten. Het gebeurt in het hele rampgebied. In het zwaar getroffen Nieuwerkerk zit bakker Kees Clarisse met z'n vrouw Adrie en z'n zuster Leentje in de woonkamer. Ook in hun dorp, zo bevestigen zij, is er in de eerste jaren weinig over de ramp gesproken. Tegelijkertijd kennen ze dorpsgenoten van wie ze weten dat die hun leven lang niet over het verlies zijn heengekomen. „Het was te moeilijk voor de meesten om elke keer weer herinnerd te worden aan hun verlies. Ze hebben het gewoon weggestopt, ze wilden het zo," zegt Leentje. „Ik vroeg er een keer naar aan een vrouw die een zwaar verlies had geleden. Maar ze zei: 'Ik praat er liever niet meer over.' Dat respecteer je natuurlijk." Adrie: „Je begint ook niet zo makkelijk een gesprek met mensen die een zwaar verlies hebben geleden. Als ze er niet uit zichzelf over beginnen, wordt er dus meestal niet over gesproken. Zo werd praten over de ramp in zekere zin een taboe op het dorp." Stille vrouwen die blijven tobben met trauma's na het verlies van dierbaren, kent men in veel dorpen van het vroegere rampgebied. In Klundert zegt Anna Langeweg: „Mijn zuster is nooit over het verlies van haar zoon heen gekomen. Ze heeft nooit meer gelachen." „Er zijn op Stavenisse mensen die de ramp nooit te boven zijn geko men," weet Jo Leune. „Ik ken een vrouw die bij de ramp bijna al haar kinderen verloor. Die was de rest van haar leven volledig uitgeblust. Ik zie haar nog zitten in de kerk. Er zat geen leven meer in." Geloof Bij het verwerken van de ervaringen tijdens de ramp speelt voor nogal wat mensen het geloof een grote rol. Zeker bij de orthodoxe gereformeerden die de ramp immers als een straf van God ervaren. Kees Clarisse heeft gezien wat dat betekent voor verscheidene dorpsgenoten: „Er waren hier veel mensen die hun verlies in stilte droegen, want ja, die ramp was geen werk van mensenhanden in hun ogen. Het was Gods hand geweest en daarom berustten ze er ook in. Ze vonden het wel verschrikkelijk, maar ze droegen het. Ook daarom, denk ik, hoorde je na de ramp zo weinig over al dat verlies." In Stavenisse vertelde in 1973 huisarts Van der Eist dat velen nog steeds worstelden met niet verwerkte ramp-ervaringen. „In bijna de helft van de chronische gevallen krijg ik te horen: 'Sinds de ramp heb ik daar last van' of 'Sinds de ramp heb ik hier pijn'. De ramp heeft psychisch grote gaten geslagen. Ik schat dat het aantal labiele mensen hier drie keer zo hoog ligt als gemiddeld in het land." Of alle klachten en depressies zijn terug te voeren op de traumatische ervaringen tijdens de rampnacht is de vraag. Stavenisse behoort tot de Bent u al aan het aftellen? In Bosnië-Herzegowine, in Kroatië is het aftellen ook begon nen. Houdt u ook rekening met hen? Giften: Info: Kerk in Nood, Postbus 1645, 5200 BR 's-Hertogenbosch Vaak hadden de mensen dagen en nachten in soms uiterst penibele omstandigheden doorgebracht, voor aleer zij naar veiliger oorden konden worden ge bracht. Foto:Anefo dat op d'n duur vervelend vinden, dat ze er altijd maar zo over bleef zeuren." Bets Versteeg in Numansdorp heeft er ook behoefte aan haar verdriet van zich af te praten. Zij verloor in de rampnacht haar vader en broer. „We zijn drie weken lang elke dag gaan kijken of vader en Hans al gevonden waren. Drie weken! En al die tijd waren ze er niet bij. Dat waren verschrikkelijke weken. De onzekerheid maakte me gek! Er waren mensen die zeiden dat ze misschien wel door het gat in de zeedijk wegge spoeld waren en dat ze nooit meer gevonden zouden worden. Ze zijn ook inderdaad door een gat gespoeld, maar dan in een binnendijk. Ze zijn gevonden in een andere polder. Ze lagen vlak naast elkaar. Waarschijnlijk heeft vader die een goeie zwemmer was, m'n broer tot het laatst toe vastgehouden. Ik ben nog nooit zo blij geweest als op de dag dat ze gevonden werden. Ik kon wel juichen! Ja, dat klinkt misschien gek, maar ik was zo vreselijk blij, dat ze eindelijk terecht waren." Ook na veertig jaar heeft ze nog behoefte om er over te praten. „Ik ben nooit helemaal over de watersnood heengekomen. En dat is misschien raar, maar ik vind het eigenlijk heerlijk om af en toe te praten. Dat doe ik dan met m'n man. Met moeder heb ik er nooit over kunnen praten. Maar elke verjaardag van mijn vader herdenk ik nog. Dan ga ik bij moeder op bezoek. Maar er wordt nooit over vader of over m'n broer Hans gepraat. Zij kan het niet. En zij is de enige niet hoor, want veel mensen praten er nooit meer over. Maar ik durf rustig te zeggen, dat ik nog bijna dagelijks mijn vader mis." Blijven zoeken Toen Wim Bolijn kort na de ramp terugkeerde op Ouwerkerk, ging hij de eerste dag al bij laag water naar de plek aan het Hennekenspad waar het huisje had gestaan waarin hij samen met zijn zestienjarige broer Leen en zijn moeder woonde. Leen is vlakbij huis verdronken, nadat hij met zijn moeder in een telefoonpaal was gevlucht: „De eerste keer dat ik terug ging naar die plek, was een vreselijke gang. Je gaat er heen en denkt: 'Vind ik hem daar? Hoe tref ik hem aan'? Maar hij lag er niet. Daarna ben ik blijven zoeken. Ik heb al zijn huiswerkspullen gevonden aan de dijk, vlakbij het gat. Moeder heeft ze altijd bewaard. Leen zelf is nooit gevonden. Jarenlang ben ik blijven zoeken en hopen dat hij nog gevonden zou worden. Want het is verschrikkelijk, dat je niet weet waar hij terecht is gekomen. Hij is nog altijd vermist." Corry Romeijn keerde pas na maanden met haar man terug naar de plek waar ze bijna waren verdronken. Tussen de puinhopen van de inge storte boerderij bij Ouwerkerk zochten ze bezittin gen: „Ik vond alleen wat kristallen messenleggers en de zilveren portretlijst waarin de foto van mijn schoonvader had gezeten. En de asbak die ik ooit voor m'n man had gekocht. Dat was het. Verder was alles verdwenen. Later is er op het dorp een koffertje van ons terecht gekomen met allerlei waardevolle spullen. En er is ook een foto-album aangespoeld op Zuid-Beveland. De foto's waren natuurlijk erg lelijk geworden, maar herkenbaar. Dus we hadden in elk geval nog iets." Met haar man en twee kinderen kwam Corry in februari '53 in Zeeuws-Vlaanderen terecht. Ze kregen een bovenhuisje boven een café toegewe zen. „Na de ramp moest je sterk blijven. Mijn dochtertje had een soort shock. Ze huilde zo vreselijk dat ze soms paars aanliep. Bovendien (ADVERTENTIE) kreeg mijn man last van z'n maag. Zo zaten we daar met ons vieren op een verdieping boven een rumoerig café. Wat een verschil met de boerderij in de polder! Ik heb me eerst sterk kunnen houden, maar op 'n gegeven moment is de reactie gekomen en ben ik ingestort. Ze hebben me naar het ziekehuis in Vlissingen gebracht. De slaapkuur daar heeft wel geholpen, maar wat het meeste nut had was dat ik even weg was en niet al die verhalen alsmaar weer hoorde." Goedheid Terug uit het ziekenhuis kreeg ze een beneden huis en uiteindelijk belandden ze op een boerderij in de Noordoostpolder. Van enige opvang heeft Corry Romeijn nooit iets gemerkt: „We hebben het allemaal zelf moeten klaren. Dat was vaak heel zwaar en moeilijk, maar voor de karaktervorming is het misschien wel goed geweest. Je moest vechten om er weer bovenop te komen. Daarbij komt dat ik toen heel veel vriendschap heb ondervonden. Na een week of vier schreef ik al: Ik huil van geluk en van verdriet'. Want wat ik allemaal gekregen heb van vriendinnen uit Rotter dam... brieven met geld, koffers met kleren! Er waren mensen die met meubels kwamen. We hebben zelden zoveel spontane goedheid onder vonden. Dat was echt geweldig. Ik weet wel, dat het materiële zaken waren, maar het betekende tegelijk dat mensen aan je dachten en veel voor je over hadden. Het is fantasisch als mensen zo reageren. Dan ben je alleen maar ontroerd." Toch is Corry Romeijn de uren in het instor tende huis, de tocht op het vlot en de vreselijke uren op de Rampaartsedijk nooit kwijt geraakt: „Ik heb het verhaal van onze belevenissen een week na de ramp, toen we geëvacueerd waren in Vlissingen, op papier gezet. Ik heb het zelf nooit meer helemaal kunnen lezen, het maakt me te emotioneel. Ik heb een standaard-verhaaltje, over de ramp, dat ik kan vertellen zonder in tranen uit te barsten, maar ik moet er niet buiten gaan, want dan gaat het mis. Ik raak de ramp nooit meer kwijt. Als ik Van der Weijde uit Nieuwerkerk tegenkom, komen de tranen bij ons allebei. Vanzelf. Hij is toen zijn vrouw en al zijn kinderen kwijtgeraakt. Ik zie elk jaar tegen 1 februari op. nog steeds. Hoe ouder ik word, hoe erger dat lijkt te worden. Vroeger had je het druk met het bedrijl en met het gezin. Dat is nu voorbij en dan komen de beelden vaker terug. Zeker als het stormt. Ik kan niet slapen als het hard stormt. Zelfs niet in de Noordoostpolder. Eenzaam Negen weken na de ramp was Johan Los terug bij zijn nog half overeind staande boerderijtje in de polder bij Oude Tonge. In de rampnacht had hij er zijn vader, zijn zus en zijn dochtertje verloren: „Toen heb ik - een paar honderd meter van ons huis vandaan - zelf ons dochtertje gevonden. Ze lag in een greppel. Ik zag meteen aan de kleertjes dat het Willy was. Ondanks fret gruwelijke van die vondst was ik blij. Want het is nóg erger als je verdronken familieleden niet terugvindt. Dat is me óók overkomen; mijn zus hebben ze nooit gevon den." Johan heeft jaren nodig gehad om zijn verdriet te verwerken. Soms liep hij nachtenlang buiten in de polder. Als hij ging werken op het land, moest vaak een van zijn kinderen met hem mee, bang als hij was ook dat kind kwijt te raken. „Je voelt je dikwijls eenzaam in je verdriet," zegt hij. Sara, zijn vrouw: „We moesten er zelf maar zien uit te komen toen we terug waren. Je had natuurlijk een rouwproces, al had je toen nog nooit van dat woord gehoord. Maar ik weet nog wel, dat ik alsmaar met m'n verdronken dochtertje bezig was en amper aandacht had voor de andere kinderen. Eén keer is de dominee bij me geweest. Hij zei: 'Alle kinderen die sterven, komen in de hemel'. Dat was alles wat hij kon bedenken om mij een beetje te troosten. Januari is voor mij nog altijd een slechte maand. Dan denk ik er nog dikwijls aan. Ach, je stoft een foto af en je bent weer terug. Als 1 februari maar eenmaal voorbij is, dan gaat het weer beter met me." Garagehouder Chris Nooteboom uit Strijensas heeft geen familieleden verloren, maar dat zijn auto het uitgerekend die nacht tijdens een red dingspoging begaf, heeft hem nooit meer losgela ten: „Je bent er natuurlijk niet dagelijks mee bezig, maar ik kan niet door de polder rijden of ik denk: 'Op deze plek viel de auto stil, hier was het gat in de dijk, daar stond het huisje van Verschoor waar ik dat meisje in het water zag staan en haar 'Help me toch'! hoorde roepen. Dat beleef ik dan allemaal opnieuw." De groep mensen die de ramp bewust heeft meegemaakt, wordt de laatste jaren snel kleiner. Steeds vaker worden ze geconfronteerd met de harde werkelijkheid, dat hun omgeving nog amper iets afweet van wat er zich op 1 februari 1953 heeft afgespeeld. Visser Jaap Schot uit Zierikzee werd er op 1 februari 1988 mee geconfronteerd: „Dat jaar was Beatrix op een zondag jarig. Maar de vlag uitste ken op zondag, dat doen ze hier niet. Weet je wat ze toen wél deden? Ze staken de vlag een dag later uit...op 1 februari! Van alle openbare gebouwen wapperde de vlag. Toen ik dat zag ben ik naar de burgemeester gegaan en ik heb gezegd: 'Hoe krijg je dat nou in je hoofd? Vlaggen op de dag dat de ramp herdacht wordt! Weet je wel, wat 1 februari voor de mensen hier betekent? Weet je, dat er mensen gehuild hebben toen ze die vlag zagen hangen? Ik vind het schandelijk'! Maar hij vond, dat ik toch moest begrijpen, dat de koningin nu eenmaal jarig was. Ik zei: 'Hang hem dan halfstok als je per se wilt vlaggen'. Maar dat kon natuurlijk helemaal niet. Ach, dat soort mensen heeft de ramp niet meegemaakt. Die hebben niet eens in de gaten hoe ze de mensen op hun ziel trappen. Want de vlag is blijven hangen, hoor." verdronken. Die vrouw heeft dat nooit kunnen verwerken. Ze wilde erover praten, niet één keer, maar steeds opnieuw. Mensen op het dorp gingen Zeuren Hoewel de overgrote meerderheid het verdriet in stilte tracht te verwerken, zijn er toch ook mensen die het van zich af proberen te praten. Maar dat valt niet mee in een omgeving, waarin het niet de gewoonte is om met je gevoelens te koop te lopen. Leentje Clarisse: „Er woonde hier in Nieuwer kerk een echtpaar van wie alle kinderen waren Kinderen behoorden - zoals gewoonlijk - tot de meest kwestbare slachtoffers. Foto:Nationaal Fotopersbureau dorpen met een zeer hoog percentage oud-gerefor meerden en het is bekend dat onder die bevol kingsgroepen de 'endogene depressie' altijd al zeer hoog scoorde. „Het aantal depressies ligt bij de oud-gereformeerden vier tot vijf keer zo hoog als bij de rest van de bevolking," bevestigt dokter Van der Eist.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1992 | | pagina 1