Koksschool zorgde voor de wa "NEDERLAND EN DE ZEE" Herdenkingsboek rond de ramp ZATERDAG 28 JANUARI 1978 PAGINA 25 Zondag 1 februari 1953. Het zuidwesten van Nederland is getroffen door een ramp, maar buiten het geteisterde gebied is dat nog nauwelijks doorgedrongen. Het nieuws komt spaarzaam over, de ra dio moet zich behelpen met schaarse berichten. Tot die zondagmiddag, het prog ramma wordt ervoor onder broken, een speciale repor tage. Door de ether klinkt klokgelui, de zware en door dringende galm van klokken, die 's nachts in het ramp gebied op vele plaatsen het onheil verkondigden. De galm wordt doorbroken door een stem. Het is het snelle, gejaagde stemgeluid van een verslaggever, die een ooggeluigeverslag doet van de rampgebeurtenissen. Hij is in Sliedrecht, waar de eerste berichten vandaan kwamen en maakt melding van een dijkdoorbraak. De eerste woorden vallen weg, zijn onverstaanbaar. Door het klokgelui heen doet hij zijn verslag, improviserend, meelevend en bevangen door de grote triestheid die hij ziet. Op de radio wordt zijn stem soms overstemt door het la waai van de storm. Dan klinkt .daar zagen we het gat, waardoor het water stroom de, dat kolkende water, de Al- blasserwaard in. Een grote hap van de weg Gorkum- Dordrecht werd compleet weggevreten. En wanneer je dat zo ziet en je ziet dan ook in de verte die mensen daar dwalen met wat goederen die ze nog over heb ben, gestapeld op wat karren, je ziet ze daar gaan naar ver schillende huizen waar men hen onderdak geeft, dan krijg je de indruk dal je de handen voor het gezicht wilt slaan en je niet meer weet hoe het dan eigenlijk gedaan moet wor den om die mensen te hel pen De verslaggever ziet de mensen, die wanhopig probeerden de gaten in de dijken nog te dich ten en raakt geïmponeerd door de gebeurtenissen. .En dan zijn er van die mo menten wanneer je dan als radio-reporter daar zo langs die verschillende bedreigde punten gaat dat je eigenlijk toch het liefste maar die mi crofoon in je zak houdt, dat je die mensen zelf niet durft vragen naar die ellende en dat je maar liever niet wilt horen en dat je stil je weg gaat Maar zijn verslag gaat verder, maakt indringend melding van de moeizame tocht naar de rampplaatsen, de luiste raar reist bijna mee. .Rotterdam, je rijdt door Rot terdam, het water komt in de Oranjeboomstraat tot de veiu sterruiten van onze auto, doorrijden, niet doorrijden, wél doorrijden. We moeten naar Dordrecht In Dordrecht blijkt al een deel van de stad onder water te staan, mensen proberen zich in allerijl te redden, een man schreeuwt over zijn huis dat wegdrijft, zijn vrouw is nog binnen. De verslaggever meldt: land-Bath liepen ze vast, maar toch maakten ze de indruk wekkende tweede reportage. Die werd 's maandagsmor gens uitgezonden. Goeie gok Jan de Troye had toen al zijn maatregelen genomen om verder te komen: "Ja, je moest aan alles tegelijk den ken. Ik dacht als we hier niet verder komen, is er maar een manier, dat is vliegen. Dat was een erg gewaagde stap, zoiets is verschrikkelijk en ik wist verder niet hoe de situa tie was. Achteraf is het een goeie gok geweest." "We zijn toen over de Zuidhol landse en Zeeuwse eilanden gevlogen. Daar hebben we eigenlijk het eerste grote to taalbeeld gekregen, we heb ben nauwkeurig overge bracht hoe de situatie was. Dat was heel belangrijke be richtgeving, niemand wist nog precies hoe de situatie er bij stond. Het is ook enkele keren uitgezonden." Jan de Troye herinnert zich van die tocht: "Dat was een triest gezicht als je het land kende. Hier en daar een toren boven het water en mensen op da ken. Een vreselijk gezicht en het idee datje niets kan doen. Later dacht je, gelukkig dat de berichtgeving de hulp op gang kan helpen." In zijn werkkamer in één van de NOS-villa's aan de Emma- straat doet Jan de Troye (57) zijn verhaal over zijn ramp reportages terughoudend en zonder opsmuk. Het is de zelfde stijl, waarin hij zijn re portages deed: "Dat sen sationele, dat is nooit zo m'n stijl geweest", zegt hij. Over die reportages in '53 zegt hij: "Dat was een heel erg moeilijke zaak. Het vraagt een zekere beheersing om derge lijke gebeurtenissen over te brengen. Bij dit soort dingen voel je het risico dat het zo pakkend is, dat je snel een sensationeel nummer staat te verkopen. Brug Je moet je voorstellen, je staat daar met die microfoon, dat heeft aantrekkingskracht on danks alle ellende. Ik weet nog wel in Rilland-Bath, die mensen die gered waren. Die kwamen zelf op de microfoon af en begonnen uit zichzelf te praten. Die zagen in de mic rofoon een brug naar de buitenwereld." Jan de Troye doet al sinds '61 geen radiowerk meer. Zijn laatste reportages waren schaatswedstrijden in Go thenburg, waar Henk van der Grift wereldkampioen werd. Daarna is hij binnen de Vara organisatorisch werk gaan doen om enkele jaren geleden over te stappen naar de NOS. Daar is hij programmacom missaris televisie. In zijn hart is Jan de Troye ra dioman gebleven: "Ik vind radio nog altijd geweldig. Ra dio kan verschrikkelijk goed informeren en is nog altijd veel sneller dan televisie." Aan zijn radiowerk rond de ramp bewaart hij nog altijd de beste herinneringen: "Dat is een van de mooiste perioden geweest, vooral dat improvi seren. Als het allemaal zo netjes geregeld is, is het niet meer aardig. Er gaat voor mij niets boven improviseren". De ondergelopen polders bij Rilland-Bath, waar Jan de Troye 's nachts zijn indruk wekkende reportage maakte van overlevenden die in klei ne bootjes gered worden. Ellende .het is ellende, ellende om dit alles te zien. En hoe zie je dan luisteraars, hoe zie je dan die watersnood, je ziet daar geen sensatie, je ziet de watersnood in de trieste treurige stilte Maar toch gaat het verder, na Dordrecht probeert hij Zee land te bereiken. De repor- tageploeg komt niet ver. Bij Rilland-Bath kunnen ze niet verder, een dijkdoorbraak heeft voor een muur van wa ter gezorgd. Van toeschou wers worden ze echter hel pers. Daar in Rilland-Bath wordt de reportagewagen op een dijk gereden om in de donkere nacht licht te geven aan men sen die met bootjes proberen overlevenden te redden. Met anderen wacht de verslag gever aan de voet van de dijk op de overlevenden. Met ge spannen stem, die steeds wordt weggevaagd door de storm, doet hij verslag; .we gaan nu allemaal onder aan de dijk, met de voeten in het water om te kijken of er Het zijn fragmenten uit de eerste radioreportages van de watersnoodramp in '53. Klas siek geworden opnames, in middels. Vijfentwintig jaar na opname zijn ze nog altijd een begrip. De verslaggever was Leidenaar Jan de Troye. Toen radio-verslaggever bij de VARA en nu programma- commissaris bij de NOS. Hekel Zelf hoort hij ze liever niet meer, die opnames. "Het klinkt gek, maar ik heb er eigenlijk een enorme hekel aan als het weer 1 februari wordt. Dan herhalen ze die dingen en daar zit ook zo veel van jezelf in. Ze hebben me nu ook weer gevraagd, maar ik probeer er altijd aan te ont snappen. Ik wil er niet meer van horen." De ramp zelf, die is hem sterk bijgebleven: "Ja, ik heb het altijd als het flink stormt, als je dan op het nieuws over dijkbewaking hoort, datje er aan terugdenkt, dan hou je iets van die onrust." De avond voor de ramp had Jan de Troye intuïtief het idee dat er wat gebeuren kon: "Ik weet nog dat ik 's avonds een paar keer naar de Heuvellaan, naar het Vara-gebouw ben ge weest om te kijken of er iets op de telex stond." Later op de avond werd hij on verwachts gebeld door Rut- ger Schoute, de toenmalige muziekredacteur van de Vara: "Die moest" - vertelt Jan de Troye - "naar Goes, voor een lezing maar de men sen daar hadden hem gebeld dat hij maar beter niet kon komen. Toen ben ik naar het Melkpad, naar de radio- nieuwsdienst, gegaan, maar daar was niks bekend." Vrije dag Jan de Troye vertrouwde het toch niet: "Voor alle zeker heid heb ik toen toch maar een reportagewagen ge claimd. Ik weet nog goed, eigenlijk kon dat niet, want de technicus had een vrije dag. Ik ben toen zelf gaan vragen of hij die vrije dag op wilde offeren." Met die technicus, Joop Piquet Weezerik en met chauffeur Jan Ritter trok Jan de Troye er met de reportagewagen op uit. Het was midden in de nacht, Nederland lag nog op zijn bed en dacht aan geen watersnood. "We wisten heel erg weinig toen we weggingen. Toen de eerste berichten uit Dordrecht kwamen, zijn we daar heen gegaan." Daar en in Zwijn- drecht en Sliedrecht maakte Jan de Troye zijn eerste re portage. Het materiaal werd nog 's morgens naar de studio in Den Haag gebracht, van waaruit het 's middags werd uitgezonden. Inmiddels was de reportage- ploeg al op weg naar Zeeland: "We begrepen, toen we in Dordrecht waren heel goed dat Zeeland het meest kwets baar was, we zijn dan ook di rect doorgereden". Bij Ril mensen zijn aan boord. Het is een gedrang natuurlijk, een vreselijk gevecht om hier bij de wal te komen, er wordt met man en macht geroeid. Nog een paar slagen, ja, daar ko men ze en we zien alweer het bekende beeld, in dat kleine bootje, ik schat maar liefst twee, vier, zeker vijf, zes. ze ven man in dat ene bootje. Dat is toch weer een prestatie van die jongens, dat is prachtig werk, schitterend werk, wat een karwei is dat geweest, da ar zullen we eens even snel naar moeten vragen De watersnood komt dan op de meest indringende wijze in de huiskamers. Redders en overlevenden doen hun ver haal. Een redder vertelt van mensen, die ze niet kunnen bereiken, van mensen die niet mee willen en dat het hun plicht is om te helpen. Een overlevende stamelt zijn naam. ia zelfs zijn geboorte datum. Schreeuwt dan in de microfoon: "We zijn overge komen, allemaal, lieve zuster Ivonia en de vrouw in hier aanwezig, moeder komt nog straks, bidt voor ons "Een detachement van 100 man sjokte de Openbare School van Spijkenisse binnen, nat tot op hun hemd en de gezichten grauw van vermoeidheid. Het is de instruc tiecompagnie van de Koksschool uit Leiden - soldaten die voor bijkok worden opgeleid en die nu een schop in handen hebben ge kregen." Zo begint een verhaal in het LD van 7 februari 1953. Geschreven door een sportredacteur die, omdat toch alle wedstrijden waren af gelast, met de Leiclse Koksschool onder leiding van wijlen com mandant Gerth van Wijk naar het rampgebied was meege stuurd. In uniform, want: "Jij komt niet in burgerkleding in mijn drietonner", had de majoor gezegd. Toen zondag 1 februari de militai ren werden opgeroepen, was bij de Koksschool een ploeg als eerste in de omgeving volledig aanwe zig. Het ging erom zo snel moge lijk complete eenheden voor werk. aan de dijken uit te zenden. Zo doende werd die ene koks-ploeg ook aan de dijken gezet: graven en zandzakken vullen. Tot ze werden afgelost en net als de rest van de Koksschool hun eigenlijke taak konden gaan vervullen: zor gen dal te hulp gesnelde troepen en evacuées te eten kregen. Met ongeveer 480 man is de Koks school tweëneenhalve week aanwezig geweest in het getroffen gebied. Verdeeld in groepen over het hele gebied, ze zaten onder meer in Rockanje. Den Briel, Spijkenisse, Abbenbroek, Mid- delharnis. Ridderkerk, Krimpen, Ouderkerk, Steenbergen en in de evacuatiecentra in Breda, Ber gen op ZoomRoosendaal en Rot terdam, maakten ze in die tijd honderdduizenden maaltijden klaar. In café's, schoollokalen en kampen, waar Rode Kruisposten waren ingericht, moesten ze hun werk doen, enorme hoeveelheden eten klaarmaken op benzinebranders. Uit het verslag in de krant, van 17 februari: "In Steenbergen zwaait een jonge vaandrig met vaardige hand de scepter over de groep, die reeds de eerste dag 1500 liter er w tensoep kookte en rondbracht naar de dijkwerkers" Hoewel het met de bevoorrading wel eens niet allemaal even soepel liep: "Natuurlijk bracht het voor een klein kruideniertje wel eens wat moeilijkheden mee, als er plotseling een klant bin nenkwam, die 25 kilo gesneden kaas bestelde. Een meisje in een fruitwinkeltje vluchtte weg naar de achterkamer toen de inkoper voor de keuken vijfhonderd si naasappelen kwam halen": die bevoorrading heeft geen ogenblik stilgestaan en over het eten was men goed te spreken. Hoewel er ook vele avonturiers wa ren tussen de grote massa die die eerste dag van februari te hulp gesneld was: "Men kan ze er zo uitpikken, want men hoefl maar even naar hun weinig vermoeide gezichten en ongeschonden han den te kijken"; er werd toch flink wat werk verzet en ook over de Nederlandse soldaat heerste volle tevredenheid. "De Nederlandse soldaat mag dan wel eens voor een kankerpit uit gemaakt worden -als het volk in nood is kan men op hem bou wen...". MARGA WU1S Koen Aartsma e. a.. Nederland en de zee, een eeuwigdurende strijd. Her denkingsboek rond de watersnoodramp van 1953. Uitgave Zomer Keuning - Wageningen. 17.50 De uitgever heeft de schijn tegen. Een herdenkingsboek over de waters noodramp dat al half december - dus anderhalve maand te vroeg - en bovendien met het nodige officiéél vertoon verschijnt, wekt argwaan. Zoiets geeft snel het idee van het verdienen aan de herinnering. De argwaan wordt versterkt door een schreeuwerige tekst op de achter flap. Het is van dat kunstmatig opgeklopte proza dat enkel de verkoop en nauwelijks de werkelijkheid dient. Een boek dat wordt aangeprezen in termen als fascinerend, onthullend, pakkend en verbijsterend roept onvermijdelijk twijfel op. Dat is jammer. De commerciële aanpak van Zomer Keunig staat schreef op de journalistieke en merendeels nuchtere aanpak van de medewerkers. Zij geven een terugblik op de ramp, plaatsen die in een breder kader en maakten zo een documentair boek. De gekozen opzet maakt het boek lezenswaardig. De ramp is niet op zichzelf beschouwd. Zeis omlijst met verhalen over de geschiedenis van de strijd tegen de zee, over de veranderingen in het deltagebied na de ramp, over het deltaplan en de invloed ervan op het milieu. De ramp zelf wordt vanuit verschillende gezichtshoeken belicht. Over hoe het - weerkundig - kon gebeuren en hoe het - in werkelijkheid - ge beurde. Betrokkenen - hoewel niet allemaal even betrokken - doen hun verhaal en rampplaatsen van toen worden opnieuw bezocht. De keuze van het fotomateriaal daarbij is niet overal even sterk. Nederland en de zee is een aardig boek. Maar het gaat te ver om - zoals ir. Maris, de directeur-generaal van rijkswaterstaat' in '53, in een inlei dend woord zegt - de uitgave te beschouwen als een eerbewijs aan de slachtoffers en de redders en een waarschuwing voor de toekomst. Zo ver reikt zo'n boek nu ook weer niet. K. v. d. M. In Stavenisse ivorden weken na de ramp nog doden qeborqen (Foto uit 'Nederland en de zee').

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1978 | | pagina 3