Het dilemma van de dijken Boeiend boek over februariramp '53 Toen stormvloed was uitgewoed, bleef: ^dieraag januan 1978 (Door Piet Snoeren) Een orkaan met windkracht twaalf gierde 23 uur lang over Nederland en zijn kusten. De gemiddelde snelheid van de luchtverplaatsing bedroeg 72 kilometer per uur, maar er waren uitschieters van 110 tot zelfs 180 kilometer. Langs de volle lengte van de Noordzee werd water over een baan van bijna 1000 kilometer pal noordwest opgestuwd in een trechter tegen de dijken van zuidelijk Nederland. Boven dien was het toevallig juist springtij. De golven stegen tot ruim drie meter boven het normale vloedpeil. Bij Hoek van Holland bereikten ze een hoogte van 3 meter 85 plus N.A.P. Zo luidt het weerkun dig profiel van de waters noodramp die in de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953, vijfentwintig jaar geleden, heenwalstc over het zuidelijk deel van Zuid- Holland, het westelijk deel van Noord-Brabant en heel Zeeland. Een ramp die 1835 slachtoffers eiste. Na de eerste even goed be- Het onbegraven leed van de watersnood doelde als chaotische hulppo gingen - duizenden bootjes, auto's, bakfietsen vol olie goed en eten komen in dit spitsuur van charitas muur vast te zitten aan de randen van het rampgebied - worden de Rotterdamse Ahoy-hallen ingericht als centrum voor opvang en coördinatie. Daar strome.i duizenden ontred derde, ontheemde en vaak uiteengereten gezinnen sa men. Daar ook breken de ver halen los en toont de waters nood zijn gevolgen in al hun wrede naaktheid. Het verhaal van adjudant Rooze, groepscommandant van de Rijkspolitie te Krui- ningen, die als gevolg van een operatie bedlegerig was en machteloos moest horen hoe in het donker rondom hem huizen instortten en mensen hun doodsnood uitschreeuw den. Of dit verhaal, dat je in het zwaar getroffen Westbra-» bantse Klundert nog steeds horen kunt. Daar woonde op de Buitendijk Oost het boe rengezin Lodders, bestaande uit vader, moeder en tien kin deren. De oudste zoon Jan zag de golven in de rampnacht stijgen en besloot de kleine kinderen alvast per auto naar het dorp te brengen. Toen hij de rest wilde gaan halen, had het water de weg al afgesne den. Toch probeerde hij het, ditmaal in de vrachtwagen van een vriend. Maar op twee kilometer van de boerderij kwam het voertuig vast te zit ten en dreigde te gaan drijven. Draaien kon niet; er zat weinig anders op dan terug te Hetisvo gendeweek al ,g s eeuw geleden, krachten grote Spelean bruteL^^edertand teis- januari op 1 felmiari lï^l en de daarop volgende dag. _rinnert aan wat de Ook deze p^maherinnen^ februari_ geschiedenis gevolgen daar- Stwiin de e^fn'dS. in vele opzichten Ook°een gevolg van ramp van toe" *Lre uitpakten dan tóch nog weer andere v eerste wat de plannenmakers van ««r voor ogen stond. rijden in de achteruit. Dat de den Jan Lodders en zijn vriend. Drie en een halve kilometer in hun achteruit over een smal dijkje dat dreigde in te stor ten, terwijl ze geen hand voor ogen konden zien en een speelbal vormden voor de or kaan. Een dodenrit van drie kwartier. En overal kreten uit huizen, overal mensen die met brandende sigaretten nood signalen probeerden te schrijven tegen de inktzwarte nachthemel. De rest van het gezin Lodders heeft tot maan dagmorgen gevangen gezeten op zijn gedeeltelijk onderge lopen zolder en toen het uit eindelijk werd gered, kostte dit de levens van twee mili tairen. De deskundigen zijn het er over eens dat de meest slachtoffers niet zaterdag nacht zijn gevallen, toen het razende -water omstreeks 4 uur voor het eerst eo- sloeg, en 67 grote'plus 400 kleinere gaten in de dijken brak, maar fn de klaarlichte middag van de zondag erop bij het wassen van de tweede vloed. Het waren mensen die zich in de tussentijd wellicht hadden kunnen redden, maar die thuis waren gebleven in de mening dat ze het ergste had den gehad. Toen de golven opnieuw rezen, vluchtten ze in vaak de dood in de paniek - armen. Nog steeds worden ze naver teld, de verhalen over dood en redding. Over de boer die zijn zus onder aan de dijk pro beerde te redden met een touw dat net anderhalve meter te kort was; ze stierf na een wor steling van tweè uur. Over de baby die op een overstroomde zolder bij gebrek aan melk of drinkwater twee dagen Lang gevoed moest owrden met ei wit uit een bloemschoteltje - en het overleefde. Over een dijkgraaf die-van zijn voor deur werd meegesleurd en anderhalf uur later kilome ters verderop aanspoelde, een paal omklemmend en onge deerd. Fotografen hebben vanuit de lucht de onvergetelijke beel den vastgelegd van mannen en vrouwen, vaak bejaarden, die in nachtgoed op hun daken waren gevlucht en daar een dag en een nacht in de sneeuwstorm moesten bivak keren voordat ze konden wor den gered. Er waren mensen bij, die normaal aan een griepje zouden zijn overleden. Nu haalden ze het. Uitspraak van een arts: „Het moet de doodsangst zijn ge weest die hun uitgeputte li chamen als het ware heeft verwarmd en ze immuun heeft gemaakt." Andere uitspraak echter: „1835 doden, maar ongeteld is het aantal nog daarbij ko mende, indirekte slachtoffers die zo geknakt waren of kwa len opdeden dat ze soms na enkele jaren overleden aan de gevolgen van de ramp." Het zijn gevolgen, die zich nog steeds doen voelen - daarover weten de mensen mee te pra ten die werken in het gebied dat vijfentwintig jaar geleden getroffen werd. De vraag naar valium stijgt wanneer er weer een storm woedt boven een kust, die inmiddels Deltawerk is geworden. (door Piet Snoeren) Voor de toenmalige directeur-generaal van Rijkswaterstaat, ir. A. G. Maris kwam het teken aan de wand toen hij in de avond van 31 januari 1953 gasten terugbracht naar hun huis te Wassenaar. Hij kon zijn auto amper in be dwang houden. „Zeker iets mis met het stuur" dacht hij. „Maandag meteen naar laten kijken." Pas toen hij om half vier in zijn week- endwarme bed werd op geschrikt door een tele foontje met het eerste nieuws van de ramp reali seerde hij zich, dat wind stoten van ver boven de honderd kilometer zijn wagen heen en weer ge slingerd hadden. Het zou achteraf bezien niet de enige keer blijken dat hij zich op de zaak verkeek. Oosterschelde dicht. Nee, Oosterschelde open. De storm van tegenstellingen die heeft gewoed rond deze vraag, is ooit zo hoog opge laaid dat voorstanders van volledige afsluiting - eer bare waterbouwkundigen - hun standpunt niet meer publiekelijk durfden of durven verdedigen uit vrees voor een steen door de ruit. Rijkswaterstaat had juist het Amsterdam-Rijnkanaal vol tooid, de Brielse Maas afgeslo ten en hield zich nu bezig met de Velzer- en Coentunnels en met de uitbreiding van het we gennet. Zo luidden de priori teiten toen de langdurigste storm sinds 1898 bijna 600 ga ten in de Nederlandse dijken sloeg. Maris: Al onze mooie plannen werden in één klap uitgewist. Opeens bestond er alleen nog maar de watersnood. Ik herin ner me dat we nog diezelfde nacht een crisiscentrum heb ben ingericht. De berichten waren uiterst vaag, want de orkaan had alle verbindingen met het rampgebied vernield. We zaten daar met onze kop stukken bij elkaar en hadden geen enkel inzicht. We waren vaak afhankelijk van wat we hoorden van journalisten of zendamateurs. Het was een uitermate zorgwekkende si tuatie die zeker twee dagen heeft geduurd. Toen kregen we pas enig inzicht in de omvang van de ramp." Daarna ging het snel. De denk- fabriek van Rijkswaterstaat besloot de totale „natte" aan- nemerswereld van Nederland te mobüisren en. onmiddellijk te stoppen met de Zuiderzee werken. Alle mannen en mate rieel gingen naar het rampge bied. SchouwenDuiveland - het zwaarst getroffen gebied. Maris, nog verbijsterd als hy eraan terugdenkt „Het was een gigantische operatie. Om u een indruk te geven: er moes ten 5000 arbeiders heen, 49 kranen, 43 motorvletten, 283 bakken en overslagschepen, 126 sleepboten, 105 draglines, 38 zuigers, 30 locomotieven en ga maar door. Er er waren daar geen wegen, geen werkterrein, geen huisvesting niets. De prij zen van woonboten zijn toen omhoog gevlogen." „Er gebeurt niets" Ondertussen volgde heel Ne derland gespannen en zorge lijk de vorderingen van het dijkherstel. Ir. Maris kreeg een telefoontje van prins Bemhard: „Ik ben met een helicop ter over het gebied gevlogen en er gebeurt helemaal niets." Dat moet de directeur-generaal van Rijkswaterstaat aan het hart zijn gegaan. „iye hadden te maken met gaten van soms wel 200 meter breed en 20 meter diep. Gooi die maar eens dicht. Bovendien waren het stroom- gaten waar vier maal per dag een sterke uitschurende wa terbeweging heerste - bij vloed van buiten naar binnen en bij eb andersom. Eenmaal in de zes-en-een-half uur was er even stilstand en dan moesten we er als de kippen bij zijn om zink- stukken en caissons aan te brengen, niet in het gat, maar ver daar achter." De indruk dat er niets gebeur de, was dus niet juist, alle vra gen in de Kamer ten spijt. Dat bleek toen in de nacht van 6 op 7 november - negen maanden na de ramp - het laatste en moeilijkste stroomgat bij Ou- werkerk met vier immense caissons kori worden gesloten. Maris: „Een Amerikaanse in genieur zei: als jullie dit klaar spelen, kunnen jullie alles." Alles - dat zouden uiteindelijk de Deltawerken worden. Vanaf de eerste dag hadden de top mensen van Rijkswaterstaat zich rond de tafel gezet met de verbeten gedachte: dit nooit weer. Ze realiseerden zich dat er in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant 900 kilometer aan bedreigde dijken lagen. Ze beseften dat verkorting van die kust de beste oplossing vorm de. De zeegaten moesten dicht Maris: „We vroegen ons eigen lijk nauwelijks af of het wel kon. De sfeer daar aan tafel was er één van: er zal niets anders op zitten. Het principebesluit viel bijzonder snel, binnen an derhalve maand na de ramp, en we zetten er het totale kunnen en weten van onze waterbouw voor in. Moet u zich voorstellen - in een tijd dat er geen compu ters waren en we alles uit het hoofd deden." Getijdestromingen Nu hadden de kopstukken van Rijkswaterstaat geluk. Al voor Triest beeld van het verdronken land Alle verschillen vielen weg, alle rangen liepen onder de zandzakken. de ramp, kort na de tweede wereldoorlog, had één hunner, dr. ir. Joh. van Veen, zich al bezig gehouden met modelon derzoek, metingen en bereke ningen van de getijdestromin gen. Maris: „Toen ik in 1951 de taak van mijn voorganger Harmsen overnam, zei die: kijk maar wat je met het werk van Van Veen doet. Ik besloot hem zijn gang te laten gaan en achteraf moet ik bekennen dat het Deltaplan nooit zo snel van de grond ge komen zou zijn als we niet beschikt hadden over zijn ge gevens. Daarom zou je Van Veen in zeker opzicht de vader van het Deltaplan moeten noemen. Maai voor de rest is het een typisch commune kindje geweest, teamwerk." Natuurlijk onderkenden de plannenmakers dat de afslui ting ernstige gevolgen zou hebben voor de biologische rijkdom van de Delta. Maar men dacht in de eerste plaats aan de cultures van oesters, mosselen, riet, biezen en griendhout en nam er in 1958 de Deltaschadewet voor aan. De invloed op de overige na tuurlijke rijkdommen kreeg in de sfeer van „zo'n ramp nooit meer" nauwelijks aandacht. Maris: „Ook bij biologen niet." Zo verdwenen het unieke zoetwatergetijdengebied in de Biesbosch en het brakwater- gebied in het Haringvliet zon der dat Nederland besefte wat het verloor. Maar bij de laatste grote afslui ting, de Oosterschelde, lagen de zaken anders. Dit werk be gon pas in 1969. De watersnood was tot een ver verleden gaan behoren en de mentaliteit had zich omgebogen ten gunste van het milieu. Men kent de gevolgen. Geen afgesloten Oosterschelde. Inplaats daar van een stormvloedkering die een aanzienlijk deel van het getij doorlaat. Deze geste je gens het milieu levert wel drie miljard aan extra kosten op. Plus een vertraging van zes zeven jaar in de voltooiing van de Deltawerken, hetgeen veel Zeeuwen doet morren dat ze nu pas in 1985 voor een herha ling van de ramp gevrijwaard zullen zijn - als de stalen schui ven het houden en het mecha nisch gedeelte doet wat het doen moet. Grootste kunstwerk Rijkswaterstaat van vandaag kijkt tegen de bouw van de stormvloedkering aan als „het grootste kunstwerk in de eeuw." Feit blijft dat hij in druist tegen de visie van de plannenmakers uit 1953. Van het communekindje waarover ir. Maris sprak, wordt iets geamputeerd. Vindt hij dat erg? Per slot van rekening is kustverkorting door de eeu wen heen de droom van de Nederlandse waterbouwkun digen geweest - zie de Afsluit dijk. Aan dit beginsel is nu afbreuk gedaan. Maris: „Ach, ik ben niet axio matisch. Ik geloof pas in een axioma als ik 100 procent ze kerheid heb. We zyn ook niet consequent geweest toen we de Waterweg naar Rotterdam en de Westerschelde naar Ant werpen open lieten. Je moet van een principe kunnen af wijken wanneer dat noodzake lijk is." Wel plaatst hy - voorzichtig, want hij wil zyn opvolgers niet in de wielen rijden - vraag tekens. Tenslotte gaat de op pervlakte van de zeemond van de Oosterschelde van 42 000 naar 14 000 VIERKANTE ME TER. Hoezeer zal het milieu door de stormvloedkering worden belast? Dat weten we pas als we beschikken over een model met een schaal van 1 op 1, met andere woorden: als het werk klaar is." Ik acht het mo gelijk, dat men over 40 jaar tot hetinzicht komt een verkeerde beslissing genomen te hebben. Dan zal men namelijk de no dige miljarden moeten neertel len voor vervangingen van de bewegende delen van de stormvloedkering, en als de re sultaten voor het milieu zijn tegengevallen, kan ik me voor stellen dat men zal zeggen: we sluiten de zaak alsnog af." (door Dries Scheepstra) Vijf en twintig jaar geleden is het al weer, de februari-ramp die in één etmaal 1835 doden eiste en grote delen van Zuidwest-Nederland onder water zette. Duizenden men sen moesten uitwijken naar het „vasteland"; velen van hen konden slechts op het nippertje worden gered. En al die ontheemden verloren have en goed. De stormvloed sloeg onbarm hartig toe in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953, en ook de daarop volgende dag. Voor een aantal mensen dat er destijds nauw bij betrokken was en dat zowel de rampda gen als de herrijzing uit het water meebeleefde, was het feit, dat die ramp al weer een kwarteeuw verleden tijd is, aanleiding om terug te kij ken. Zij deden dat onder re dactie van Koen A arts ma in „Nederland en de zee - een eeuwigdurende strijd", on dertitel „Februari 1953-1978; 25 jaar na de ramp." Deze bij Zomer Keuning in Wageningen verschenen boeiende documentaire be handelt niet alleen de februari-ramp van toen, maar ook wat er naderhand allemaal gebeurde. Hoe kon zoiets be staan? Wat ging er aan vooraf? Kan een overstroming van zo'n omvangrijk gebied weer plaatsvinden? Hoe kwam de hulpverlening op gang en waar bleef het geld van het Rampen fonds? Watjs er nuLeen_kwart- eeuw na de ramp, allemaal" veranderd? Koen Aartsma, Anneke Geluk, ing. W. Metzelaar, Han:t de Jong, Ad Koolwijk, Carel En kelaar, Jan Geldof, J. Bout en dr. Wim Wolff geven antwoord op veel vragen. Vooral Metze laar, die indertijd hoofd voor lichting van Rijkswaterstaat was, doet een paar onthullende boekjes open. Evenals trou wens - aan het slot - Wim Wolff, die als bioloog by het Rijksin stituut voor Natuurbeheer in „De kostbare les van de Oos terschelde" uitvoerig ingaat op de gevolgen van de Deltawer ken voor flora en fauna. In een „Woord vooraf' noemt de oud-directeur-generaal van Rijkswaterstaat, ir. A. G. Maris, het initiatief om van het ramp- gebeuren van toen een boek te laten verschijnen, een goede daad. „Het is", vindt ir. Maris, „een eerbewijs aan hen, die het niet overleefden, het is ook een eerbewijs aan hen, die hulp verleenden en daarenboven een waarschuwing: Weest op uw hoede. De zee slaat toe, als hij de kans krijgt. Geef hem geen kans." De toenmalige grote man van Rijkswaterstaat schrijft ook: „Mensen zijn vreemde dieren. Ze leven in groepsverband. Is er een bedreiging van buiten, dan is de eenheid van de groep hun kracht. Is er geen bedrei ging van buiten, dan groeit het 'polariseren'. Maar als er on verwacht een massale aanval van buiten komt, ontstaat spontaan de eenheid." Zo was het zekér tijdens en na de watersnoodramp van fe bruari 1953. Ing. W. Metzelaar beschrijft dit „Wonder van de saamhorigheid", dat trouwens niet beperkt bleef tot Neder land alleen. Zelfs „aan het an dere eind van de wereld" wer den hulpacties op touw gezet voor het door zijn erfvijand geteisterde kleine landje aan de zee. Over de ramp zelf schrijven behalve Metzelaar de teevee- journalist Ad Koolwyk, die in dertijd verslaggever was bij het Zeeuws Dagblad en corres pondent van het ANP en Het Parool; Carel Enkelaar, des tijds „starreporter" bij de Volkskrant en tegenwoordig teevee-directeur bij de NOS, Jan Geldof, particulier chauf feur van Zeelands Commissa ris der Koningin en Rijkspolitie-adjudant (inmid dels gepensioneerd) J. Bout. „Nederland en de Zee" begint met een zeer leesbaar even goed gedocumenteerd als geïl lustreerd artikel van Anneke Geluk over de eeuwige strijd van de Lage Landen tegen „een vochtige vijand". Ook de door Metzelaar verzorgde hoofd stukken zijn suggestief en edu catief geïllustreerd. Er zijn aangrijpende foto's bij van op gejaagde mensen en dode die ren, van door dijkbressen kol kend water en deels wegge spoelde behuizingen. Meteorologisch publicist Hans de Jong doet mede aan de hand van weerkaarten uit de doeken hoe het allemaal kon gebeuren. En Ing. W. Metzelaar neemt in - „Veilig Achter Deltawerken" zyn lezers mee „op weg naar 1985". Indrukwekkend zijn de kleuren- en andere foto's, schetsen en tekeningen, die het verhaal van de Deltawerken verduidelijken. Volgens dr. Wim Wolff is de hoop gewettigd, dat van de na tuurlijke rijkdom van de Delta van 'n kwart eeuw geleden toch nog veel behouden kan blijven. „Gestreefd moet daarom nu worden", zo schrijft hij, „naar het beschermen tegen andere negatieve invloeden van dat gene wat by de uitvoering van het Deltaplan behouden kon blijven. Watervervuiling en de pan uit rijzende recreatie mo gen niet bederven wat ten koste van twee miljard gulden behouden bleef." „Nederland en de zee - een eeuwigdurende strijd" door Koen Aartsema en anderen Is een uitgave van Zomer Keuning te Wageningen. Het boek kost als paperback f 17,50.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1978 | | pagina 2