„Ik had nog nooit zo 'n golfbeweging gezien Waterschapsman J. D. Jagt uit St. Annaland: worden. Het valt hem niet licht. Liever zou hij dit gewichtige ambt willen ontlopen. Maar hij wordt ervoor ingewonnen en 46 jaar lang zal hij hoewel in alle gebrek onafgebroken het ambt van ouderling bekleden. Hij wordt in die weg gesterkt en me nigmaal komt hij de gemeente na de dienst in een persoonlijk woord ernstig te waarschuwen, bijvoorbeeld als zich in het dorp bijzondere gebeurtenissen heb ben voorgedaan. In 1914 ziet hij zich genoodzaakt zijn betrekking als landarbeider op te geven. Hij is lichamelijk niet meer tot het zware werk in staat. Dat is een gevolg van de worstelingen die hij heeft ten aan zien van land en volk. Die geeste lijke strijd duurt vier weken lang. Dan mag hij geloven dat Neder land voor het oorlogsgeweld dat allerwegen tot uitbarsting is ge komen, gespaard zal blijven. Hoewel Potappel het nu zonder inkomsten moet stellen, lijdt hij desondanks geen gebrek. Hij leeft, zoals dat heet, uit Gods hand. Voor de ambtenaren van de belastingdienst is dat een volsla gen raadsel. Ze vermoeden dat hij inkomsten geniet van de kerk en trachten hem daarop te vangen. Maar hoe ze ook hun best doen, ze kunnen er geen hoogte van krijgen. Het blijft voor hen een onbegrijpelijke zaak... Straatje om Niet alleen op het kerkelijk leven, ook op de dorpsgemeenschap drukt Potappel zijn stempel. Wie 's zondags een wandeling door de straten van Stavenisse maakt en Potappel in de verte ontwaart, zal snel een straatje omgaan, wetend dat „Lin" niet zal schromen zijn medereizigers op te roepen heden te kiezen wie zij dienen zullen. Zelfs de burgemeester ontloopt hem, al weet hij Potappel wel te vinden als zijn zoontje zwaar ziek is. De eerste burger verzoekt hem dan dringend zijn kind in de voorbede te willen gedenken! Eens bereikt Potappel het bericht dat er een meisje in Stavenisse ernstig aan toe is. Voor haar leven wordt gevreesd. Het gezin gaat niet bij Potappel ter kerke. Verre van dat, de vader staat bekend als een zeer vijandig man. Maar Pot appel krijgt werkzaamheden met het bijna opgegeven kind en voelt zich gedrongen haar op te zoe ken. Hij wordt door de wanhopi ge ouders binnengelaten en zendt bij het ziekbed een krachtig ge bed op tot die grote Geneesmees ter. En zie, er treedt verbetering in en het meisje herstelt weer. Het Schriftwoord dat het gebed van de rechtvaardige veel vermag, Op de achtergrond het kerkgebouw van de Oud-Gere formeerde gemeente van Stave nisse. Van deze gemeente was Pot appel jarenlang ouderling. gaat dan wel zeer lijfelijk in ver vulling. Biddagpreek Het is zondag 25 januari 1983. Een gure, sombere winterdag, 's Avonds zijn de straten van Sta venisse wederom gevuld met een schare kerkgangers. In de mid- dagdienst heeft ouderling Potap pel een catechismuspreek gele zen, die avond is de beurt aan ou derling J. W. Slager om een pre dikatie te lezen in verband met de achterliggende feestdagen. Al thans, dat verwachten de mees ten. Maar, dat is opmerkelijk, de voorganger leest de tekens af uit psalm 119 vers 120: „Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uwe oorde len". Sommigen schrikken op en herkennen de stof: een biddag- preek van vader Smytegelt. Ver warring tekent zich af op hun ge zichten. De oudvader wijst in deze preek op de grote lankmoedigheid die God nog heeft betracht. Welk een zegen is het nog te mogen verke ren onder de lommer van Zijn ge tuigenis. Maar wat hebben we met al die onverdiende zegenin gen gedaan? Zijn we er klein on der geworden? Nee, zeker niet, de ongerechtigheden stapelen zich op en de overtredingen zijn vele. Maar de Heere is geen ledig aanschouwer, Hij zal het komen te bezoeken. Er dreigt een ruïnie. God zal onze dijken doen door breken. Zo gij u niet bekeert, gij zult allen desgelijks vergaan. Als er geen berouw is, zal God zeker doortrekken met Zijn oordelen. De hoorders worden door onbe stemde gevoelens besprongen, te meer als de voorganger na de dienst zegt dat hij deze boete- preek heeft móéten lezen. Waar toe weet ook hij niet maar één ding is gewis: Gods oordelen zijn aanstaande. Daarom klinkt van avond dit ernstig vermaan. De gedachten vermenigvuldigen zich als tot besluit de zestigste vers van psalm 119 wordt gezongen, inzonderheid bij de laatste regels „Ik moet verschrikt en gans ver slagen wezen, als ik de oordelen die Gij Heer' doet, bedenk; ik moet mij ontzetten mits dezen". Wat mag dit alles, zo denkt me nigeen, toch te betekenen heb ben? Is het niet huiveringwek kend? Jammernacht Wat de kerkgangers niet weten, is dat ouderling Potappel die avond in een bijzondere gemoedsge- .steldheid de consistorie is binnen gegaan. Hij vertelt zijn mede broeders daar dat hij leeft onder de indrukken van naderende oor delen. Wat het zal zijn en hoe ze komen zullen, is voor hem ver borgen. Maar hij moet geloven dat God Zijn raadsplan zal uit voeren. Het is een verzegeld oor deel maar zeer gewis. De uitge kozen predikatie kan dan ook niet gelezen worden. Hij is be paald geworden bij een biddag- preek van vader Smytegelt. Diep onder indruk betreedt de kerke- raad vervolgens het kerkgebouw. Nog geen week later is Stavenisse onherkenbaar geworden. De gol ven beuken met ziedende kracht de dijken stuk en doen de huizen Een dijkdoorbraak in de buurt van het dorp. als papieren bouwwerken in ei kaar storten. Velen vechten in het vliedende water hun doodsstrijd. Ouders zien hun kinderen door de wilde golven meegesleurd, ra deloze mannen moeten machte loos toekijken hoe hun vrouwen schreeuwend in de golven onder gaan. Het oordeel is gewis, niets kan de brute vijand temmen... Ook Potappel komt in die jam mernacht om. Het huisje onder aan de Molendijk, waarin hij sa men met zijn zuster, haar man en hun dochter Marie woont, kan geen stand houden tegen de woeste baren. De muren storten in en de zinkende zolder drijft af naar de Molendijk. Later wordt Potappel daar naast zijn zuster en nichtje gevonden. Dertien dagen na de ramp wordt hij op de be graafplaats van Bergen op Zoom begraven door ds. Joh. van der Poel. Op zaterdag 3 juli 1953 wordt hij bij de herbegrafenis naar zijn laatste rustplaats op het kerkhof van Stavenisse gebracht. Daar herinnert een eenvoudig stenen paaltje nog steeds aan die godzalige Leendert Johannes Potappel. SINT ANNALAND Door de eeuwen heen zijn de waterschappen in ons land verantwoordelijk geweest voor het beheer van de zeeweringen. Zij waren derhalve bij de watersnood van 1953 zeer nauw betrokken. We spraken met een waterschapsman uit de getroffen gebie den, ing. J. D. jagt, die ten tijde van de ramp water bouwkundig ambtenaar was te Sint Annaland (Tholen). Zijn relaas geeft een vrij gedetailleerd beeld van de ge beurtenissen in zijn woonplaats maar ook van de situa tie elders op het eiland Tholen. We laten hem zelf aan het woord. „Op zaterdag 31 januari 1953 was het 's middags om ongeveer 4 uur ■hoog water. We hadden de schot- balken in de coupures (doorrij- openingen in de dijk) gezet en ik sprak met mijn kantonniers af dat we de zaak goed in de gaten zou den houden. Dat moest wel want het ging aardig tekeer en van een stormvloedwaarschuwingsdienst was in die tijd eigenlijk nog geen sprake." „Omdat het 's nachts rond 5 uur hoogwater zou zijn, had ik me zelf voorgenomen om 2 uur aan de haven te gaan kijken. Echter om 12 uur werd ik al gewaar schuwd door een van de kanton niers, die vertelde dat het water al bij de schotbalken stond. We hebber direct zandzakken opge zocht terwijl een plaatselijke aan nemer voor zand zorgde, zodat een flinke versteviging tegen de binnenkant van de coupures kon worden aangebracht. Om half een ging ik mijn vrouw en doch ter waarschuwen want ik ver trouwde het niet. Het water steeg en we zagen toen al wel in dat hier geen houden aan was." Golfbeweging „Onze eerste zorg was de mensen uit de gehele omgeving naar de hoger gelegen plaatsen te bren gen. De mensen van gemeente werken en de politie hebben daarbij geholpen. Ook de toren klok werd geluid. De meeste mensen gaven gehoor aan de oproep." „Om ongeveer 3 uur ben ik naar de dijken gegaan, vooral naar de zwakke plaatsen waar de wind zijn grootste strijklengte had. Ik had nog nooit zo'n golfbeweging gezien. Ontzettend! Een boer die daar vlakbij woonde, heb ik met een gewaarschuwd. Ik zei hem dat de dijk zo door kon breken. De man heeft nog juist tijd gehad om zijn vee naar een binnendijk te drijven. Nog geen half uur later stroomde het water de polder binnen. Een andere boer die meende dat eerst de sloten wel vol zouden lopen, moest rennen voor zijn leven. Het water kwam als een muur de polder inzetten." „Een oostelijker gelegen zeedijk brak ook door, op twee plaatsen 9

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1983 | | pagina 5