Ouderling Potappel
liet Stavenisse niet
ongewaarschuwd
Gedenkwaardige kerkdienst
op 25 januari 1953
We verwerkten in
korte tijd een
miljoenzandzakken
Ook op school kan Leen niet
meedoen. „Verloren" noemen ze
hem omdat hij eens in bange zie-
lenood luid in de klas heeft uitge
roepen: „Verloren, O God, voor
eeuwig verloren!" Zijn schoolka
meraden proberen hem zelfs in
brand te steken en ook wordt hij
eens in een wak in 't ijs geduwd.
Maar Leen wordt bewaard en zijn
leeftijdgenoten kunnen niet ver-
Voorganger
kwam
in de golven om
Tussen deze buisjes beeft de
woning van Potappel gestaan. Bij
de watersnood is bet buis ver
woest.
boten uitgeworpen in de omge
ving van boerderijen. Ook wer
den voedselpakketten en bussen
met drinkwater gedropt. Toen de
hulpakties eenmaal op gang kwa
men, verliep alles prima. De inzet
van de mensen, inzonderheid van
de militairen, was geweldig."
Noodherstel
„Al spoedig werd begonnen met
het noodherstel. Hiervoor had
den we op Stavenisse zo'n 900
man aan het werk. Er werd veelal
gewerkt met eenvoudige materia
len zoals baddinghout, perkoen-
palen, bietennetten, riet, stro,
warteldraad en zandzakken. Op
10 maart hadden we de zaak ge
sloten. In die korte periode wer
den hier ruim een miljoen zand
zakken verwerkt en dat allemaal
zonder de inzet van groot aanne-
mersmaterieel."
„De zeedijken zijn nu redelijk be
veiligd. In de havengeul is in 1977
een keersluis gebouwd. Hierdoor
is de veiligheid van het dorp een
stuk verbeterd. Dat was ook wel
nodig, want in de winters van
1975-1976 en 1977-1978 hebben
we zware stormen gehad.
Omdat ik sinds 1978 geen actief
waterschapsbestuurder meer ben,
sta ik nu iets verder van het ge
beuren af. Mijn mening is echter
nog steeds dezelfde; ik blijf
voorstander van een afgesloten
Oosterschelde, alle plantjes en
diertjes ten spijt. Veiligheid gaat
bij mij boven alles!"
<S> Door bet water meegenomen
raakte deze bijbel vast in een
lamp. Toen het water zakte bleef
hij hangen.
Burgemeester Verburg van
Stavenisse en zijn vrouw waden
door hun dorp.
dronken. Dit komt neer op onge
veer tien procent van de bevol
king. In de Kerkstraat alleen al
waren 90 mensen verdronken. In
die straat werden nagenoeg alle
aan de westzijde staande huizen
door het aanstormende water
vernield."
,,'s Zondags al zijn de mensen
van de brandweer, gemeente en
waterschap met hulp van vrijwil
ligers begonnen met het in veilig
heid brengen van overlevenden
en met het bergen van slachtof
fers. Soms gebeurde het wel dat
ze de mensen op de daken moes
ten laten zitten vanwege de zware
zeegang. Weldra kwam hulp op
dagen van vissers uit Tholen en
Yerseke, die ook veel mensen
evacueerden. Ruim 400 mensen
werden geëvacueerd met het
vrachtschip de „Crescendo".
Door vliegtuigen werden rubber-
Diensttijd
Op twintigjarige leeftijd moet hij
onder de wapenen. Daar ziet hij
geweldig tegenop, hij zal worden
ondergebracht in Breda en vreest
daar de gezelschappen met Gods
volk te moeten missen. Ook be
nauwt hem de gedachte aan de
ruwe omgangsvormen in het le
ger. Maar hij wordt wonderlijk
ondersteund.
Een alsmaar vloekende en tieren
de korporaal ondervindt dat wel
zeer in 't bijzonder. Als Leen de
man waarschuwt, is er in eerste
instantie grote beroering. Een
dienstplichtige die zijn meerdere
bestraft! Er wordt een hogere bij
gehaald en rapport opgemaakt.
Men zal de onbeschaafde recruut
leren. Toch kan Leen Potappel
ook dan niet zwijgen. Als hem
gevraagd wordt waarom hij be
zwaar heeft gemaakt tegen de
vloekende korporaal, stelt hij de
kapitein een wedervraag: „Heeft
u nog een vader?" „Nee, die is
dood", geeft de kapitein hem te
kennen. „Maar als nu de kapitein
veel van zijn vader heeft gehou
den, zou hij dan kunnen verdra
gen dat de naam van zijn vader
wordt gelasterd, vraagt Potappel
daarop?" „Nee, dan zou ik boos
zijn en het zou mij smart doen",
zegt de kapitein. „Welnu", hervat
Potappel, „God is mijn hemelse
Vader geworden en ik ben eeuwig
Zijn kind. Daarom smart het mij
als men den Naam van mijn he
melse Vader lastert en daarom
moet ik daartegen getuigen".
Voor de kapitein is dat gesprek
aanleiding om alle meerderen
bijeen te roepen om hun opdracht
te geven niet meer in het bijzijn
van de dienstplichtige Potappel te
vloeken.
Wereldoorlog
Teruggekeerd op Stavenisse
wordt hij op 24-jarige leeftijd
aangezocht om voorganger van
de Oud-gereformeerde gemeente
STAVENISSE Bij het herdenken van de watersnood
van 1953 zullen veler gedachten niet alleen teruggaan
naar de ramp zelf maar ongetwijfeld ook naar de beken
de en geliefde ouderling L. J. Potappel uit Stavenisse. Hij
behoorde immers bij de 1835 slachtoffers die deze cata
strofe dertig jaar geleden opeiste.
Leendert Johannes Potappel aan
schouwt op 27 maart 1882 het le
venslicht. Hij is de eersteling, na
hem zullen nog vier kinderen vol
gen. Leen („Lin", zeggen ze op
Tholen) groeit op in Stavenisse,
een dorpje dat verscholen ligt
achter de westelijke zeedijk van
het eiland Tholen en een toon
beeld is van ingetogenheid rust.
Reeds op zeer jonge leeftijd leeft
hij onder de indrukken van dood
en eeuwigheid en wordt hij een
stem in zijn binnenste gewaar die
hem gedurig zegt: „Zo kunt gij
niet sterven". Leen staat al spoe
dig bekend als een in zichzelf ge
keerde jongen, hetgeen zijn ou
ders maar matig bevalt. Als hij
vier jaar is, nemen ze hem mee
naar de kermis. Daar zal hij wel
van opknappen, denken ze. Maar
terwijl het drietal het feestgedruis
nadert, wordt Leen met de vrees
bezet dat ze gedrieën levend ter
hel zullen varen als ze nog één
stap verder durven zetten.
Schreiend rukt hij zich los en rent
naar het huis van grootmoeder.
Daar wordt hij later gevonden,
op de knieën liggend in een uitge
droogde sloot en biddend of God
hem en zijn ouders toch sparen
wil.
„Verloren"
De bekende voorganger van
de Oud-Gereformeerde gemeente
te Stavenisse L. M. Potappeldie
tijdens de ramp om bet leven
kwam.
hinderen dat hij op die School der
genade vorderingen mag maken.
Gods volk blijft daar ook niet on
kundig van. Ze verwonderen zich
erover dat hij reeds op zo'n jeug
dige leeftijd kan vertellen over
wat hij in één van zijn brieven
noemt, „die zoete omgang met
dat Lieve wezen".