Het getij is gekeerd en de dammen worden geduld 2S jaar na de watersnood zaterdag 28 januari 1978 de helft van de jaren zeventig is ook in de kleine dorpen de loop der be volking gekeerd, er gaan niet langer inwoners af, er komen er bij. Drie honderdvijftig in 1977 - de groei wordt fronsend bezien in Middel burg, waar de provincie vindt, dat het allemaal nogal hard gaat, Tholen moet groen en rustig blijven, het staat in de nota's van het rijk. En de gemeente voegt zich - met de andere Zeeuwse gemeenten - in het koor van protesterenden. „Het is te gek", zegt Van Boeijen, „dat de gemeente niet de kans krijgt de dorpen een beetje te laten aankomen, het zal moeite genoeg kosten. Als onze men sen in Brabant gaan werken, waar om mogen Brabanders dan hier niet komen wonen? Hoe is het - met die aantallen - nu te verdedigen, dat je? bestemmingsplannen moet halveren. De lijn is omgebogen, er komen men sen dij, je moet ervoor alles voor pro beren te zorgen, dat je niet terug keert naar de situatie van vroeger". Zonder pont In 1953 beginnen ze gelijk, Schou- wen-Duiveland, grote delen van Be veland, van Tholen en Sint-Phllips- land, Walcheren en Zeeuwsch- Vlaanderen: als verdronken, ontred derd land, dat er bovenop moet zien te komen. Tien jaar later waait er iets als een feestroes over Midden- Zeeland, Deltadammen hebben de Bevelanden en Walcheren aan el kaar gekoppeld, Midden-Zeeland lijkt de kop te nemen in de Zeeuwse race naar de nieuwe tijd, Tholen zit in de achterhoede. En zie - weer vijftien jaar later keren de Delta werken terug naar Tholen; naar het land, waar ze, in de jaren vijftig nog, begonnen zijn met de afdamming van de Pluimpot, die als een wig het eiland scheidde. Straks - over zeven jaar - hoeven die van Sint-Philipsland de pont niet meer te nemen om in Schouwen- Duiveland te komen en die van Tho len hebben dan Brabant niet meer nodig om op Beveland te geraken. Achterin de Oosterschelde is naar het noorden de Philipsdam in uitvoe ring, en naar het zuiden komt de Oesterdam. Ontsluiting - jawel. Maar de uitbundigheid, waarmee dat verschijnsel in het Zeeland van de jaren zestig wordt begroet is ver dwenen. Het is er op Tholen en Sint- Philipsland ook niet geweest. Zee land en Tholen gaan in de jaren ze ventig gelijk op. „Dié dammen - dat kon nog weieens een hele drukte ge ven". Het klinkt zuinigjes, het geluid van de jaren zeventig. „Er zitten - los van de veiligheid - positieve dingen aan de dam", vindt Van Boeijen. ,,Je komt dichter bij Goes te liggen. Maar aan de andere kant: Tholen en Sint-Philipsland worden opgenomen in een soort rondrit, die via de Deltawerken zal ontstaan. Dagje Deltadammen doen. Vanuit de randstad over de Greve- lingendam, de Zeelandbrug en via de Oesterdam en de Philipsdam terug. Je koopt er niet veel voor". En Geu ze: „De veiligheid, da's grootste be lang van de dam. En de functie bij dei waterhuishouding. En als er toch een dam ligt, waarom zou je dan het ren dement van tien kilometer korter rijden naar Zeeland er niet uithalen? In 1961, toen Zuid- en Noord-Beve land met de Veerse Gat aan Walche ren werden gekoppeld, hield de ZLM van Geuze een gigantische mani festatie op Noord-Beveland om de ontsluiting te vieren. Het Rotter dams Philharmonisch Orkest onder Flipse concerteerde in een reusachti ge tent, massa-regisseur Carel Briels dirigeerde de manifestatie „Delta einde eerste fase", dat in West-Euro pa via de televisie werd uitgezonden. „Nee", schudt Geuze op m'n vraag, „zoiets zie ik niet gebeuren, als Tho len aan Beveland en Flipland aan de Grevelingendam wordt gekoppeld". Over land Tussen Tholen en Sint-Philipsland werpen waterbouwers In het begin van de jaren zeventig óók een dam op, ze moet de stromingen van de Krabbekreek uit de gekanaliseerde Eendracht houden. Een directe ver binding. Over en weer maakt men er gebruik van, deze en gene uit Flipland koopt z'n autootje niet lan ger in Steenbergen, maar op Tholen; van Tholen uit verhuizen mensen naar Flipland, je hoorde er vóór de dam niet van: de christelijke mavo in Tholen krijgt toeloop uit Flipland, de leerlingen worden dagelijks per bus over de dam aangevoerd. Tussen de gemeenten klikt het niet, Sint-Phi lipsland wendt zich voor zijn ge meenschappelijke regelingen rich ting Schouwen-Duiveland, over wa ter. Wat zei minister Beemink ook alweer, toen het WD-kamerlid Wie gel vroeg waarom Sint-Philipsland - net als het waterschap - bij Tholer kon worden gevoegd? „Het is een moeilijke zaak", ,zei de bewindsman, „want Tholen en Sint-Philipsland hebben geen rechtstreekse verbin ding met elkaar. Wanneer er een dam komt, blijft het provinciaal be stuur van Zeeland diligent". Tholen is één gemeente, een een heid in verscheidenheid. Op dat plein dromde een heel dorp samen om te protesteren tegen de samenvoeging met een smalstad, twee kilometer verderop. In die kerk vond men na de ramp de bijbel in de lamp. toen vrij wel alle inwoners tijdelijk elders waren ondergebracht en in datzelfde dorp weigerde men twintig jaar later de tijdelijke opvang van een groep Surinamers; Van die school werd de naam veranderd, toen prinses Irene katholiek werd en daar lopen de pastoor er het SGP-raadslid samen voorop in de optocht op koninginne dag. En in die stad riep een raadslid, dat-ie niet achteruut uit het eiland opwou. Dóar komt die Deltadam te liggen en een Deltadam betekent verkeer. Tholen heeft rust en ruimte, sport vissers en zesduizend kampeerders per seizoen, ze gaan vergezeld van een enkel diefstalletje en een hoop vüülte an d'n diek. Dat geeft mindc- gedoe dan in Walcheren of in de kop van Schouwen. De VW zou best een wervende folder kunnen samenstel len, voor straks: Tholen, Land van rust en ruimte. Maar ze doet het vast niet. Er zouden maar een hoop men sen op afkomen. ling der Deltawerken liggen, er zijn andere ontwikkelingen gaande. Be staan er niet de plannen om achterin de afgesloten Oosterschelde een groot industriegebied aan te leggen, je hoort er vandaagt de dag nog we ieens over spreken in Brabant. En loopt niet de nieuwe Schelde-Rijn- verbinding, die de binnenscheep vaart een eigentijdse route geeft tussen Antwerpen en Rotterdam vlak langs Tholen en Sint-Philips land? De Eendracht moet ervoor ge kanaliseerd worden, er komen twee nieuwe royale bruggen bij de toe gang naar Tholen en het veertje bij Oud-Vossemeer wordt ervoor weg geveegd. Het mooiste veer van Zee land, als de schipper me op zijn pon tje-zonder-opsmuk afdrijvend over zette, kon ik me altijd een beeld vor men van de manier, waarop de Bata ven en de Kaninefaten indertijd de Rijn moeten zijn afgezakt. „We beleven vandaag een voor de ontwikkeling van de provincie Zee land toch wel bijzonder merkwaar dig tijdstip, mijnheer de Voorzitter", zegt de ARP-woordvoerder J. A. van Bennekom bij de behandeling van de Thoolse herindeling in de Tweede Kamer. We hebben nu een eindfase in de veelheid van argumenten dan in de hoedanigheid. Er zit een brok weemoed in de ontwikkeling. Als ik denk aan de burgemeester van Sint- Annaland, die dezer dagen met pen sioen hoopt te gaan en die dan in die zelfde tijd zijn derde gemeente ten grave ziet dragen, eerst Kerkwerve op Schouwen-Duiveland, daarna' Sint-Laurens op Walcheren en nu Sint-Annaland op Tholen, dan is dat eigenlijk een stuk tragedie". Burgemeester J. E. van Boeijen geeft sinds juli 1971 leiding aan het bestuur van de ene gemeente Tholen. Het manoeuvreert behoedzaam, het moet de eenheid, die het kreeg opge legd, bewaren. Het „openbreken van de grenzen en het bevorderen van de samenwerking" doe je op Tholen niet in één dag. Het bestuurt even be hoedzaam als eerder de herverkave lingscommissie, die het door de Noord-Hollandse Maatschappij van Landbouw geschonken ontmoetings centrum voor de streek niet in het' grootste dorp neerzette, maar bij het kleinste, in het hart van het eiland. Het „Hollandhuis" in Scherpenisse. De gemeente vestigt zich niec in de door Kees Cijsouw Het is diep in de jaren zestig, als zich in het pas gerestaureerde stadhuis van Sint- Maartensdijk de raadsleden van de zeven Thoolse gemeenten verzamelen. De golven van de ramp zijn weggeëbd, de golven van de nieuwe tijd overspoelen het eiland. Mi nister H. K. J. Beemink van Binnenlandse Zaken komt in Sint-Maartensdijk horen, hoe de gemeenten denken over zijn plannen om van de bijval is gering, de bedenkingen zijn talrijk en de formuleringen zakelijk. Is er ten slotte nog iemand, die het woord ver langt? „Excellentie", zegt een man in het midden van de zaal, raadslid van de stad Tholen, „oe kun je dat noe toch doê? Dan moeten we straks van Tholen naar het ei land toe. En dan rieë me achteruut". Tholen tussen drieënvijftig en achtenzeventig is een land van tegenstellingen, van eenheid en ver scheidenheid, Je stuit er iedere keer weer op, als je een werkje ter hand neemt, dat ingaat op de veranderin gen, die het eiland te wachten staan. Tholen ligt gunstig - heet het in de jaren zestig - het ligt dicht bij West- Brabant en Rotterdam, waarmee het zich niet verwant voelt, maar waar het wel werkt. Er is mentaal de trek naar Zeeland, het zuiden ligt he melsbreed nog geen tien kilometer van Goes af, maar je moet vijftig ki lometer rijden, voor je er bent. In het Zeeuwse werkt maar één procent van de Tholenaars met een beroep. Tholen is een afgerond gebied - heet' het - „maar de zeven dorpen zijn ge scheiden van elkaar gegroeid en nog lang nadat verbindingen over land tot stand waren gekomen, bleef het contact beperkt". In 1974 nog toont een onderzoek aan, dat nog geen ze ventig procent van de inwoners meer dan „een paar keer per jaar" in de andere dorpen komt. Gemeen heb ben de zeven dorpen een sterk Calvi nistische inslag bij de inwoners, „de vaak wanhopige strijd tegen het wa ter", zegt een rapport van de Vereni ging van Nederlandse Gemeenten - „heeft op het geestelijk leven een stempel gedrukt, waarbij een sterke nadruk wordt gelegd op het voorbe stemd zijn, op tegenslag en ellende als essentiële bestanddelen van het leven". Tot eenheid leidt het niet, „er groeiden gesloten gemeenschappen, die veelal naar binnen keken". Van binnenuit De verscheidenheid wordt van binnenuit gevoed. Tholen is in de loop der eeuwen gegroeid uit vier ei landjes, de afgedamde Pluimpot was er de laatste herinnering aan. Ze drong tot het eind van de jaren vijf tig als een wig in het Thoolse land, ze mocht dan niet zo diep zijn als de Westerschelde. ze was toch dieper dan menigeen dacht en aan weers kanten van de Pluimpot mochten die van Scherpenisse en Sint-Maartens dijk elkaar niet. In Smerdiek woon den de rijke boeren en in de buurt had je de meeste landarbeiders; tot vandaag is die verhouding merkbaar in de stembus, nergens is de aanhang van de PvdA op Tholen zo groot als daar. Sint-Annaland en Stavenisse waren de dorpen, waar veel groente werd geteeld, de dorpen van de klei ne zelfstandigen. In Oud-Vossemeer hadden ze een venster op Brabant en dat gaf toch een heel ander gevoel, ze houden er kermis en voetballen er op zondag. Poortvliet onderscheidde zich door de geografie, het enige dorp, dat niet aan de rand van het ei land ligt, het enige dorp dat het zon der de bedrijvigheid van een haven moest stellen. En al was Sint-Maar tensdijk de „smalstad", Tholen was de stad; in de jaren twintig moest ze alleen zorgen voor de aanleg van een (tol)brug over de Eendracht, de dor pen deden niet mee. Zeven samenle vingen in een afgerond gebied, „ze keken veelal naar binnen en zetten zich af tegen de buitenwereld". Van buitenuit De eenheid, de grotere maten, ze worden Tholen van buitenaf opge legd. Het eerst in de landbouw, wan neer na de ramp voor Schouwen-' Duiveland, delen van Zuid-Beveland en Tholen de herverkavelingswet- Walcheren wordt toegepast. Ir. M. A. Geuze uit Poortvliet - nu Wouw - is in drie jaren voorzitter van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij. Ik praat met hem over Tholen in de jaren vijftig, hij geeft me wat docu mentatie mee. Erin bladerend vind ik in een van de werkjes zijn foto. Geu ze bezig aan zijn bureau, met als be geleidend tekstje: „Wie schrijft, die blijft". Geuze schreef en sprak veel over de herverkaveling in die tijd. Op een bijeenkomst van hervormde predikanten in Goes, bijvoorbeeld in 1956: „De staat bevroor als het ware de hele rechtstoestand op de gronden en men had het gevoel, dat men niet meer wist, waar men aan toe was. Dat drukt psychologisch zeer zwaar op de mensen. Er ontstaat een grote portie wantrouwen en er komen praatjes. Men zegt, dat het gebeurd is om de werkloosheid te bestrijden, om ambtenaren aan het werk te zetten, om de grote boeren te helpen en de kleintjes naar beneden te drukken. Dit zijn echt praatjes en ze kunnen als een kankergezwel doorvreten, wat dodelijk is voor een dorpsge meenschap". En in een kerkblad: „We moeten bepaald niet denken, dat we hier, zelfs in hoofdzaak, maar met een technisch probleem te ma ken hebben. Niet alleen de grond, maar ook de mensen in deze streken en de gegroeide verhoudingen wor den verkaveld. Gezinnen vertrekken, andere gezinnen worden verplaatst, afgelegen hoeven worden ontsloten, gebouwen afgebroken, waar geen boerderijen stonden, verschijnen nieuwe, aannemers vallen binnen en verstoren de arbeidsverhoudingen, het grondgebruik wordt onzeker, soms onmogelijk. De zegeningen van cultuurtechniek kunnen niet ver kocht worden, zonder dat men de be volking naar de geestelijke beheer sing van de schoksgewijze tot stand gekomen omvorming doet groeien". Maar in de loop van dertien jaar groeien in het Thoolse land nieuwe maten en een commissie voor de streekverbetering helpt de inwoners eraan te wennen. Een „van binnenuit vormende kracht" wordt ze later ge noemd. „Over de Eendracht onze eendracht", heet het boekje, dat in 1959 uiteenzet wat er kan gebeuren om de streek vooruit te helpen. Op de eerste pagina alweer een foto. Een groep mannen en vrouwen, onge schoold poserend voor de fotograaf. „De commissie met haar deskundi gen", heet het in het bijschrift Onvermijdelijk Er is nog een foto in het werkje, die mijn aandacht trekt. Een volle auto bus in de stad Tholen bij het ANWB- bord: „Steenbergen 12. Bergen op Zoom 6,3, Antwerpen 42" en het bij-1 schrift: „Zonder vestiging van indus trie op het eiland is pendelen of emi gratie onvermijdelijk". Mét de nieu we maten zet op Tholen ook de me chanisatie op het land door: „Het geestelijk leven, dat in sterke mate wordt gevoed door de kerk, staat vrijwel los van de werksfeer, schrijft dr. C. de Galan van het economisch technologisch instituut voor Zeeland in 1959. „In religieus opzicht is men in sterke mate ingekeerd, terwijl men in het werk openstaat en met zijn tijd meegaat. Het is belangrijk, dat materiële vooruitgang in de werk sfeer als norm wordt aanvaard: men wil vooruitkomen". Het leidt wel tot een sterke werkloosheid onder de landarbeiders, ze zoeken hun heil el ders of ze gaan pendelen. West-Bra bant, naar Antwerpen, naar de Rot terdamse haven. „Een oplossing, die gezien de grote afstand en gezien de in het verleden bewezen zwakke po sitie van de pendelaar niet aanbeve lenswaardig is", noteert De Galan aan het eind van de jaren vijftig. Er wordt - van buitenaf - opnieuw wat aan gedaan: de regering begint een regionale industrialisatiepolitiek. Zeeland wordt aangewezen als „pro bleemgebied". de minister van Eco nomische Zaken, prof. J. Zijlstra, duidt Goes, Terneuzen, Zierikzee en Sint-Maartensdijk aan als „kernen waar de vestigingen van industriële bedrijven,, zal worden gestimuleerd. Tholen raakt in het gezichtsveld van het landelijk gebied, maar dr. De Ga lan noteert aan het begin van die pe riode: „De gesloten gemeenschappen, die de dorpen nog steeds in belang rijke mate vormen, werken verstar ring en zelfgenoegzaamheid in de hand. Zowel het openbreken van de grenzen als de samenwerking tussen de dorppn moet worden bevorderd". Zijn wensen vinden grif gehoor. Buiten Tholen, voor de derde maal. Het „heilig vuur" van de gemeente lijke herindeling rukt op, na de ak kers gaan in Zeeland de gemeenten op de schop, Gedeputeerde Staten gooien plan na plan de provcincie in om het aantal gemeenten terug te brengen. Dat voor Tholen - één nieuwe gemeente - vindt een willig oor in Den Haag. Eerst bij staatsse cretaris dr. Th. J. Westerhout, later bij minister H. K, J. Beemink, ten slotte bij de beide kamers. Jawel - de ontwikkelingen nopen tot krach tige bestuurseenheden. Tholen mag dan terzijde van de stroomversnel- voor Zeeland bereikt. Wij allen we ten, dat er tien jaar geleden in de provincie Zeeland nog honderden ge meenten waren. Als dit wetsontwerp in veilige haven komt, zullen er nog dertig gemeenten overblijven. Een bijzonder drastische opruiming, mijnheer de Voorzitter. Persoonlijk heb ik de indruk, dat de minister het voor Tholen soms meer heeft gezocht stad, maar in Sint-Maartensdijk. „Tholen redt zich ook wel zonder "ons", zegt Van Boeijen, „en de west kant van het eiland kan de bedrij vigheid goed gebruiken en hoeft zich niet achtergesteld te voelen". De ge meente wil niet één dorp in inwoners laten groeien, maar ze kiest voor toe name van de inwoners in verschil lende dorpen. Het lukt en in de twee door Jacques Cats Aan de Halsterseweg in Bergen op Zoom woont de gepensioneerde districtsverificateur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, M. Ph. de Koster, Martin, 74 jaar oud, zendamateur van het eerste uur. Elke dag is hij, voornamelijk in de ochtenduren, nog wel een paar uur in de boven de garage naast zijn woning gesitueerde zendkamer doende met zijn hobby, die nu voornamelijk bestaat uit onderlinge gesprekken met leeftijdgenoten-zendamateurs, via het zgn. „oldtimers-net". Bij De Koster, in kringen van zendamateurs beter bekend onder de code PAQDK, kwamen vele zendcontacten uit het rampgebied samen. Op zijn beurt stond De Koster weer in verbinding met de vliegbasis Woensdrecht en met het Korps Commandotroepen in Roosendaal, vanwaar militaire hulp afkomstig was. Daarnaast stond er in de Bergenopzoomse radiokamer een ontvanger permanent afgestemd op de hoofdpost in Den Haag. Wanneer Den Haag berichten had voor Zeeland en West-Brabant gaf PAQDK die weer door via zendamateurs als Piet Neve uit Middelburg, die, geassisteerd door enkele anderen, met zijn apparatuur naar Noord-Beveland was afgereisd, waar in het begin ook elke verbinding met de buitenwereld ontbrak. „Je kreeg dan", vertelt De Koster, „bijvoorbeeld berichten door dat ergens in de buurt van Zierikzee mensen op een schuur zaten. Of er ook een helikopter kon komen om die mensen eraf te halen. Dat soort berichten liep allemaal over mij". Veel indruk op hem maakte het vanuit het noodgebied overgekomen bericht, dat burgemeester Goffau van Rilland-Bath tot de slachtoffers behoorde. „Die kende ik persoonlijk heel goed". „Van de militaire verbindingsdienst klopte destijds geen zak", zegt de heer De Koster, 25 jaar terugkijkend. „Het was toen werkelijk meer dan treurig. De militairen moesten gewoon M. de Koster bij zijn zend-en ontvangstinstallatie terugvallen op het amateurnet. Ze deden bijvoorbeeld vanuit Roosendaal almaar pogingen om contact met Dordrecht te krijgen. Nou. wij hadden het hier in Bergen op Zoom zo voor elkaar". „Eigenlijk moesten ze zich schamen dat een officiële instantie gebruik moest maken van het geklungel van amateurs. Die werkten niet met professionele apparatuur, maar het ging wel uit de kunst". „Eigenlijk", zegt De Koster, „hadden de militairen in 1953 wel goed spul staan aan verbindingsmateriaal, maar aan de geoefendheid van degenen die ermee moesten omgaan, mankeerde wel wat. En ter illustratie haalt hij er nog een rapportage bij van de stafchef van het Eerste Legerkorps, die verklaarde: „De slechte verbindingen waren niet alleen het gev èg van onvoldoende functionerend materieel, maar ook - en zelfs in de eerste plaats - van een tekort aan goed geroutineerd beroepspersoneel en daardoor weer aan voldoende geoefende dienstplichtigen". Hoe anders ligt nu de situatie? „Stel", zegt de heer De Koster, „dat er vannacht een storm uitbreekt waardoor allerlei contacten worden verbroken. Dan heeft men nu de mogelijkheid om bijvoorbeeld allerlei straalverbindingen tot stand te brengen. Maar het is wel de vraag of er dan geoefend personeel is".

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1978 | | pagina 3