De Ramp is geschiedenis geworden
Oosterschelde:
kostbare les
Deltaplan gaf zuidwesten een totaal ander gezicht
ZATERDAG 28 JANUARI 1978
BINNENLAND
Trouw/Kwartet PS 27
Haringvlletdam
VOORNE
GOEREE
HARINGVLIET
Brouwers-
dam
HOEKSCHE WAARD
Haringvlletbrug
Grevelingen
dam
Numonsdorp
SCHOUWEN
Pijlerdam
(in uitvoering)
OVERFLAKKEE
OUIVELANO
Veersedam
VOL KEN Air,
Zi«riht««
ST^V
PHILIPS
LANO
JOSTERSCHELDE-
THOLEN
Oesterdam
(in uitvoering)
Mlddtlburg
Kr«»krok-
»luli«n
„De Oosterschelde heeft ons een
kostbare les geleerd. Ten koste van
meer dan twee miljard extra en ze
ven jaar tijdverlies wordt nu veilig
heid verkregen met behoud van een
groot deel van de natuurlijke rijk
dommen van het gebied. Wanneer
het milieuaspect eerder in zijn volle
zwaarte had meegewogen bij het op
stellen van het Deltaplan dan was
dit voor een deel te voorkomen ge
weest. Ook elders in het Deltagebied
heeft milieu meer aandacht gekre
gen. Er is bij voorbeeld sprake van
dat de Grevelingen een zoutwater-
meer blijft inplaats van te worden
gevuld met zoet, doch vervuild Rijn
water. De Deltadienst van Rijkswa
terstaat heeft een hoofdafdeling mi
lieuonderzoek gekregen teneinde
milieuproblemen zo vroeg mogelijk
te kunnen signaleren en te helpen
oplossen. Daarom is de hoop gewet
tigd dat van de natuurlijke rijkdom
van de Delta van 25 jaar geleden toch
nog veel behouden kan blijven."
Aldus dr. W. Wolff, bioloog bij het
rijksinstituut voor natuurbeheer, in
het aan de herdenking van de Ramp
gewijde, onder redactie van Koen
Aartsma tot stand gekomen en door
Zomer en Keuning uitgegeven boek
„Nederland en de zee". Over de
Ramp zijn in de loop der jaren tal
van boeken verschenen.
Het bijzondere van dit werk is dat
het niet alleen een fascinerend ver
slag geeft van wat in 1953 is gebeurd
maar tevens ver teruggrijpt in de
wordingsgeschiedenis van Neder
land die het verhaal is van één voort
durende worsteling met de zee. Het
'geeft daarenboven een voortreffelij
ke indruk van de filosofie achter het
Deltaplan en van wat er in het kader
van deze grootste waterstaatkundige
operatie aller tijden tot dusver is
gebeurd. Het gaat uiteraard ook uit
voerig in op de kroon op het werk: de
afsluiting van de Oosterschelde.
Ing. W. Metzelaar, oud-hoofd van de
voorlichting van Rijkswaterstaat,
heeft met vier boeiende beschouwin
gen van dit boek wel het leeuwedeel
voor zijn rekening genomen. Verder
hebben meegewerkt Anneke Geluk,
de meteoroloog Hans de Jong en de
oud-directeur-generaal van rijkswa
terstaat ir. A. G. Maris.
door Barend Mensen
De Ramp van 1953 hoe onwezen
lijk eigenlijk komt nu, vijfentwin
tig jaar later, die grote catastrofe
op ons over. Wellicht ook zelfs op
hen, die er middenin hebben geze
ten, die met moeite het vege lijf
hebben gered en die nóg niet goed
zullen begrijpen hoe zij die zo plot
seling over hen heen gekomen ver
schrikking hebben kunnen door
staan.
Het overgrote deel van zuid-west-Neder
land verdronken land onder één grote,
kolkende watermassa, zich uitstrekkend
over een gebied van 251.223 ha. In de
.korte duur van nauwelijks een etmaal
1835 doden. Hechte leefgemeenschappen
als van Oude Tonge, Stavenisse, 's-Gra-
vendeel en tientallen andere Zeeuwse en
Zuidhollandse dorpen wreed en schijn
baar willekeurig uitgedund.
Meer dan 180.000 mensen niet dan na
grote beproevingen de dans ontspron
gen; 70.000 van hen als „evacué's" naar
het vasteland gebracht, geslagen en ver
slagen. Honderdduizenden mensen in
have en goed getroffen.
Eilanden verdwenen op hun van uit de
lucht nog net zichtbare en door een woes
te branding omgeven duinrand na. Een
onafzienbaar landbouwgebied verloren
gegaan; 55.000 paarden, koeien, varkens
en ander vee omgekomen. Boerderijen
ingestort, woningen weggevaagd, sche
pen vergaan, verbindingen verbroken.
Doden én overlevenden, bergers en red
ders met boten en helikopters. Met de
woedende elementen een hopeloze strijd
voerende mannen op stukgeslagen dij
ken. Negentig grote stroomgaten, hon
derden bressen.
Een vader, die voor zijn ogen zijn gezin
ziet verdrinken. Een moeder, die zich
door een meedogenloze stormvlaag haar
baby uit de armen voelt gerukt. Een oude
man, die op de nok van een dak een
zuigeling tracht te voeden met door hem
voorgekauwde pudding. Tragische scè
nes. zoals ze in dit afzichtelijke drama bij
tientallen voorkomen.
Ontreddering en verwarring, nood en el
lende en in heel Nederland een verlam
mend gevoel van schrik over het feit dat
dit ongekende zich in de nacht van zater
dag 31 januari op zondag 1 februari en op
de middag van die, vooral op de eilanden
zo geheiligde dag in dit veilige, goed
georganiseerde land kon afspelen. En
daarbij dat men er pas van hoorde toen
het allemaal al gebeurd was.
Daarna de reactie: een overweldigend
hulpbetoon uit eigen land en uit het
buitenland, zelfs uit ook getroffen landen
als Engeland en België.
Als nu over de Ramp wordt geschreven
dan gebeurt dat doorgaans met een
hoofdletter R. De watersnood is vader
landse geschiedenis geworden. Zij is toe
gevoegd aan de lange reeks nederlagen in
het gevecht dat de bewoners van de Lage
Landen eeuwenlang tegen het water heb
ben gevoerd. De meeste Nederlanders
kennen van het rijtje jaartallen hoog
stens 1421 en 1916. Als onvergetelijk
komt daarbij: 1953. Want nog altijd
heerst in het Zeeuwse en Zuidhollandse
■rampgebied van toen angst als er storm
opsteekt en het water de dijken beukt.
Daar kan voor de generatie die het heeft
meegemaakt een Deltaplan niets aan
veranderen. Anderen zullen de Ramp
niet vergeten, omdat hij juist de uitvoe
ring van dat Deltaplan, waarop al werd
gestudeerd lang voor de fatale gebeurte
nissen zich voltrokken, versnelde. Ook
met dit plan werd en wordt vaderlandse
geschiedenis geschreven.
Het plan
Vijfentwintig jaar rekende men er voor,
,toen men er onder het motto „zoiets
•nooit meer" met eensgezinde offerbereid
heid aan begon. In de tijd van het komen
van de jongste en het gaan van de oudste
generatie zouden de zee-armen, op de
Westerschelde na, worden afgesloten.
Zware dammen met in enkele daarvan
vernuftige sluiswerken zouden met een
gezamenlijke lengte van slechts enkele
tientallen kilometers meer dan duizend
kilometers zeedijk tot tweede linie ma
ken en in feite op jaren stellen.
Het ingrijpende plan is anno 1978
gerealiseerd op de felomstreden afslui
ting van de Oosterschelde na. Voor deze
zee-arm viel vorig jaar het besluit haar
wel af te sluiten, maar toch open te
houden. Dat gaat dan gebeuren door
middel van een pijlerdam die in 1985
klaar moet zijn. Het extra offer van 2,5
miljard werd terecht verantwoord geacht
voor het behoud van de unieke flora en
fauna in dit estuarium, voor de redding
van de oester- en mosselcultuur, voor de
handhaving van „kinderkamer" voor de
visstand in het zuidelijk deel van de
Noordzee en voor wie weet welke andere
toekomstige voedselproduktie.
Het idee om de Oosterschelde open te
houden, heeft veel weerstand gewekt, be
grijpelijkerwijs vooral in Zeeland. Daar
waren echter ook belangrijke economi
sche belangen in het geding. Ten slotte
kon iedereen vrede hebben met de door
de waterbouwtechniek geboden oplos
sing om het één, de veiligheid, niet door
het ander, de zo noodzakelijke zorg voor
het milieu, te hoeven laten uitsluiten.
Het Deltaplan heeft het gebied der grote
stromen en de gang van zaken daarin
sterk veranderd. Het voorheen zo moei
lijk bereikbare zuid-westen is een heel
ander land geworden dan het was toen
het door het water overvallen werd en
iedereen, zittend bij de puinhopen en
blikkend op het drooggevallen en door
het zout wit uitgeslagen land, zich daar
na afvroeg hoe dat ooit nog in orde zou
komen.
Groene ruimte
Als men nu het eilandengebied, waarvan
Zeeland met zijn 274.500 hectare land en
179.500 ha water het grootste oppervlak
bestrijkt, per trein of over de weg binnen
rijdt, is het onmogelijk zich voor te stel
len dat dit wijde polderland.letterlijk een
zee van ellende is geweest. Hoe je het ook
binnenkomt: over de Haringvlietsluizen
en de Brouwersdam en dan verder over
de Zeeuwse trots, de vijfeneenhalve kilo
meter lange Zeelandbrug over de Ooster
schelde, lang.i de Deltaroute (Heinen
oordtunnel, Hellegatsplein, Grevelingen-
dam en dan wederom de ranke Zeeland-
brug) of uit Brabant via de rijksweg 58
met bruggen over het SChelde-Rijn-ka-
naal en de Vlaketunnel onder het Kanaal
door Zuid-Beveland, overal vertoont zich
hetzelfde, rust-ademende landschappe
lijke beeld. En her en der in die groene en
door een wijde lucht overkoepelde ruim
te kerktorens. Wie zich daarop weet te
oriënteren heeft geen landkaart nodig.
Overal ook snuif je de aanwezigheid van
het water op, als tenminste niet een van
ver of dichtbij komend industrieel luch
tje dat verhindert. Voor dat water hoef je
nergens ver te rijden en dus ook niet op,
het tweelingeiland Schouwen-Duiveland,
waar je, als je Zierikzee en de Zeeland-
brug laat liggen, in een kwartier bij
Burghsluis bent, niet meer dan een ha
ventje en behorend bij Burgh, gemeente
Westerschouwen.
Daar sta je dan aan de noordelijke oever
van die veelbesproken Oosterschelde en
je ziet in de verte de werkeilanden Rogge-
plaat (1969) en de door een dijkvak ver
bonden Neeltje Jans (1970) en Noordland
(1971). Daar tussen liggen de straks door
de pijlerdam te temmen stroomgaten:
Hammen, Schaar van Roggenplaat en
Roompot. In die gaten nog pilonen voor
de kabelbanen waarmee men zware be
tonblokken zou gaan afwerpen voor de
afdamming van het brede water. Ze wor
den verwijderd, want het plan is gewij
zigd
"Burghsluis dus, geen dorp, zelfs geen
vlek, maar wel een belangrijk en in de
eerste linie gelegen steunpunt van de
Deltadienst van Rijkswaterstaat, die er
dan ook een drukbevolkt gebouwencom
plex heeft liggen. Hier, maar bepaald niet
hier alleen, is men bezig met de voorbe
reiding en tot op zekere hoogte ook al
met de uitvoering van de laatste slag in
de Delta-operatie, die als voornaamste
doel heeft te voorkomen dat ooit nog
eens zo iets als in 1953 zal gebeuren.
'Superstorm'
Ing. H. Bijl. hoofd van de afdeling infor
matie en documentatie van de Delta
dienst, schudt alle dingen die in het ka
der van het Deltaplan gebeurd zijn en
nog te gebeuren staan uit zijn mouw.
„Met het Deltaplan", zegt hij, „wordt
gerekend met een superstorm zoals die
gemiddeld met een kans van één procent
per eeuw voorkomt. Dit betekent dan dat
er eenmaal in het tijdsbestek van 10.000
jaar zo'n storm kan voorkomen. Het bete
kent niet dat dit om de 10.000 jaar het
geval zal zijn. De hoogte van het water
tijdens de Ramp van 1953 was minder
dan het peil zou zijn als het door een
superstorm zou worden opgezweept. Er
was toen dan ook nog geen sprake van
een superstorm, wel van een fatale sa
menloop van omstandigheden: een aan
houdende (23 uur geduurd hebbende)
zware noordwesterstorm dwars op de Ne
derlandse kust, die over de gehele breed
te van de Noordzee het water voortdreef
en in de trechterhals in het zuiden op
stuwde. Daarbij dan de omstandigheid
dat het springtij was, wat wil zeggen dat
zon en maan in één lijn staan, samen hun
aantrekkingskracht op het water uitoefe
nen en daardoor al een verhoging veroor
zaken. Het had nóg erger kunnen zijn als
er op dat moment ook veel afvoer van
water „van boven" via Rijn en Maas was
geweest. Die was echter niet maximaal."
'Hét noordwestelijk deel van het land is
de eeuwen door het meest kwetsbaar
geweest voor stormen als deze en in prin
cipe blijft dat zo. Het antwoord op de vele
'vragen die na de Ramp werden gesteld is
mede ingegeven door het feit dat de
zeespiegel rijst doordat de poolkappen
afsmelten en de bodem van Nederland
zakt door geologische omstandigheden.
Samen is dat twintig centimeter per
eeuw (het wordt de „relatieve bodemda
ling" genoemcs) en ai lijkt dat niet direct
iets om wakker van te liggen, al voor de
Ranp realiseerde men zich dat men niet
eindeloos door zou kunnen gaan met het
verhogen van de steeds zwaarder op slap
pe grond drukkende dijken. Dit en ook
de hoognodige terugdringing van de
zoutgrens (het zeewater drong steeds die
per het land in met alle gevolgen van dien
voor de landbouw en de drinkwatervoor
ziening in het westen) inspireerden tot
het onderzoeken van de mogelijkheden
tot het afsluiten van de zeegaten. Wester
schelde en Nieuwe Waterweg werden
daarbij buiten beschouwing gelaten van
wege de belangen van de zeescheepvaart.
Uitgangspunten
„De uitvoering van het Deltaplan is het
duidelijkst merkbaar in het zuidwesten,"
aldus ing. Bijl. „Het omvat echter meer.
Het gaat uit van een verkorting van de
kustlijn door afdamming. Bovendien van
een verhoging en aanpassing van de tota
le zeewering van Delfzijl tot Cadzand
aan de Deltanormen. Dat wil zeggen
dat de hoogte met hier en daar een
reduktie verschil aanzienlijk boven de
waterstand moet liggen die ontstaat als
er sprake zou zijn van een superstorm.
Het regelt ook de afvoer van het rivierwa
ter. Dit laatste houdt verband met een
tweede uitgangspunt van het Deltaplan,
de regulering van de zoetwaterhuishou
ding van Nederland. Vandaar drie stu
wen in Rijn en Lek met behulp waarvan
rivierwater naar het IJsselmeer wordt
geleid ten behoeve van dé" watervoorzie
ning in het oosten van het land. Omdat
het Haringvliet is afgesloten geschiedt de
afvoer van het rivierwater verder via de
Oude en de Nieuwe Maas en de Nieuwe
Waterweg waardoor de „zouttong" wordt
teruggedrongen. Het hele noordelijke
Deltabekken speelt bij dit alles een be
langrijke rol. Het indrukwekkende slui-
zencomplex in de Haringvlietdam is te
zien als de hoofdkraan van Nederland,
die bij een grote afvoer van rivierwater
loost op zee."
Het was oorspronkelijk de bedoeling dat
alle „meren" echter de dammen zoet zou
den worden. Daar is van afgezien toen de
opvattingen over de toekomst van de
Oosterschelde zich wijzigden. De Philips-
dam (tussen St. Philipsland en de Greve-
lingendam) en de Oesterdam (ten westen
van het te creëren Zoommeer en pal
langs het Schelde-Rijn-kanaal) zal de
scheiding tussen het noordelijke zoete en
het zuidelijke zoute bekken straks defini
tief maken. Dan zal tegelijkertijd worden
uitgemaakt of de Grevelingen zout blijft
of zoet wordt.
Het Oosterscheldeprojekt wordt het
spektakelstuk van het Deltaplan. Het is
dit al geweest vanwege de discussies, het
wordt het ook in technisch opzicht en,
vanwege de uitvoering waarvoor alle
krachten worden gemobiliseerd.
Beweging
„De historische kwetsbaarheid van het
gehele gebied komt het sterkst tot uiting
in de Oosterschelde," zegt ing. Bijl. „In
Philipsdam
(in
uitvoering)
Overzicht van de deltawerken in Zeeland. Niét op dit kaartje /staan aangegeven diverse werkzaamheden aan dijken. Buiten
Zeeland kan als groot deltawerk genoemd worden de storm-vloedkering bij Capelle aan den IJssel.
we het hadden gekund, want je moet
voor wat we nu gaan doen wel een hele
technologische ontwikkeling hebben
doorgemaakt."
In 1985 naar menselijke berekening vei
ligheid voor het laaggelegen land en het
vaak zo weerloos geweest zijnde zuid
westen daarvan. Veiligheid voor een an
ders geworden land, dat er béter, maar
naar het gevoel van sommigen ook min
der goed van geworden is. Het Deltaplan
heeft de na-oorlogse ontwikkeling in een
onstuimig tempo het eilandengebied bin
nengebracht. Het is aan alle kanten ont
sloten en het wachten is nu nog slechts
op de felbegeerde brug-tunnelverbinden
over de Westerschelde. De eilanders zijn
voor de rest van Nederland niet meer „de
mensen van de overkant" en het land-
waar-het-leven-goed-is kent behalve zijn
industrie- en de daaraan gekoppelde mi
lieuproblemen ook die van een lichtelijk
beangstigende toeristenstroom. De be
slotenheid is teloor gegaan; het lichte,
wijde land is. niet meer van de bewoner?
alleen. Het is de prijs die betaald moet
worden. Want er is niemand die de storm
Vloed van „ontwikkeling en vooruitgang'
weet te keren
deze zee-arm manifesteert zich het in
drukwekkendst de invloed van drieërlei
beweging: die van de lucht, het water en
de bodem. Voortdurend speelt dat door
elkaar, als melodieën in een fuga. Er
wordt dan ook constant gepeild, omdat
het wat bodem en stroming betreft tel
kens weer anders kan zijn. Er komt een
open stormvloedkering met een doorlaat-
opening van 14.000 vierkante meter. Dat
staat nu vast. Daardoor zal de getijde
werking in de Oosterschelde voor circa
zeventig procent worden gehandhaafd en
zal bij Yerseke een voor de schelpdieren
cultuur vereist tijverschil (tot 2.70 meter)
blijven bestaan. Er is om dit alles te
kunnen bereiken echter nog een enorme
studie nodig.
De discussies, waarvan men denkt dat ze
nu wel afgelopen zijn, gaan dan ook op
ander niveau onverminderd door. Onder
tussen wordt gedaan wat moet of wat al
kan. Bij Neeltje Jans wordt nu de bouw
put gemaakt waarin strakt de 85 pijlers
van de dam compleet met fundering wor
den geconstrueerd. Ze worden vandaar
met een speciaal te bouwen schip naar de
geulen gebracht. Twee, eveneens speci
aal voor dit doel gebouwde schepen bren
gen bodembescherming aan, bedoeld om
de beweging in te tomen. Al gelegde
bescherming die niet in het nieuwe plan
past wordt met rotsbaggermolens verwij
derd. De pijlerbouw begint op 1 januari
1979, in augustus 1981 zal de eerste wor
den geplaatst. Twee jaar later zullen de
eerste schuiven worden aangebracht.
Binnenkort begint de bouw van een drie
kilometer lange brug van Westenschou-
wen naar Neeltje Jans voor de aan- en
afvoer van mensen. In de drukste periode
zullen in de bouwput namelijk 1200 men
sen werken en zo'n aantal is niet met
bootjes aan en af te voeren. Die brug
alleen al gaat zeventig miljoen gulden
kosten. De „compartimentering" van de
Oosterschelde de bouw van de Philips
dam en de Oesterdam is ook al ver op
weg naar realisering. Dat is telkens het
geval geweest: eerst de secundaire dam
men, dan pas de primaire om niet van de
begane grond naar zolder te hoeven
springen."
Niet alleen de Deltadienst is met de pij
lerdam bezig, ook de andere directies van
rijkswaterstaat nemen het hunne voor
hun rekening. De Deltadienst het „natte"
werk, de directie sluizen en bruggen de
pijlerbouw, de directie bruggen en schui
ven Voortdurend ingeschakeld zijn
het waterloopkundig laboratorium, het
scheepsbouwkundig proefstation, het la
boratorium voor grondmechanica, het
KNMI, het rijkswegenbouwlaboratori-
um, de in een grote combinatie samenwe-
reknde aannemersbedrijven en verschil
lende centra van wetenschap en techniek
in het buitenland, zoals de Randcorpora-
tion, de „denktank" in de VS. Een enor
me samenballing van kracht en kermis
dus, niet alleen in de civiele techniek
maar ook in de ecologische sector waar
voor de in Middelburg zetelende hoofdaf
deling milieu van rijkswaterstaat zich
inspant.
Je bent geneigd alle andere Delta-presta
ties te zien als ondergeschikt aan' het
Oosterschelde-projekt. Dat is dan eigen
lijk ook wel het geval. Hier houdt de
harde techniek, gericht op het scheppen
van veiligheid, rekening met het tere
milieu omdat beide niet te missen zijn,
Andere stormvloed
Het is een wonder dat dit mogelijk is
geworden en het verleidt ing. Bijl tot het
maken van de opmerking: „Als we, toen
we met de uitvoering van het Deltaplan
begonnen, dezelfde opvattingen hadden
gehad over milieubehoud en -beheer als
nu dan zpuden we het misschien heel
anders hebben gedaan. Er is bij de beoor
deling van het Deltaplan stellig sprake
geweest van een generatiekloof. We heb
ben veel schade geleden door de na de
oorlog zo bejubelde industriële ontwikke
ling. Als dat niet zo zou zijn geweest dan
zou het milieubewustzijn ook niet zo
sterk zijn toegenomen. We hadden dan
over de afsluiting van de Oosterschelde
willicht geen praat gemaakt. Overigens,
wat dat „anders doen" betreft, het zou
toch altijd nog de vraag geweest zijn of