Kanttekeningen J Deltaveiligheid Deltacommissie Deltahoogte zaterdag 29 januari 1983 S Amerika en de toekomst ,,IK ZIE EEN Amerikaanse economie en een Amerika die weer aan de betere hand zijn. Het was president Reagan die verleden week deze woorden sprak op een perscon ferentie waar de balans werd opgemaakt van twee jaar presidentschap. Reagan voegde er nog aan toe dat de Verenigde Staten ,,een tijdperk vol hoop binnengaan, omdat bijna elke economische indicator in de richting van herstel wijst". Niet alle Amerikanen zijn het met deze op timistische visie eens. Senator Alan Cra nston nit Californië, een van de Democrati sche kandidaten voor het presidentschap, verklaarde in reactie op Reagans woorden, dat Amerika geen tijdperk vol hoop tege moet gaat, maar ,,een tijdperk vol wan hoop I ij kennen het lied en de wijs. De regering l'eegt de toekomst liefst in lichtende kleu- i n te schilderen en de oppositie ziet enkel sombere tinten... i en objectieve buitenstaander moet, zon der met alle juichkreten van de president in te stemmen, erkennen dal er inderdaad en kele hoopgevende factoren zijn aan te wij- ren. Ik noem: de zeer sterke daling van de rente, de daling van de benzineprijzen en <le weer oplevende verkoop van auto's. En •o zijn er wel meer indicaties. pagina 7 Verschuivingen MISSCHIEN is dus inderdaad het diepte- oitnt van de crsis gepasseerd. Maar zal Amerika zijn plaats als land van welvaart en van schier onbegrende economische mo gelijkheden herwinnen? Er zijn verschuivingen die te denken geven. De afzet van auto's neemt weer toe. Maar terwijl in het verleden de Amerikanen in grote wagens reden, is de laatste jaren de vraag naar kleine auto's - klein tenminste naar Amerikaanse begrippen - sterk toege nomen. Meer dan een kwart van de auto's die verkocht worden, zijn kleine wagens. Evenwel, de Amerikaanse auto-industrie kan geen kleine auto maken die tegen dito Japanse wagens kan concurreren. Er zijn de laatste jaren prijsverlagingen toegepast, zó scherp zelfs, dat de fabrikanten gemid deld f 1000 op een kleine middenklasser verliezen, maar toch winnen de Japanse au to's terrein. In 1979 verkochten de Japan ners 45 procent van de kleine wagens die in Amerika werden gekocht. In 1981 was dit 48 procent en in 1982 49 procent van de 3,2 miljoen kleine wagens die dat jaar in de Ver. Staten werden aangeschaft. Het zijn meestal beginnende autorijders die cleze kleine wagens aanschaffen, maar vaak blij ven ze dan ook later bij een Japanner" hangen. Japan heeft ultramoderne fabrieken, uitge kiend doelmatige werkmethoden en lagere lonen dan de Amerikanen die zich niet tij dig op dit type wagens hadden toegelegd. Daardoor zitten er in het produklieproces - van ijzererts tot cle complete auto - van een Japanse wagen iets meer dan 100 manuren en van een Amerikaanse gemiddeld 190 manuren. In arren moede zijn verschillende Ameri kaanse autofabrikanten onderhandelingen begonnen met hun Japanse concurrenten om gezamenlijk een kleine auto te produce ren, onder het motto: Kun je je tegenstan der niet verslaan, sluit dan een akkoord met hem. Het vervelende is, dat soortgelijke ontwik kelingen zich ook voordoen bij de produk- tie en afzet van chips, bandrecorders, foto toestellen en allerlei andere elektronische apparatuur. Door dit alles wordt het verschil tussen wat Japan naar Amerika uitvoert en wat het uit dit land invoert, steeds groter. Er zijn op regeringsniveau onderhandelingen gevoerd om dit verschil te verkleinen, maar veel hebben ze niet opgeleverd. De Ameri kaanse regering dringt erop aan dat Tokio vrijwillig" zijn export zat afremmen en is zelfs al aarzelend gaan werken met import quota, maar veel succes heeft dit alles nog niet gehad. Een koekje van eigen deeg O VERIGENS doet zich het merkwaardige feit voor, dat ook Japan de gevolgen van de economische wereldcrisis begint te be speuren en terrein verliest aan concurren ten als Zuid-Korea, Taiwan en Singapore, die vaak kwalitatief even goed en nóg goed koper weten te produceren. Duidelijk is dat in het Verre Oosten lan den naar voren dringen die in de toekomst geduchte concurrenten van het Westen op cle wereldmarkt zullen worden. B Duitsland en Nederland EN EUROPA? We hebben na de oorlog het befaamde Duitse Wirtschafrswun- den" beleefd: het verbazingwekkende her stel van de Duitse economie, dat tot grote welvaart leidde. Het heeft een tijdlang ge schenen alsof de nieuwe crisis de Bondsre publiek voorbij zou gaan, maar in de jong ste tijd is wel gebleken dat dit een vergis sing was. De Duitse produktie en afzet zijn wel degelijk zwaar aangetast. Voor 1983 wordt een economische groei van nul pro cent verwacht... Het zelfvertrouwen van de Duitsers heeft dan ook een geweldige dreun gekregen. De zwartgalligs te commentators herinneren aan het feit dat het in de jaren dertig de economische crisis en cle massale werkloosheid waren die Hitier aan de macht brachten. Wat Nederland betreft, daar groeit de werkloosheid sneller dan in enig ander lam van de Europese Gemeenschap. In gehee Europa was de gemiddelde stijging van de werkloosheid verleden jaar 16,8 procent, in Nederland 36 procent. Deskundigen betogen dat Nederland zich het al jarenlang te gemakkelijk heeft gemaakt. Het heeft een te groot deel van zijn export afgestemd op het buurland Duitsland, met verwaarlozing van nieuw opkomende gebieden. Het heeft zich on voldoende ingespannen om zich op nieuwe produkten en nieuwe technieken toe te leg gen, die in een snel veranderende wereld goede kansen bieden. Het speelt onvol doende in op de .mogelijkheden van mor gen". Voorbeeld: terwijl in verschillende Europese landen hard gewerkt wordt aan de ontwikkeling van kernenergie voor vreedzaam gebruik, heeft Nederland nog niet meer dan twee vrij kleine kernenergie centrales en wordt er gestudeerd over de vraag of we die ook maar niet zullen slui ten. Als dat laatste gebeurt, snijden we ons zelf af van een ontwikkeling die volop gaande is en die in de volgende eeuw een goedkope en waarschijnlijk onmisbare energiebron zat opleveren. Het is de vraag of we cle daardoor ontstane achterstand ooit nog kunnen inlopen. De menselijke factor ER ZIJN VEEL factoren die de conjunc tuur van een tand beïnvloeden. Factoren die we soms maar weinig kunnen verande ren: geografische ligging, hoeveelheid grondstoffen, klimaat, bodemgesteldheid. Er is ook de onderlinge afhankelijkheid van tanden en volken. Amerikaans econo misch herstel heeft een gunstige invloed op West-Europa. Als het in Duitsland slecht gaat, heeft dit kwalijke gevolgen voor de Nederlandse economie. Maar het belangrijkst is toch steeds weer de menselijke factor. Die geeft op de lange cluur de doorslag. Een natie die gemakzucht vaarwel zegt, met nieuw elan aan de slag gaat, zichzelf corrigeert en alle kansen grijpt clie zich op economisch gebied voordoen, zo'n natie heeft veel grotere toekomstmogelijkheden dan een volk dat alleen maar klaagt en moppert en onvoldoende bereid is zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden die een nieuwe inzet vragen. De toekomst zat uitwijzen of het Neder landse volk in voldoende mate cle deugden bezit die nodig zijn om de huidige crisis met succes het hoofd te bieden. Ook vele duizenden dieren werden het slachtoffer van de kolkende watermassa's. De kadavers werden op bepaalde punten verzameld om vandaar naar de destructiebedrijven te worden gebracht. vervolg van pag. 5 provisorisch. Maar al spoedig werd al wat ingezet kon worden gemobiliseerd voor het herstellen van de dijken. De Zuiderzeewer ken werden stilgelegd en mensen en mate rieel werden naar het rampgebied gediri geerd. Door middel van een noodwet nam het Rijk alle kosten van het dijkherstel voor zijn rekening. Niet alleen Zeeland was door de ramp getroffen. Ook grote delen van zuidelijk Zuid-Holland en westelijk Noord-Brabant, alsmede het eiland Texel waren niet door het water gespaard. Drie maanden na de ramp waren door de massale inzet van mensen en middelen al 58 stroomgaten gedicht. De resterende gaten werden in veel gevallen met behulp van caissons gesloten. Dit zegt wel wat van de grootte van de gaten. Bij Schelphoek, aan de zuidkust van Schouwen-Duiveland, was het kleine gat in de dijk uitgeschuurd tot een gapend gat van tegen de 500 meter breedte dat bijna 40 meter diep was. Er waren ruim 200 caissons nodig om hier weer scheiding tussen water en land te ma ken. Negen maanden na de ramp, op zaterdag 7 november 1953, werd ook het laatste, zeer moeilijke gat bij Ouwerkerk (Op Schouwen-Duiveland) gesloten met behulp van vier kolossale Phoenix-caissons. Naast de hiervoor geschetste directe maatregelen in het rampgebied werden ook acties ondernomen om een herhaling van een dergelijke ramp te voorkomen. Op 18 februari 1953, twee en een halve week na dato, installeerde minister Algera van verkeer en waterstaat de "Deltacom missie", die de opdracht kreeg maatregelen uit te werken teneinde een ramp als in fe bruari 1953 te voorkomen. Een jaar later verscheen haar belangrijkste rapport, dat de grondslag van het Deltaplan werd. De commissie zou nooit zo snel tot resultaat hebben kunnen komen als al niet in eerdere jaren door anderen voorbereidend werk zou zijn verricht. Voor de Tweede Wereld oorlog al kende Nederland een "Storm vloedcommissie" die meende dat in het zuidwesten van ons land dijkverhogingen nodig zouden zijn om de zee te weren. Het Deltaplan, gericht op veiligheid te gen stormvloeden door verbetering van bestaande zeeweringen en verkorting van de kustlijn door het afdammen van een aantal zeearmen, werd tot een wet verhe ven. De Deltawet werd in november 1957 door de Tweede Kamer aanvaard.Onder tussen waren de werken al in volle gang. Een dertig jaar later, anno 1983, is het Deltaplan nog niet gereed. De aanvanke lijke spoed liet het in de jaren zeventig af weten. De discussies over de afdamming van de Oosterschelde leidep tot een vertra ging. Inmiddels is het jaartal 1978 al ver vangen door 1986. Of dan ook de compartimenterings- dammen achterin de Oosterschelde gereed zullen zijn, is momenteel een grote vraag. Binnenkort is het rapport te verwachten van de commissie die momenteel de moge lijkheden en consequenties bestudeert van het eventueel vertragen van deze water bouwkundige werken (aanleg Philipsdam en Oesterdam). De vraag naar dit onder zoek is voortgekomen uit de grote finan ciële problemen waarmee het ministerie van verkeer en waterstaat worstelt. In het onderzoek worden de kosten van uitstel be rekend, alsmede de consequenties die uit stel van de werken heeft voor onder meer de werkgelegenheid, de veiligheid van Oost-Zeeland en westelijk Noord-Brabant, het milieu en de scheepvaart. Een ander onderdeel van de Deltawet is het op deltahoogte brengen van alle belang rijke waterkerende dijken in ons land. Leek het er aanvankelijk op dat dit een tot 1995 slepend proces zou gaan worden, onlangs heeft het kabinet hiervoor als jaar van ge reedkomen 1990 vastgesteld. De water schappen en andere dijk beheerders worden verzocht snel met de dijkverzwaringen die nog moeten plaatsvinden aan te vangen. Maar het daarvoor benodigde kapitaal moeten ze zelf lenen, Verkeer en Water staat is financieel blut. Dertig jaar na de ramp is de strijd om veiligheid van mens en dier en land nog niet gestreden. De behandeling van de begro ting van Verkeer en Waterstaat de afgelo pen week in de Tweede Kamer, heeft dat eens te meer duidelijk gemaakt. En ook de rest van dit jaar, alsook de volgende jaren, zal de Deltawet in de schijnwerpers blijven komen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1983 | | pagina 4