STERIEL BETON WERPT RIJKE VRUCHTEN AF
De ramp
nog niet
vergeten
KRUISBEVRUCHTING TE WATER
WEEKENDBIJLAGE ZWOLSE COURANT NIEUW KAMPER DAGBLAD HET DAGBLAD HET NIEUWE LAND
ZATERDAG 28 JANUARI 1978
Een woedende springvloed, door
noordwester orkaan opge
zweept, besprong de te lage dij
ken,. Polder na polder werd
overspoeld, die nacht waarmee
de gruwelijke eerste februari
van het jaar 1953 begon.
Het lage land van Holland en
Zeeland, 570.000 hectare, in dui
zend jaar noeste polderarbeid ge
wrocht, dreigde stormenderhand
door de erfvijand te worden te
ruggenomen. Toen de zee tenslot
te uitgeput de aanval staakte,
was een vruchtbaar gebied van
175.000 hectare, groter dan een
provincie, onder een kolkende
watermassa bedolven.
Half verzonken in de dijk ten
zuiden van Ouwerkerk op Schou-
wen-Duiveland liggen de cais
sons, waarmee pas in november
van het rampjaar het laatste door
de ramp geslagen gat gesloten
werd. Toeristische attractie nu,
evenals het krekengebied achter
de dijk: dat laatste inmiddels be
bost en voor de recreatie inge
richt. Vier witte zwanen wieken
er bij mijn komst met gestadige
vleugelslag over het stille, staal
blauwe water tussen de grillige
oevers vol elzen, peppels en oran
je gebeste duindoorns.
Negen maanden lang is de zee
hier baas geweest. Eb en vloed
sleurden de teeltlaag mee. Het ge
tij kerfde diepe geulen in de on
dergrond. Toen eenmaal de dijk
gesloten en het water wegge
pompt was, bleef een gebied over,
ongeschikt voor de landbouw
maar een goed instrument in het
beleid dat voor Zeeland nieuwe
toekomstperspectieven zou
openen.
Begraafplaats
Tussen dit stukje „Nieuw Zee
land" en de dorpskern van Ou
werkerk, die als een omgekeerde
schotel op het vlakke land lijkt te
drijven, ligt de begraafplaats.
Hier was ik eerder: twintig jaar
geleden, toen er van recreatie nog
geen sprake was. Toen de boeren
nog een stugge strijd leverden te
gen de verzilte grond, waar mod
derige wegen doorheen liepen,
door witte plekken achtergeble
ven schelpgruis gemarkeerd.
Opnieuw een trieste, maar dit
maal rustige eerste februari. Een
delegatie van Enschede kwam
een herinneringsbeeld aan
bieden, ontworpen door Mari An-
driessen. Daarmee werd de adop
tiehulp afgesloten welke de tex
tielstad na de Ramp aan dit stuk
je Duiveland had geboden. Het
staat er nog. Twee uitgestrekte
handen: Symbool van een mens
die zich deemoedig overgeeft aan
hogere machten, m^ar toch de
wil tot leven toont in de hoger en
krachtiger geheven rechterhand
boven de verzinkende linker.
Rondom in een vierkant perk: ne
gentig eendere steentjes in het
gras. Alleen de namen en geboor
tedata verschillen. Soms is er
geen opschrift en dekt de steen
het graf van een naamloos terug
gevonden slachtoffer. Negentig
rampdoden, op een bevolking
van 500 zielen! Negentig van de
totaal 1835 die de zee als tol eiste
eer zij haar aanval staakte. Hier
ligt de Ramp van 1953 begraven.
Onder water
Op de hoge'dijk, met de caissons
als naaste buren, drijft Wim Bo-
lijn een restaurant. Sportvissers,
campinggasten en tweede wo
ningbezitters zijn z'n klanten,
maar vooral ook sportduikers,
want Schouwen-Duiveland is een
internationaal centrum voor de
onderwatersport geworden. Het
heldere water van de Ooster-
schelde en de dammen van het
Deltaplan hebben de duikclubs
uit heel Nederland, uit West-
Düitsland en België naar dit plek
je gelokt. Tientallen stickers aan
de wand bewijzen, dat zij „De
Vier Bannen" als hun thuishaven
beschouwen. Er hangen schitte
rende foto's en er staat een nog
schitterender zeewateraquarium
die de verborgen biologische rijk
dom van de Oosterschelde weer
spiegelen.
Wim Bolijn is nu 44. Hij leeft in
het heden. De Ramp heeft hem de
weg geopend naar een welvarend
bestaan. Maar hij kijkt uit op de
betonnen monsters, die de weder
opbouw mogelijk maakten, op
het krekengebied dat de zee ach
terliet, op het vlakke land daar
achter waar. zijn ouderlijke wo
ning heeft gestaan en dat wordt
begrensd door het berkhof met
de slachtoffers van toen. Zijn
broer Leen was een van hen.
Geen verhaal over de stormramp
vn 1953 heeft mij zo diep door de
ziel gesneden als dat wat Wim Bo
lijn mij in onopgesmukte bewoor
dingen, maar met een brok in de
keel heeft willen vertellen.
Te laat
„Ik zat in Rotterdam, waar je ook
natte voeten kon krijgen, maar
waar je toen geen idee had van
het lot, dat Schouwen-Duiveland
en zoveel andere Zeeuwse polder
gebieden had getroffen. Ik heb
het later allemaal van mijn moe
der moeten horen". Moeder Bo
lijn, weduwe mét drie zoons, was
die nacht alleen thuis met de zes
tienjarige Leen. Toen het water
kwam, sleepten zij eten en drin
ken naar de zolder, waar zij voor
lopig het lichaam droog konden
houden. Toen het licht werd,
bleek het te laat om nog naar het
dorp te vluchten. De huisjes in de
polder, waarin 22 mensen woon
den, stonden als meerpalen in een
De Nederlandse waterbouw
kundigen mogen dan hopen
met de zee te hebben afgere
kend door hem de betonnen
rug van de Deltawerken toe te
keren - het wil niet zeggen dat
hun koppen meteen knap ge
noeg zijn om de arme boeren
van Bangla Desh te vrijwaren
voor rampzalige watersnoden
als die van 1973 waarbij di-
rekt of indirekt 70.000 doden
vielen.
Ir H. Frijlink: „Zoals de Brah
maputra uit Tibet komt aan
stormen, daar is de Rijn een
heel kleine jongen bij. Boven
dien hebben ze ginds met de
berekeningen en metingen
waarover we in Nederland be
schikten ten tijde van de febru-
ariramp. Aan totale afsluiting
van de delta van Bangla Desh
valt eenvoudig niet te denken.
Maar je kunt wel in de richting
van kleine projekten gaan - het
afsluiten van plaatselijke rivie
ren met behulp van plaatselij
ke middelen en met metho
dieken die de bevolking liggen.
Dat gebeurt ook. We proberen
ze geen Nederlandse tech
nieken op te dringen; we pro
beren te kijken hoe ze het daar
zouden kunnen doen en wat
daar zou kunnen worden toe
gepast. Een sterk punt van Ne
derlanders. Het is onze nuch
terheid."
Ir. Frijlink leidt Nedeco in Den
Haag, voluit Stichting Neder
lands Adviesbureau voor Inge
nieurswerken in het Buiten
land geheten. In 1951 opgericht
met het doel onze kennis en er
varing, vooral op het terrein
van de waterbouwkunde, toe
gankelijk te maken voor ande
re landen. Export, niet van tul
penbollen ditmaal, maar van
know-how. Overheid en parti
culieren hand in hand, want
het rijk steunt Nedeco niet fi-
nanciëel, wel echter door het in
staat te stellen te putten uit de
enorme reservoirs van bijvoor
beeld Rijkswaterstaat. Alle we
tenschap, bij de bestrijding
van de februariramp en bij de
Deltawerken opgedaan, staat
ter beschikking van het ad
viesbureau. Ir. Frijlink: „Zon
der de Deltawerken waren we
lang niet zover gekomen. Wat
we daarvan hebben geleerd,
wordt volledig ingezet bij pro
jekten in het buitenland en met
name in de derde wereld. Het is
een voortdurende kruisbe-
vruchting. Waterstaat vindt het
prettig via ons de blik te kun
nen verruimen en wij profite
ren graag van de kennis en er
varing van Waterstaat."
Ten tijde van de watersnood
van 1953 werkte ir. Frijlink op
het Waterloopkundig Labora
torium. Hij maakte zich klaar
voor uitzending naar Nigeria -
probeerde al wat vletten op te
scharrelen. De ramp kreeg
voorrang. „Uiteraard, want we
waren al vijf jaar bezig ge
weest de gevolgen van een der
gelijke catastrofe te bestude
ren. We wisten uit de statis-_
tieken dat hij eens komen zou.
Toen ik 's morgens wakker
werd en het nieuws hoorde,
dacht ik: daar is-t-ie dan. Vol
gens onze berekeningen had
het springtij zelfs nog hoger
kunnen zijn."
De sindsdien verworven know-
Ir. Frijling: „Het is eigenlijk in
juni 1953 begonnen met onze
studie van de Nigerdelta. Daar
zijn we heel nauw bij betrok
ken geweest en we hebben er
een boek van Ï000 pagina's
aan overgehouden dat als een
standaardwerk geldt. Die delta
was een ellendig moeras, net
Nederland, maar twee tot drie
keer zo groot. Nu liggen de ont
wikkelingsmogelijkheden er
vast. Verbindingen. Landwin
ning. Grote zeehavens. Een van
how ligt niet in stoffige ar
chieven opgeslagen. Noch
blijft hij, in tegenstelling tot de
Nachtwacht of de molens van
Kinderdijk, exclusief Neder
lands bezit waaraan de buiten
landers zich alleen maar mo
gen komen vergapen. Er wordt
mee gewoekerd. In de delta
van Bangla Desh bijvoorbeeld,
viermaal zo groot als Neder
land en qua aanzien lijkend op
het Nederland uit de tijd van
de St. Elisabeths - of de Cos-
mas- en Danianusvloeden. On
danks de nog tomeloze kracht
van de Brahmaputra en de
Ganges tekenen zich er al pol
ders af naar Hollandse
snit.
de rijkste oliegebiéden ter we
reld."
Volgde een soortgelijk projekt
in West Bengalen waar de rege
ring van India grote plannen
kreeg met de delta van de Gan
ges. Eens zal hier de rijst
schuur liggen voor een land
met eeuwige bodem - en echte
honger. Dan noemt ir. Frijlink
de Japanse zee-arm Hachiro
Gata. Daar zijn binnen het
raam van Nedeco alle kopstuk
ken van de Nederlandse water
bouw bij betrokken geweest.
De voormalige lagune is nu af
gesloten en vormt een rijk
landbouwgebied. Een aantal
zee-armen plaagde de westkust
van Korea met overstromingen
en bodemverzilting. Ze zijn ge
dicht en in de rivier Nakdong is
een stormvloedkering geko
men. Maar ook dichter bij huis
wordt voortgebouwd op de
kennis en ervaring, door de
Deltawerken geleverd. In het
Kanaal van Bristol heerst een
getijdenverschil van acht me
ter. Logische vraag van de
Britten: kunnen we daar geen
dam bouwen voor de opwek
king van getijdenenergie? Ne
derland is erbij gehaald, kwam
met een opzienbarende studie
en adviseert nog steeds bij het
projekt waarin 12 miljard gul
den gaan zitten.
„Alles kunnen meten wat er is,
vooral op en onder water, daar
gaat het om", zegt Ir. Frijlink.
„Stroomsnelheden, getijhoog
ten, de hoeveelheden kubieke
meter water die de rivieren
aanvoeren en de frequentie er
van, de kwaliteit van het water,
het slibgehalte, het zandtran-
sport op de bodem en de kor
relgrootte. Dat is toch wel het
baanbrekende werk van Rijks
waterstaatsman Van Veen ge
weest, die: al in de dertiger ja
ren aan het meten sloeg, zon
der precies te weten wat hij
met de resultaten ko.n doen. De
meetdienst is nu door Rijkswa
terstaat tot het uiterste geper-
fektioneerd en hetzelfde geldt
voor het verwerken en bijhou
den van informatie."
Op basis van de metingen stelt
Nedeco alternatieve plannen
op plus een analyse van de kos
ten en baten. Die vormen de
bouwstenen voor de beslissing
van de betrokken overheid.
Dan komen het definitieve, bnt-
werp en de uitwerking in be
stek. De openbare aanbeste
ding (waarbij Nedeco als onaf
hankelijke stichting niet eens
de 'schijn mag wekken in rela
tie te staan tot welk aanne
mersbedrijf of welke toelever
ingsindustrie dan ook). En
tenslotte houden Nederlanders
waar nodig toezicht op de uit
voering van het werk dat in
kostbaarheid kan variëren van
luttele tonnen tot vele mil
jarden.
Ir Frijlink: 'We vullen aan wat
ter plaatse niet voldoende
voorradig is. Ook op het gebied
van kennisoverdracht. Totdat
ze het zelf kunnen. O ja, dat
gebeurt. Van Japan horen we
niets meer. Jammer, zeggen we
dan, maar we zijn een beetje
idealisten; we .willen ons steen
tje bijdrygen tot de ontwikke
ling van do wereld. Waarbij we
natuurlijk <n ons achterhoofd
de wetenschap meedragen dat
we heel lang voorop zullen blij
ven lopen. Zo'n informatie
verwerking als Rijkswater
staat - dat hebben zelfs veel
westerse landen niet.' Ook ste
riel beton kan rijke vruchten
afwerpen - dat bewijzen de
Deltawerken maar weer.
Zeeland, thans de groene long
van Rotterdam. Ruimte en frisse
lucht in overvloed
waar ik op Duiveland kom, hoor
ik dezelfde verklaring. Men her
innerde zich de inundatie door de
Duitsers in de oorlog en men rea
liseerde zich niet, dat het water
veel hoger kon stijgen dan die ene
meter boven de kamervloer. Het
was ook al zo lang geleden, dat
een samenloop van storm en
springtij zulke rampzalige vloe
den had veroorzaakt. In 1911
voor de laatste keer, maar toen
lang niet zo hoog als nu. Daar
voor moet je eeuwen teruggaan.
Tot 1513 op Schouwen, tot 1404
op Duiveland, die toen nog afzon
derlijke eilanden waren. Of tot de
Sint Elisabethsvloed toen een
kind gered werd in een drijvende
wieg en men de landingsplek Kin
derdijk doopte. Ik moet daaraan
denken, wanneer Bolijn mij ver
telt over een hooizolder met een
levende hond, die in Ierseke aan
spoelde.
Maar dat soort reddingen waren
hoge uitzondering. Wie niet door
reddingsploegen van zijn wijk
plaats werd gehaald, moest bij de
Ramp van '53 meestal bij de
slachtoffers geteld worden, die
direct zijn omgekomen. In het ge
meentehuis te Nieuwerkerk, van
waaruit nu de uit samenvoeging
ontstane gemeente Duiveland be
stuurd wordt, vertelt waarne
mend secretaris J. M. Holm (58)
me over zijn reddingservaringen.
Hij werkte op de toenmalige se
cretarie van Ouwerkerk, maar
woonde bij zijn schoonouders in
Zierikzee. „Wat een drukte om
hoog water" had zijn vrouw nog
gezegd. Om twee uur 's nachts
-ging Holm de straat op die zon
dag. Pas op donderdag zag hij
zijn vrouw terug. Zij was toen in
een kerk bezig hulppakketten
van het Rode Kruis uit te delen.
(Door Adriaan Buter)
Over de Grevelingendam rollen de aardappels, van
een vrachtwagen gehotst, me tegemoet nu ik Zee
land binnenrijd. De prei staat nog te velde. Maar het
meeste land ligt naakt. Onafzienbare velden vette
kleikluiten en in de verte hier en daar een boom
groepje bij een nieuwe boerderij. Dit is Zeeland, 25
jaar na de Ramp, die binnen één schrikkelijk etmaal
het lot van het oude eilandgewest heeft omgekeerd.
verloren. Inderdaad is dat met de
overige daken en mensen ge
beurd. Hun dak echter stootte te
gen een elektriciteitspaal en op
Leens voorstel klommen zij daar
in.
Uitputting
Het was zo'n paal met een A-
vorm. Ze konden zitten op de
dwarsbalk, maar niet lang. Al
gauw moesten ze gaan staan en
tenslotte reikte het koude water
hen tot de knieën. Zo kwam de
nacht, nog steeds met storm,
sneeuw en regen. „Wat fijn voor
Wim en Piet, dat wij gered zijn, hè
moeder?" had Leen nog gezegd.
Maar in de nacht, waarschijnlijk
door slaap en uitputting over
mand, gleed hij het water in. Al
leen zijn eerdere uitspraak weer
hield zijn moeder ervan om hem
na te springen. Zelf bond zij zich
vast met elektriciteitsdraden en
zó, pas 's maandagsmiddags, von
den de redders haar. Roerloos,
zodat men aanvankelijk een lijk
dacht te zien en geen haast maak
te. Leen is nooit meer terugge
vonden, misschien rust hij naam
loos onder een steen van dat aan
grijpende grafveldje in Ouwer
kerk.
Waarom
Hoe heeft dit allemaal zo kunnen
gebeuren? Waarom zijn de men
sen niet eerder gevlucht? Overal
Zelf was hij dagenlang in touw
geweest met het redden van men
sen uit de polder Schouwen, ten
westen van Zierikzee. Met een ou
de jol haalden hij, zijn zwager en
nog een paar man, de mensen van
de daken. „We vonden ergens een
kist met appels, erg welkom met
al dat zilte water op je lippen.
Toch had mijn zwager zelfs op
dat moment nog even moeite om
zich van andermans goed te be
dienen! Zulke dingen onthou je,
net als die vrouw in klederdracht,
die in een helikopter gehesen
werd en met de kabel rondtolde:
één werveling van rokken boven
ons hoofd". Maar ook moet Holm
denken aan de man die weigerde
om zijn dak te verlaten. Hij herin
nerde zich, hoe er gestolen was
tijdens de inundatie in de oorlog.
Hij is prompt verdronken.
Zeeland nu, een kwart-eeuw na
de Ramp. Dammen en bruggen
hebben de meeste voormalige ei
landen aaneengeregen. Binnen
drie kwartier zit een Rotterdam
mer in zijn tweede huisje op Ou
werkerk.
woedende zee. Maar niet zo stenig
als meerpalen. Zondagmiddag
kwam de tweede vloed. Het water
steeg hoger en hoger en lichtte
van alle huisjes successievelijk
de daken af. De mensen hadden
daar toen via de zolderraampjes
al een toevlucht op gezocht. Leen
begon direct de pannen van het
dak te gooien, toen hij zag, dat de
andere daken in vlotten veran
derden. Ook hij en zijn moeder
werden tenslotte met het dak
meegesleurd. Het bleef goed drij
ven, maar Leen was bang, dat het
door het dijkgat getrokken zou
worden. Dan waren zij reddeloos
Mensen, in doodsangst op een
dak gezeten, zwaaien om hulp
Vluchtelingen ten tijde van de
watersnoodramp
Met de landbouw gaat het goed,
al zou een afgedamde Ooster
schelde de boeren welkom zijn
geweest als zoetwaterleverancier,
want de verdroging is ook hier
een probleem. Het overschot aan
arbeidskrachten vertrekt met
stille trom, maar voor het eerst
sinds de oorlog heeft Zeeland
geen vertrekoverschot gehad, het
afgelopen jaar. De Zeeuwse boer
grijpt zijn kansen.
Zeeland nu. De Ramp is niet ver
geten. Bij storm grijpt iedereen
naar de krant met het hoogwater
lijstje. Ben je nog bang? vraag ik
al mijn gesprekspartners. Het
antwoord is %'erschillend. Jonge
ren maken zich geen zorgen. „De
kans op oorlog is groter dan die
op een herhaling van de Ramp".
Maar een ander bekent, dat hij
nog dikwijls droomt van de
stormvloed, die zijn eiland over
spoelt. „De ramp ligt op het kerk
hof, wordt hier wel gezegd. Ja,
maar je raakt zoiets toch nooit
meer kwijt!"