Oud-archivaris Gerard Panhuysen 75 jaar vrijuit 1 Umburgs De jongste Sfeer Scherfvrij Archiefwet Schepenbanken Relatief Zaterdag 28 januari 1978 Pagina 19 „Hier moet een geoloog wonen", zeggen de mensen die op hun route langs de weg „Op de Locht" in Kase (Bunde) langs het huis van Gerard Panhuysen komen, dat de aandacht trekt vanwege de gigantische keien die in de voortuin staan opgesteld. En als er binnen kort ook nog naambordjes bij staan zal de misleiding compleet zijn. Want ofschoon dr. G.W.A. Panhuysen sinds zijn pensionering het grootste deel van zijn tijd wijdt aan „ste nen en vogeltjes, kijken" is hij geen geo loog, geen ornitholoog of bioloog, maar - zoals zeer veel mensen nog wel weten - de man die veertig jaar lang als Rijksarchivaris voor Limburg het Rijksarchief gevestigd in Maastricht, bestuurde en uitbouwde. Onlangs is de heer Panhuysen 75 jaar geworden. Een feit dat hij met zijn vrouw heeft ge vierd en dat niet zomaar voorbij is gegaan aan zijn 9 over Nederland uitge- zworven kinderen en ook niet aan de 28 kleinkinderen die bepaald wel trots mogen zijn op hun opa. Want hij is nog rap van lijf en geest en put tijdens een gesprek over zijn leven met gemak uit zijn be roepsmatig geheugen en maar zelden moet hij daarbij even „hengelen" naar de exactheid van een gegeven. De jaartallen 1928 en 1968 staan in dit verband centraal. Het zijn de mijlpalen waartussen Gerard Panhuysen Limburg, zijn bewo ners en zeker de nageslachten heeft gediend als Rijksarchivaris, een functie die hij al op jonge leef tijd ambieerde, en die hem altijd heeft geboeid. Panhuysen zegt het onverholen: „Met mijn be noeming aan het Rijksarchief in Maastricht in 1928 is een van mijn belangrijkste levensidealen in vervulling gegaan. Ik ben daar, ondanks de moeilijkheden die de omstandigheden soms meebrach ten, altijd gelukkig geweest. Ik heb mijn plaats in Limburg dan ook nooit voor een andere plaats elders willen verlaten. Zoals ook mijn vrouw (Maria Oomen, ge boortig uit Nijmegen - „ik leerde haar kennen tijdens onze studie in Utrecht") en alle kinderen met grote gehechtheid aan Limburg gebonden zijn en dat altijd zullen blijven". kwam. Het schiep onder andere de mogelijkheid om geschiedenis als hoofdvak van de letterenstu die te nemen; voorheen was het een bijvak. Ook werd de toekom stige archivaris de gelegenheid gegeven zich tegelijk aan de uni versiteit te bekwamen in de ar- chiefkunde. Na zijn studie mocht Panhuysen terugkeren naar zijn geboorte streek die hem zo geïnspireerd had: kort na zijn doctoraal volgde immers de benoeming in Maas tricht tot chartermeester, de op een na hoogste rang bij het ar chief, waarvoor men een acade mische opleiding moet hebben genoten. Gelijktijdig werd de priester dr. Willem Goossens be noemd tot Rijksarchivaris. Goos sens echter aan kanker. Het lag voor de hand dat Panhuysen hem zou opvolgen. In feite werd deze op z'n dertigste de jongste Rijks archivaris van heffend, zij het als „waarnemend". Het was immers crisistijd, er moest op alle fronten bezuinigd worden. In de elf Rijks archieven van Nederland waren daardoor vijf topposten vacant. De mankracht in Maastricht was minimaal krap. De waarnemend archivaris moest het vrijwel al leen rooien met hoofdcommies J.M. van de Venne (vader van de onlangs overleden stadsplanoloog van Maastricht). Ook de ruimte nood in het depot was uiterst nij pend geworden. Toestanden die duurden tot .omstreeks 1939. Toen kwam er soulaas op beide fronten. Mr. H. Hardenberg werd in dat jaar benoemd tot chartermeester; hij is Voor zijn welgevulde boekenkast staat Gerard Panhuysen „vogeltje te kijken" Al op jonge leeftijd stond het voor Gerard vast dat hij geschiedenis zou gaan doen. Vooral de Middel eeuwen prikkelden zijn leergie righeid. Vanuit het huis waar de familie Panhuysen in Kerkradë woonde, had men een pracht zicht op de oude abdijkerk van Rolduc. Daar ging het gezin 's zondags naar de kerk en die sfeer is mede bepalend geweest. Toen vader Panhuysen, die arts was in Kerk- rade, op 48-jarige leeftijd kwam te overlijden, verhuisde moeder met haar zeven kinderen naar Utrecht om haar kroost daar meer stu diemogelijkheden te geven. Het was prof. Jos Schrijnen, eerst leraar op Rolduc en daarna hoog leraar in de vergelijkende taalwe tenschappen in Utrecht, die Ge rard concreet de weg naar het ar chivarisschap heeft gewezen en tevens vergemakkelijkt. Schrij nen was in die tijd bezig met het opstellen van een nieuw acade misch statuut, dat in 1922 gereed sens was - evenals een van zijn voorgangers, pastoor Habets - te vens archeoloog. Vaak dwaalde hij met zijn jonge assistent over de geploegde ak kers op zoek naar sporen van de Romeinse aanwezigheid in onze contreien. Er groeide een diepe vriendschap tussen hen. Inmid dels promoveerde Panhuysen op zijn proefschrift over Maastricht in de 13e eeuw. Tegen het einde' van 1933 overleed Willem Goos- later Algemeen Rijksarchivaris geworden in Den Haag. En er waren bouwplannen die nu gerea liseerd konden worden. matrassen waren gezet stonden de dozen met de curieuze docu menten, te wachten op betere tij den, beschermd tegen het explo sieve geweld van granaten, vol treffers en vliegende bommen. Toen er in 1945 voorgoed „veilig" was geblazen door de sirenes, kon de gelukkige verhuizing plaats vinden, waarvoor honderden ver kenners zich aandienden, die met een yell aan het adres van hun di ocesaan commissaris Panhuysen hun schouders onder de dozen zetten. In de jaren vijftig deed zich steeds sterker gevoelen dat de Archief wet van 1918 was verouderd. De nieuwe inzichten eisten bijsturing in vele aspecten. Het was ook toen weer Panhuysen die voorzitter „De Middeleeuwen hebben me altijd bijzonder geboeid..." Gigantische keien sieren zijn tuin in Bunde. Het Rijksarchief zetelend in de door Victor de Stuers' toedoen in 1881 gerestaureerde Minderbroe- derskerk aan de Pieterstraat, werd uitgebreid met nieuwe ruimten doordat wat eens het aangrenzende klooster was en vrijwel een ruïne was geworden, in waardige stijl werd opgetrok ken. Stille jubel in 1941, toen gou- vemeur-in-ballingschap Van Sonsbeeck - verblijf houdend op landgoed Vliek in Ulestraten - de nieuwbouw met het mooie blok aan de Begijnenstraat kwam ope nen. Eindelijk was er ruimte gekomen voor de enorme hoeveelheden rechtbankdocumenten die vol gens K.B. al lang naar het depot moesten zijn overgeheveld maar waarvoor geen plaats was. Vele stukken lagen bij de kantonge rechten en arrondissements rechtbank letterlijk te vergaan en samen te klonteren tot brokken vuil. Als eerste van alle Rijksar chieven was het onderkomen in Maastricht voorzien van een scherfvrije kelder, aangelegd onder het voormalige klooster. Toch gingen uit voorzorg de al lerbelangrijkste Middeleeuwse charters naar de St. Pietersberg, waar zij in dezelfde gangen wer den opgeslagen waar nationale kostbaarheden zoals de Nacht wacht in veiligheid waren ge bracht. Tussen schilderijen die op werd van de Archiefwetcommis sie, voortgekomen uit de kring van de Vereniging van Archiva rissen. Het werd een lange lij densweg. Toch lukte het tenslotte de minister van Onderwijs, die het concept van de vakmensen overnam in het wetsvoorstel, de nieuwe Archiefwet in 1962 door de Staten-Generaal te krijgen. Vreugde in de wereld van het ar chief. De nieuwe wet behelsde in feite een verruiming van de machtsfunctie van de Rijksarchi varis; zo kon hij onder andere voortaan optreden als inspecteur van zelfs de ministeriële archie- Wat Limburg betreft had deze wet tot consequentie dat de gemeen tearchivaris tevens belast werd met de inspectie van de archieven van alle gemeentelijke diensten, een situatie waartegen de Vereni gingvan Nederlandse Gemeenten zich een tijdlang met hand en tand heeft verzet omdat zij deze inspectiebevoegdheid ervoer als een bemoeienis met zuiver admi nistratieve kwesties, die niet op het terrein van de archivaris zou den liggen. De wet had tenslotte tot gevolg dat in 1971 in Limburg een provinciale dienst werd opge richt met als specifieke taak de inspectie van de gemeentelijke archieven. Er is de laatste decennia stilaan een nieuwe archiefvisie gegroeid; werden voorheen documenten van na 1814 maar nauwelijks als waardevol bevonden, deze wer den niet langer meer genegeerd. 1814 had daarvoor als een heilig jaar gegolden; in Rijksarchieven worden immers alle gemeente lijke archieven bewaard van vroegere schepenbanken en stadsbesturen voorzover ze rech terlijk waren. Rechtsmacht is een Rijksbevoegdheid sinds 1814. Voorheen hadden zo de plaatse lijke bestuursinstanties zoals de schepenbanken ook juridische, justitiële bevoegdheden, maar sinds de Franse Revolutie zijn die geconcentreerd in het staatsbe stuur en daarmee - en dat is een van de wetten in het archiefwezen - gaan ook de archieven naar de nieuwe bestuursinstelling. En zo komt het dat de archieven van de schepenbanken berusten in het Rijksarchief. Voor een stad als Maastricht dubbel inter.es sant omdat hier sprake is geweest van een dubbele schepenbank tijdens de Tweeherigheid: de Luikse en de Brabantse. Met de nieuwe inzichten groeiden echter ook de archieven mateloos uit, als een uitdijend heelal. In veel gevallen kan de vraagstelling wat er wel en wat er niet bewaard moet worden tot een moeilijke beslissing leiden. Panhuysen zegt daarover „De vernietiging van bepaalde archiefstukken is een even zo niet belangrijkere zaait dan het behouden van de belang rijkste archiefstukken, mits dit volkomen oordeelkundig gebeurt met weloverwogen maatstaven; vernietiging is noodzakelijk omdat anders het probleem van de bergruimte zo afschuwelijk benauwend wordt dat je vast loopt. Je bent gedwongen om 'concreet te zeggen: dat kan weg en dat niet". Niet alleen de inzichten van insi ders, ook de nieuwe tijd heeft het archiefwezen goed gedaan. Waar de laatste jaren de mensen, nos talgisch gedreven, met ware piëteit door de museumzalen schuifelen, zo straalt ook de sympathie voor wat oud en waardevol is door naar de depots van het geschreven ma teriaal. Hebben de insiders moe ten vechten in vroegere tijden, hun inzet wordt vandaag de dag openlijk gewaardeerd. Panhuysen: „Ik ben erg gelukkig met de herleving van de waarde ring voor oude, waardevolle din gen. In deze nostalgische tijd ligt het voor de verwerving van goede depots allemaal een beetje ge makkelijker. Kijk nu eens naar dat schitterende gebouw van het Maastrichtse gemeentearchief, onlangs in gebruik genomen aan de Grote Looierstraat. Dat is toch een geweldige winst voor het ar chiefwezen! Een prachtig .onder komen in de veilige betonkelders voor Maastrichts oudste geschre ven registers van rond 1280! Het is zeker het mooiste archief van het hele land! Ook de personeelsbe zetting heeft een grote vlucht ge nomen. De huidige Rijksarchiva ris, drs. Martin Smeets die mij op volgde, heeft momenteel zo'n 27 man in dienst. Wij moesten het werk met vijf man af...!" En nu, in 1978, is de oud-archiva ris al tien jaar met pensioen. Hij heeft voldoende afstand genomen van zijn ambtelijke loopbaan om te kunnen zeggen: „De relativiteit van alles wat je doet - met alle waardering voor mijn vak, ik ben blij dat ik juist dit en dat nog wel in Maastricht heb mogen doen - wordt je in de verdere loop van je leven natuurlijk hoe langer hoe duidelijker. Niet dat ik betreur wat ik heb gedaan, ik zou als ik er nog eens opnieuw voor stond, misschien weer hetzelfde doen, maar als je je bijvoorbeeld be perkt tot de geschiedenis, dan blijven er nog zoveel facetten over dat je toch maar een specialistje blijft. Er zijn zoveel andere dingen die anderen doen en die mis schien veel meer waard zijn..." En daarmee zijn we weer terug bij de stenen in de tuin, opgedol ven in een naburige kiezel groeve. Ze staan hier als symbo len, versteende „documenten" die vertellen over de levensge schiedenis van Moeder Aarde. Enkele daarvan zijn conglome raten. Het zijn samengeklitte stenen, in de aardkorst onder enorme druk en daardoor ver hoogde temperatuur samenge smolten tot één nieuwe kei. Op nieuw een link naar de wereld van het archief: in de moderne archiefterminologie komt ook het begrip conglomeratie voor; er is evenwel een essentieel ver schil met het geologisch proces; het blijft bij een samenvoeging van archieven, er ontstaat daar door niet één nieuw archief. En zo'n extreme druk en tempera tuur vallen sowieso buiten be schouwing. „Dan zou er van elk document geen snippertje meer overblijven", grapt Gerard Pan huysen. Pierre Rousseau

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1978 | | pagina 2