„Beurzen open,
dijken dicht"
Ouderlijk huis nooit herbouwd
H
Geen bedankje
voor de held
van Oude Tonge
CHARITASPSYCHOSE SLOEG TOE; RAMP
LEENS OMZWERVINGEN NAAR EEN NIEUWE B
vrijdag 28 januari 1983 - BRABANTS DAGBLAD
COR V.D. TONNEKREEK
r
Oude Tonge, 31 ja
nuari 1953. Een
ijskoude storm
jaagt striemende
hagelbuien over het
kale polderland. Golven met
witte schuimkoppen, opge
stuwd door windstoten met
orkaankracht, beuken tegen
de dijken. Die nacht wordt
voor het Zuidhollandse
eiland Goeree-Overflakkee
een hel. Het dorpje Oude
Tonge gaat ten onder in de
kolkende watermassa, 306
van de drieduizend inwoners
verdrinken. De toen twintig
jarige Cor van de Tonne-
kreek zag kans 47 dorpsgeno
ten te redden. Met zijn moe
dige optreden haalde hij tal
van buitenlandse kranten.
En in ons land? De burgemees
ter, de notaris en enkele gemeen
teraadsleden kregen naderhand
een uitstapje naar Parijs aangebo
den. Voor Cor van de Tonnekreek
f50) die nota bene zelf de notaris
met een roeibootje uit zijn huis
haalde, kon er geen schouderklop
je van af.
Verbitterd is hij niet, daar is. ie
niet het type voor. Maar als je
hem er echt naar vraagt, zit het 'm
toch nog niet helemaal lekker. Het
ijs te vergelijken met het verzet in
de oorlog. Degenen die achteraf
zelf in het voetlicht traden, gingen,
piet de eer strijken. Vele anderen,
die werkelijk hun leven riskeer
den, krijgen na bijna veertig jaar
posthuum een herdenkingsmedail-
;le. „Laatst nog kreeg iemand uit
het dorp een gouden tientje, omdat
hij een kat uit de sloot had ge
haald", zegt Cor van de Tonne
kreek. „Toen dacht ik nog: had ik
dat maar gedaan. Als je zoveel
mensen redt, krijg je een schop
onder je kont". Kort na de water
snoodramp kocht Cors moeder een
huisje, dat de kinderen helemaal
voor haar opknapten. Na enige
tijd wilde zij toch verhuizen. De
woning leek Cor wel wat, omdat
hij met. trouwplannen rondliep.
„Niks hoor. Ik moest het huisje uit.
De gemeente liet me zelfs voor de
rechter komen. Als ik niet had
'toegegeven, was ik er wel mooi
door de politie uitgegooid. Dan
denk je toch wel: is dat de dank?"
Geen dijkbewaking
Terug naar die nacht in 1953.
Met het verstrijken van de avond
nam de noord westerstorm in he-
yigheid toe. Het water werd tot
ongekende hoogte opgestuwd in de
trechters van het Haringvliet en
de Grevelingen. Regenvlagen klet
terden tegen de ruiten van de hui
zen. Cor: „Toch maakte niemand
zich ongerust."
Cor woonde op de Molendijk,
waar zijn vader een café dreef. De
dijk was, samen met de ook hoger
gelegen Kaai, het enige gedeelte
van het dorp dat droog bleef. Toen
hij buiten póolshoogte nam, zag
hij het dorp wegzinken in het
-wassende water. „Binnen een half
■uur stond het water tot aan de
■dakgoten. We hoorden overal
mensen gillen, maar we konden
niets doen. Het was aardedonker,
overal was het licht uitgevallen".
Veel dijken waren particulier
bezit en de onderhoudstoestand
navenant. Op tal van plaatsen
sloegen gaten van tientallen me
ters doorsnee. Pas toen het weer
licht werd, drong de volle omvang
van de ramp door. „In de golven
dreven kadavers, bomen, stro en
weggeslagen daken en schuurtjes.
Aan de overkant van de Molendijk
stond een rij huizen. Uit de zolder
ramen schreeuwden mensen om
hulp. We probeerden een touw te
gooien, maar dat lukt natuurlijk
nooit over een afstand van meer
dan honderd meter. Ik- heb het
touw om mijn middel gebonden en
ben in het water gesprongen, 't
Was een paar graden boven nul,
maar op zo'n moment denk je daar
echt niet aan. Bij een tweede po
ging kon' ik het touw vastmaken
aan een schoorsteen. Toen zag ik
een stuk van een zolder drijven.
Een prachtig vlot. Zo konden we
telkens een man of acht langs de
lijn naar het droge trekken". Bin
nen een uur waren alle 47 bewo
ners aan de overzijde gered. Nau
welijks een kwartier nadat de
laatste in veiligheid was gebracht,
verdwenen de huizen onder het
wateroppervlak.
Uitputting
„Daarna zijn we met een paar
man naar de haven gerend. Met de
paar roeiboten die daar lagen,
hebben we nog veel mensen kun
nen redden. Maar de sterke stro
mingen maakten het te gevaarlijk
om naar sommige huizen te gaan.
Het gezin van Lieven de Vos zat
met drie kinderen pp een muur
van hun huis. Daar hebben ze het
de hele dag in storm en regen uit
gehouden. Je hoorde ze op de dijk
om hulp gillen. Van uitputting viel
de een na de ander in het water.
Tegen de avond stortte het huis in.
Alleen de moeder spoelde aan. Zij
was met een zoontje, dat in het
ziekenhuis in Dirksland lag, de
enige overlevende". Ook het dra
ma van de familie Koert zal Cor
nooit meer vergeten. „Het dak van
hun huis zakte in. Met z'n zevenen
dreven ze de hele dag op een stuk
wrakhout. Een dochterje van der
tien heeft moeten zien hoe haar
ouders, broertjes en zusjes vér-
dronken".
Het café van Cors vader zag er
in een mum van tijd uit als een
ziekenboeg. Cor: „De enige arts,
dokter De Voogd, werkte als een
paard. Het biljart gebruikte hij als
behandeltafel. De man had geen
medicijnen want ook de apotheek
stond onder water. Met aan stuk
ken gescheurde gordijnen en la
kens legde hij verbanden aan".
Pas dinsdag kwamen de eerste
helikopters en amfibievoertuigen
om de mensen uit de ondergelopen
polders te halen. Voor 306 inwo
ners van Oude Tonge kwam die
hulp te laat. Zij vonden hun laat
ste rustplaats in een massagraf.
De Haringvlietdam, de Brouwers-
dam, Grevelingendam en de Vol-
kerakwerken beschermen Goeree-
Overflakkee nu tegen het water en
verlosten het eiland uit een eeu
wenlang isolement. „En toch...als
het stormt zie je 's nachts bij de
oudere mensen nog altijd het licht
branden".
Omroepleider Gerard
Hoek van de NCRV
wist werkelijk niet
wat hem overkwam
toen Mj op die zon
dagmorgen van de eerste
febraari 1953 tijdens de
stichtende woorden van de
dominee met een niet te
onderdrukken gevoel van
paniek door een mede
werker bijkans uiit de
kerkbanken werd ge
sleurd. Dat moest wel
erg belangrijk zijn,
want Hoek „ging" bij de
omroep over de actuali
teit.
Tijdens de kerkdienst be
reikte de attente loonslaaf
het bericht, dat er in Zee
land iets mis was. Een
dijkdoorbraak, met nog al
wat slachtoffers, zo had
hij via de radionieuws
dienst van het ANP ver
nomen.
Haast was geboden, meende hij.
het fijne van de zaak kon hij
zijn uit devote gedachten opge
schrikte chef niet melden. Een
ramp, op zondag nog wel! Gaf dat
wel pas?
Vrijwel tegelijkertijd ontving
„de razende reporter" van de
VARA, Jan de Troye,
een wat merkwaardig
telefoontje van een
zekere Rutger Schou
ten wiens naam bij
deze socialistische om
roep sterk opgang had
gemaakt vanwege zijn
ongebreidelde kennis
van stemmige muziek in
het algemeen en van or
gelmuziek in het bijzon
der. Die kennis placht hij
via z'n radiopraatjes met
declamerende stem aan
de luisteraars over te
brengen. En hij oogstte
daarmee zoveel succes, dat
hij alom in het land een
geliefd gastspreker werd.
Zo stond op 1 februari
1953 een plaats in Zeeland
op z'n programma. Geheel
in stijl zou Schouten zijn
gehoor in de plaatselijke
kerk toespreken, waarbij hij
de beschikking had over een
in alle toonregisters te bespe
len orgel. Wie schetst zijn te
leurstelling toen hij na een
vermoeiende reis van de kos
ter te horen kreeg, dat de on
getwijfeld leerzame causerie
vanwege enige wateroverlast
in de kerk niet kon doorgaan.
Wat narrig zocht hij spoor
slags contact met Jan de Troye
en voegde hem via de telefoon
de gedenkwaardige zinnen toe,
die in Hilversumse radiokringen
nog steeds een eigen leven lei
den: „Jan, m'n lezing kan niet
doorgaan. Er schijnt, zegt de kos
ter, water in de kerk te staan. Mij
zegt het niets, maar misschien heb
jij er wat aan?". En zo begon de
actuele verslaggeving over de
grootste naoorlogse nationale
ramp met vallen en opstaan op
gang te komen.
Eensgezind
Los van de in de eerste dagen
krakkemikkige berichtgeving
werd door de Omroepgids van de
NCRV later een „verblijdende
eensgezindheid" in omroepland
geconstateerd, die tot uitdrukking
kwam „toen NCRV, KRO en
VARA hun reporters over de ge
troffen gebieden coördineerden."
Het heeft ons goed gedaan dat de
werkers bij de radio over het alge
meen blijk hebben gegeven in
zorgvolle tijden hun verantwoor
delijkheid zo goed te verstaan. Bij
het huldebetoon, door Engelse bla
den ten aanzien van de Neder
landse radio betuigd, sluiten wij
ons gaarne aan", aldus het hoofd
redactionele commentaar in de
Omroepgids van 14 februari 1953.
Die eensgezinde lijn werd ook op
een ander vlak doorgetrokken: het
verlenen van materiële hulp aan
de slachtoffers, die de ramp had
den overleefd. Werd het Ram
penfonds snel een be
grip, de actie „Beurzen
open, dijken dicht",
hield radioluisterend
Nederland gedurende
enige maanden in de
ban. En aan die actie
was vooral de naam
verbonden van de
toen immens populaire JoharT!BB-
degraven, die met het niet door tv-
concurrentie gehinderde program
ma „Mastklimmen" waanzinnig
hoog scoorde.
Buiten de kranten en het Poly
goonjournaal in de bioscoop was
de radio in die tijd nog het enige
directe communicatiemiddel. Ge
sterkt door de eendrachtige sa
menwerking in de verslaggeverij
besloten de omroepen gezamenlijk
de actie: „Beurzen open, dijken
dicht" (idee, Toon Rammelt, KRO)
op de antenne te brengen. Op de
.Schuttersweg had de NCRV nog
een vrijstaande villa staan, die als
actiecentrum werd ingericht. Jan
Boots (AVRO), Coen Serré (VA
RA), Wim Quint (KRO), Mieke van
Dille (VPRO) en Johan Bodegra
ven (NCRV) werden aangesteld
om de (letterlijk) nauwelijks te be
vatten tastbare blijken van mede
leven in ontvangst te nemen.
Bedelactie
De thans 68-jarige Johan Bode
graven: „Ten onrechte wordt die
actie met mij vereenzelvigd. Maar
ik begrijp het wel een beetje. Be
delen via de radio was volstrekt
onbekend. Ik had via de NCRV
enige tijd daarvoor met een actie
voor de kankerbestrijding nog al
wat succes gehad. M'n naam van
aartsbedelaar was toen gemaakt
en zou me nimmer meer verlaten.
Voor mij heeft die periode de
doorbraak van de grote omroepen
betekend. Zij bracht iedereen bij
elkaar. Waar je voordien op een
JOHAN BODEGRAVEN
eilandje wat zat te grasduinen
heeft beslist geresulteerd in een
hecht samenwerkingsverband,
vooral op journalistiek gebied."
Al probeerde de AVRO zich in
die periode ook wel eens te „druk
ken". Op 28 februari meldde de
Omroepgids streng: „AVRO zoekt
kracht in haar isolement." Maar;
zo werd de dissidente vereniging
voorgehouden: „Eendracht maakt
macht, tweedracht breekt kracht."
En al spoedig draaide zij bij om
haar steentje bij te dragen aan de
actie „Beurzen open, dijken dicht",
die tijdens een slotmanifestatie ih
het Concertgebouw in Amsterdam,
eind mei, 5,5 miljoen gulden (dat
was wat voor die tijd) bleek te
hebben opgebracht. Bodegraven:
„Nu kijkt men wat besmuikt tegen
dat bedrag aan, maar dat was me
een dot geld in die tijd. Op het gi
ronummer van het Rampenfonds
is in totaal 200 miljoen gulden bin
nengekomen, dat was twintig pro
cent van de rijksbegroting in dat
jaar. Probeer die geweldige chari-
tas eens even naar 1983 te verta
len. Dat lukt je niet, zelfs niet met
de actie van Mies Bouwman van
het dorp van dokter Klapwijk, tién
jaar later."
Bodegraven vertelt, dat de.otn^
roepen aanvankelijk nogal wat
moeite hadden met een wekelijks
op de twee radionetten te present
teren showprogramma, waarin -dé
mammoet-actie centraal stondé
„De eerste dagen na de ramp. wer
den alle programma's omgegooid.
Geen verstrooiing, niets. Alléén
gedempte muziek, afgewisseld mét'
nog meer nieuws uit het rampgé"
bied. -Dat was een afweging',
maar er was nog een andere:
Nederland stond in de hele we
reld in de spotlights. Iedereen
wilde helpen. Artiesten mét
klinkende namen boden belan
geloos hun medewerking aan.
Je kwam voor het dillemma
te staan: bijna 1.900 mensen
overleden en aan de andere
kant was er de overweging dat
het doel de middelen heiligt.
En hoe! De shows, die door
Karei Prior werden geprodu
ceerd en geregisseerd, brach
ten waanzinnig veel geld op.
Dirigenten van naam ston
den in de rij om voor het
Metropole Orkest van Dolf
van der Linden te staan. Er
was een charitas-psychose
losgebroken, die tot ver bui
ten de landsgrenzen reikte:"
de broedei
et ouderlijk huis
van de Otto's is
nooit meer opge
bouwd. Op de dag
van hun vertrek bij
ers van St. Louis
was de bestemming een ba
rakkenkamp in Middelbeers.
„Dat hadden de mensen van
■de gezondheidsdienst zo gere
geld. Maar toen we gepakt en
gezakt gereedstonden, ging
broeder Litoorius ervoor
staan en zei: 'Dat gaat mooi
niet door'. Urenlang werd er
daarna onderhandeld. Ten
slotte werd een woning voor
ons vrijgemaakt in Oudemo
len een gehucht in de ge
meente Fijnaart. Er stonden
in de gemeente nogal wat
huizen in aanbouw, die in
snel tempo werden afge
bouwd", zegt Leendert Otto,
die zich de uittocht van de
familie uit het klooster her
innert als de dag van giste
ren.
In een BBA-bus met de fietsen
achterop gebonden vertrok de fa
milie op 23 april naar haar nieuw
ste bestemming. Ruim veertien
dagen hadden ze de tijd gehad om
met hun schamele bezittingen het
huis in Oudemolen in te richten,
toen de jongste telg van de familie
werd geboren. Een jongen.
„Van de ambtenaar van Volks
huisvesting kregen we toestem
ming om naast het huis een'
schuurtje te bouwen. We hadden
met ons gezin wel tien fietsen in
gebruik. Van buiten leek het nog
wel wat, maar van binnen waren
de buizen aangevreten door het
zout, zodat de een na de ander
door zijn fiets zakte." Van contac
ten met de broeders is volgens
Leendert nooit meer sprake ge
weest. „Met nieuwjaar '54 heeft
mijn vader nog een kaart naar
hen gestuurd. Hij kreeg toen van
het hoofd van het klooster een uit
voerige brief, waarin stond, dat
het beter was, dat de banden wer
den verbroken. Heel gek was dat
eigenlijk, maar waarschijnlijk
wilden ze geen dank voor wat ze
voor ons hadden gedaan."
Nadat de dijken waren gedicht
werden door het Rode Kruis als
schenking uit Skandinavië voor de
evacuees houten Zweedse en
Noorse woningen beschikbaar ge
steld. De familie kreeg in de pol
der twee Zweedse exemplaren on
der een kap. In het ene deel woon
de de familie in het andere de ge
trouwde zus met man en kind. Vijf
kinderen van de familie hadden
hun slaapplaats bij hun zuster.
„Voor het Noorse en Zweedse
filmjournaal is in opdracht van
het Rode Kruis toen nog een film
pje over ons gemaakt. Maar mijn
vader stelde wel de voorwaarde,
dat die hier in Nederland niet
mocht worden vertoond", zegt
Leendert.
„De vader en moeder van mijn
moeder zijn verdronken. Ook haar
broer, zijn vrouw en twee kinde
ren zijn omgekomen. In overleg
met de overgebleven familieleden
werd besloten, dat we als blijven
de huisvesting zouden gaan wonen
in het huis van de grootouders.
Daar was niet veel van over. Al
leen de schuur stond er nog half.
Die was nog vrij nieuw en ge
bouwd na de waterlinie in 1944.
Het huis was eigenlijk een dubbele
woning; een verbouwde stoof, de
nacht doorbrachten. De wortels van
de meekrap werden gebruikt als
kleurstof voor textiel", verklaart
Leendert.
„Maar alles lag in puin. Bij het op
ruimen van de rommel vonden we
nog een geldkistje van opa met 19 gul- 1
den en centen erin. Dat was de kas van
de Bejaardenbond, waarvan hij pen
ningmeester was. Mijn vader ging boe
ren op de grond die bij het huis lag,
maar dat viel niet mee. In het begin lag
er nog veel zand op de klei en er wilde
weinig groeien. Ook door de verzilting ff
van de grond wilde niet veel lukken. Je
kon eigenlijk alleen maar onkruid wie- i
den, maar veel groente van de grond ha- f
len was er niet bij. We hebben veel gips
door de grond moeten mengen", weet
Leendert nog.
In februari 1957 vestigde de familie zich
definitief in de herbouwde woning van de
grootouders in Heiningen. Vier jaar nadat ze
op zo'n wrede wijze uit hun huis waren ver
jaagd door het water. Vader en moeder Otto
*zijn overleden. Twee jaar geleden stierf ook
de oudste zoon. De kinderen zijn allemaal in
Nederland gebleven. Velen van hen vonden
een baan in de verpleging. Johannes en Leen
dert bleven Fijnaart trouw. Johannes is elec-
triciën en Leendert is sluiswachter op de Vol-
kerraksluizen. Fijnaart is door de deltawerken
nu redelijk goed beschermd, maar de wonden,
die de stormramp heeft aangericht zijn na dertig
jaar nog maar amper geheeld.