'Die ramp blijft altijd bij me' weekend ZATERDAG 21 NOVEMBER 1992 DEEL E Volgende week komt het boek 'De Kamp, een reconstructie' van de journalist Kees Slager uit. Het boek gaat over de watersnood in 1953 en in het bijzonder over het functioneren van de bestuurders destijds. Slager onthult de besluiteloosheid, en soms ook de paniek van burgemeesters en andere autoriteiten. In een eerder interview met deze krant is dat aspect reeds belicht. Vandaag een voorpublicatie van het laatste hoofdstuk van het boek, over hoe mensen de watersnood hebben verwerkt. Of niet. Van onze redacteur Cees Maas Op verjaardagen," zegt Peter van den Ouden in Oude Tonge, „wordt er nog wel eens over de ramp gepraat. Als er ie mand over begint wordt het onderwerp ook niet wegge duwd. Maar het blijft bijna altijd bij het ophalen van namen en ge- beurtenisses en feiten. Het gaat nooit over hoe de mensen zich toen voelden, over hun angsten of mis schien wel het ontbreken ervan, over hoe ze hun leed hebben gedra gen of verwerkt. Het zijn altijd alleen maar de afgepaste feiten. Het komt nooit aan de wortel, het is nooit het échte verhaal van de ramp. En nu weet ik wel, dat de mensen in onze streek nooit gesti muleerd zijn in het onder woorden brengen van hun gevoelens, maar je zou toch zeggen dat zo'n ramp, waarin je zo waanzinnig met de krachten van de natuur bent ge confronteerd, dat die toch iets los zou maken bij mensen. Maar dat gebeurt niet. Daarom irriteren ze me ook, die verjaardagsgesprekken. Blijft er van de ramp echt niet meer over dan het repe teren van feiten die er eigenlijk niets toe doen? Zo in de trant van: 'Dat kind is toen in de rampnacht op de zolder geboren en die is later getrouwd met die en die heeft nu de zaak van z'n vader overgeno men...' Het is alsof een oude film wordt afgedraaid met wat nare bijpassende geluiden. Dat is alles wat er is overgebleven van de ramp." Peter van Ouden heeft zelf ervarin gen van de twee dagen en nachten, die hij zittend op het dak van de buren in de verdronken polder bij Battenoord doorbracht, proberen te verwerken door ze weer op te roepen. Hij realiseerde zich hoe verdoofd hij toen was, niet in staat tot enige actie en hoe hij zich als toeschouwer voélde van een ge beurtenis. „Ik heb wel eens ge dacht: 'Als iets bezit van je neemt, dan beroert het je ook. Maar als iets maar gedeeltelijk bezit van je neemt, beroert het je veel minder'. Zo moet het met mij geweest zijn. Het enige wat diep bij mij ingegrift staat is het dreigende, fluitende geluid toen het water kwam. Voor de rest is 'het eigenlijk aan me voorbij gegaan. Ik ben later ook nooit bang geweest bij hoog water, geen seconde. Er waren mensen hier, die hele nachten wakker ble ven als het weer eens stormde en hoog water was. Maar ik heb zelfs nooit gedroomd qver de rampnacht." Niet alleen in de omgeving van Peter van den Ouden is de herinne ring aan de drama's van de waters nood weggestopt of verkleind tot een rijtje feiten. Dat gebeurt in het hele rampgebied. In het zwaar ge troffen Nieuwerkerk zit bakker, Kees Clarisse met z'n vrouw Adrie en z'n zuster Leentje in de woonka mer. Ook in hun dorp, zo bevesti gen zij, is er in de eerste jaren weinig over de ramp gesproken. Tegelijkertijd kennen ze dorpsge noten van wie ze weten dat die hun leven lang niet meer over het ver lies zijn heengekomen. „Het was te moeilijk voor de mees ten om elke keer weer herinnerd te worden aan hun verlies. Ze hebben het gewoon weggestopt, ze wilden het zo," zegt Leentje. „Ik vroeg er een keer naar aan een vrouw, die een zwaar verlies had geleden. Wanhopigen op het dak van een Zeeuwse boerderij. Maar ze zei: 'Ik praat er liever niet meer over.' Dat respecteer je na tuurlijk." Adrie: „Het is ook een feit dat je niet zo makkelijk een ge sprek begint met mensen die een zwaar verlies hebben ge leden. Als ze er niet uit zichzelf over beginnen, wordt er dus meest al nooit over gesproken. Zo werd praten over de ramp in zekere zin een een taboe op het dorp." Stille vrouwen die blijven tobben over het verlies van dierbaren r Stille vrouwen, die blijven tobben met de trauma's van het verlies van dierbaren. In veel dorpen van het rampgebied kent men ze. In Klun- dert zegt Anna Langeweg: „Mijn zuster is nooit over het verlies van haar zoon heen gekomen. Ze heeft nooit meer gelachen." „Er zijn op Stavenisse mensen, die de ramp nooit te boven zijn gekomen," zegt Jo Leune. „Ik ken een vrouw, die tijdens de ramp bijna al haar kin deren verloor. Die was de rest van haar leven volledig uitgeblust. Ik zie haar nog zitten in de kerk. Er zat geen leven meer in." Bij het verwerken van de ervarin gen tijdens de ramp speelt voor nogal wat mensen het geloof een grote rol. Zeker bij de orthodoxe gereformeerden, die de ramp im mers als een straf van God ervaren. Kees Clarisse heeft gezien wat dat betekent voor verscheidene van zijn dorpsgenoten: „Er waren hier veel mensen die hun verlies in stilte droegen, want ja, die ramp was geen werk van mensenhanden in hun ogen. Het was Gods hand geweest en daarom berustten ze er ook in. Ze vonden het wel ver schrikkelijk, maar ze droegen het. Ook daarom, denk ik, hoorde je na de ramp zo weinig over al dat verlies." In Stavenisse vertelt in 1973 huis arts Van der Eist dat velen dan nog steeds worstelen met niet verwerk te ramp-ervaringen. „In bijna de helft van de chronische gevallen krijg ik te horen: 'Sinds de ramp heb ik daar last van' of 'Sinds de ramp heb ik hier pijn'. De ramp heeft psychisch grote gaten gesla gen. Ik schat dat het aantal labiele mensen hier drie keer zo hoog ligt als gemiddeld in het land. En ik weet hoe de situatie elders in het land is, want voor ik hier kwam wonen, was ik waarnemer van be roep. Ik heb in de praktijken van zeker zeventig collega's gewerkt." Of alle klachten en depressies zijn terug te voeren op de traumatische ervaringen tij dens de rampnacht is de vraag. Stavenisse behoort tot de dorpen met een zeer hoog percen tage oud-gereformeerden en het is bekend dat onder die bevolkings groepen de 'endogene depressie' al tijd al zeer hoog scoorde. „Het aantal depressies ligt bij de oud gereformeerden vier tot vijf keer zo hoog als bij het andere deel der bevolking," bevestigt dokter Van der Eist. Hoewel de overgrote meerderheid zijn verdriet in stilte tracht te ver werken, zijn er ook mensen die het van zich af proberen te praten. Maar dat valt niet mee in een omgeving, waar het niet de ge woonte is om met je gevoelens te koop te lopen. Leentje Clarisse: „Er woonde hier in Nieuwerkerk een echtpaar, waarvan alle kinderen waren ver dronken. Die vrouw heeft dat nooit kunnen verwerken en die wou er wel over praten, niet één keer, maar steeds opnieuw. Er waren toen mensen op het dorp, die het op d'n duur vervelend begonnen te vinden, dat ze er altijd maar zo over bleef zeuren." Bets Versteeg in Numansdorp heeft ook behoefte om haar verdriet van zich af te praten. Zij verliest in de rampnacht haar vader en haar broer. „We zijn drie weken lang elke dag gaan kijken of vader en Hans al gevonden waren. Drie we ken! En al die tijd waren ze er niet bij. Dat waren verschrikkelijke we ken. Die onzekerheid maakte me gek! Er waren mensen die zeiden dat ze misschien wel door het gat in de zeedijk weggespoeld waren en dat ze nooit meer gevonden zouden worden. Ze zijn ook inder daad door een gat gespoeld, maar dan in een binnendijk. Ze zijn gevonden in een andere polder. Ze lagen vlak naast elkaar. Waar schijnlijk heeft vader, die een goeie zwemmer was, m'n broer tot het laatste toe vastgehouden. Ik ben nog nooit zo blij geweest als op de dag dat ze gevonden werden. Ik kon wel juichen! Ja, dat klinkt misschien gek, maar ik was zo vreselijk blij, dat ze eindelijk te recht waren." Ook na veertig jaar heeft ze nog behoefte om er over te praten. „Ik ben nooit hele maal over de watersnood heengekomen. En dat is misschien raar, maar ik vind het eigenlijk heerlijk om af en toe te praten. Dat doe ik dan met m'n man. Met moeder heb ik er nooit over kunnen praten. Maar elke verjaardag van mijn vader herdenk ik nog. Dan ga ik bij moeder op bezoek. Maar er wordt nooit over vader of over m'n broer Hans gepraat. Zij kan het niet. En zij is de enige niet hoor, want veel mensen praten er nooit Het is of een nare film wordt afgedraaid met wat nare bijpassende geluiden meer over. Maar ik durf rustig te zeggen, dat ik nog bijna dagelijks mijn vader mis." Als Wim Bolijn kort na de ramp terugkeert op Ouwerkerk, gaat hij de eerste dag al bij laag water naar een plek aan het Hennekenspad waar het huisje heeft gestaan, waarin hij samen met zijn zestien jarige broer Leen en zijn moeder woonde. Leen is vlakbij huis ver dronken, nadat hij met zijn moeder in een telefoonpaal was gevlucht: „De eerste keer dat ik terug ging naar die plek was een vreselijke gang. Je gaat er heen en denkt: 'Vind ik hem daar? Hoe tref ik hem aan'? Maar hij lag er niet. Daarna ben ik blijven zoeken. Ik heb al zijn huiswerkspullen gevonden aan de dijk, vlakbij het gat. Moeder heeft ze altijd bewaard. Leen zelf is nooit gevonden. Jarenlang ben ik blijven zoeken en hopen dat hij nog gevonden zou worden. Want het is verschrikkelijk, dat je niet weet waar hij terecht is gekomen. Maar hij is nog altijd vermist." Corry Romeijn keert pas na maan den met haar man terug naar de plek, waar ze bijna zijn verdron ken. Tussen de puinhopen van de 'ingestorte boerderij bij Ouwerkerk zoeken ze naar hun bezittingen: „Ik vond alleen wat kristallen mesleg gers en de zilveren portretlijst waar de foto van mijn schoonvader in had gezeten. En dan de asbak, die ik ooit voor m'n man had gekocht. Dat was het. Verder was alles verdwenen. Maar later is er een koffertje van ons op het dorp terecht gekomen met allerlei waar devolle spullen. En er is ook een foto-album aangespoeld op Zuid- Beveland. De foto's waren natuur lijk erg lelijk geworden, maar nog herkenbaar. Dus. we hadden in elk geval nog iets." Met haar man en twee kinderen komt Corry in februari '53 'in Zeeuws-Vlaanderen terecht. Ze krijgen een bovenhuisje boven een café toegewezen. „Na de ramp moest je sterk blijven. Want mijn dochtertje had een soort shock. Die huilde zo vreselijk dat ze soms paars aanliep. Bovendien kreeg mijn man last van z'n maag. Zo zaten we daar met z'n vieren op een verdieping boven een rumoerig café. Wat een verschil met de boer derij in de polder! Ik heb me eerst sterk gehouden, maar op 'n gege ven moment is de reactie gekomen en ben ik ingestort. Ze hebben me naar het ziekehuis in Vlissingen gebracht, waar ik een slaapkuur heb gehad. Het heeft wel geholpen, maar het meest heeft geholpen, dat ik even weg was en niet al die verhalen alsmaar weer hoorde." Terug uit het ziekenhuis, krijgen ze een benedenhuis en uiteindelijk be landen ze op een boerderij in de Noordoostpolder. Van enige op vang heeft Corry Romeijn nooit iets gemerkt: „We hebben het allemaal zelf moeten klaren. Dat was vaak heel zwaar en moeilijk, maar voor de karaktervorming is het mis schien wel goed geweest. Je moest vechten om er weer bovenop te komen. Daarbij komt dat ik toen heel veel vriendschap heb ondervonden. Na een week of vier schreef ik al: 'Ik huil van geluk en van verdriet'. Want wat ik allemaal gekregen heb van vriendinnen uit Rotterdam... brieven met geld, koffers met kle ren! Er waren mensen die met meubels kwamen. We hebben zel den zoveel spontane goedheid on dervonden. Dat was echt geweldig. Ik weet wel, dat het materiële za ken waren, maar het betekende tegelijk ook dat je ervoer dat men sen aan je dachten en veel voor je over hadden. Het is fantasisch als mensen zo reageren. Dan ben je alleen maar ontroerd." Toch is Corry Romeijn de uren in het instortende huis, de tocht op» het vlot en de vreselijke uren op de Rampaartsedijk nooit meer kwijt geraakt: „Ik heb het verhaal van onze belevenissen een week na de ramp, toen we geëvacueerd waren in Vlissingen, op papier gezet. Maar ik heb het zelf nooit meer helemaal kunnen lezen, want het emotioneert me te zeer. Ik heb een standaard-verhaalt je, over de ramp, dat ik kan vertellen zonder in tranen uit te barsten, maar ik moet er niet buiten gaan, want dan is het mis. Ik raak de ramp nooit meer kwijt. VERVOLG OP VOLGENDE PAGINA Met een amfibie-voertuig worden mensen in de Noordwesthoek gered. FOTO ANP

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1992 | | pagina 2