Kans voor de oester deel van mijn leven ANDER GETU, DOMPER VOOR DE WERVEN Gips verjoeg het zout uit de bodem Algemeen Dagblad algemeen dagblad watersnood februari 1953-1978 p** Samenspel broodnodig VRIJDAG 27 JANUARI 1978 PAGINA 18 ONAFHANKELIJK Na 25 jaar oen terugblik werpen op de stormvloed die op 1 februari het zuidwesten van ons land teisterde, doet in de eerste plaats de droeve herinnering terugkomen aan het verlies van 1855 mensenlevens. Daarna heeft ons land de ver plichting op zich genomen zoveel te doer, aan de betrouwbaarheid van de zeeweringen dat de bevolking er in veiligheid achter kan leven. Daarmee zijn we nog bezig met de bouw van een kostbare pijlerdam in de Oosterschelde als sluitstuk. Laten wij erop hopen en vertrou wen dat die inderdaad als de nood zakelijke blokkade tegen de zee zal functioneren DOORWERKEN Eraan doorwerken is nu gebo den. Het geld is ervoor beschikbaar gesteld. De kost gaat voor de baat uit. Ons land heeft intussen een hal ve eeuw achter de rug waarin een uiterst zeldzame reeks van grote waterbouwkundige werken is uit gevoerd. Het begon met de afslui ting van de Zuiderzee, erop volgde het herstel van Walcheren, toen de Ramp en vervolgens de Deltawer ken. De opdrachten werden steeds moeilijker. De eisen die nu worden gesteld aan onderzoekers, wetenschap en bedrijfsleven hebben de Deltawer ken tot een permanente leerschool gemaakt voor de waterbouwers. Rijkswaterstaat heeft er zelf die erenaam aan gegeven. In de loop der jaren zijn er hon derden lezingen en publikaties aan gewijd. Duizenden uit alle delen van de wereld zijn ernaar komen kijken om ervan te leren. Veiligheid. waterhuishouding, verkeer en economie stonden daar bij in het begin op de voorgrond. Nadien zijn recreatie, landschap en milieu eraan toegevoegd LEERSCHOOL Velen die de Deltadienst als leer school hebben gevolgd, werken nu elders. Ten behoeve van de water bouwkundige ingrepen heeft het onderzoek een grotere weten schappelijk verantwoorde basis gekregen. Technieken ©n hulpmid delen werden vernieuwd en verbe terd. Rijkswaterstaat - zijn eigen woorden heeft niet alles gedaan. Veel is ook te danken aan insti tuten, instellingen en de uitvoe rende firma's. Het staat onmisken baar vast dat in het geheel de rol van het Waterloopkundig Labora torium onmisbaar is geweest tegen de achtergrond van de beveiliging van zuidwestelijk Nederland PROFUT Belangrijk is nu dat de verwor ven kennis en ervaring niet verlo ren gaan. Dat risico lijkt niet groot, omdat er in vele delen van de we reld problemen zijn in kust- en deltagebieden, in riviermondingen en havens. De belangstelling voor het oplossen ervan groeit. Daar kan dan profijt worden getrokken .van wat de leerschool van onze Deltawerken heeft opgeleverd. De reputatie van onze waterbouwers zal er alleen maar door stijgen. Intussen maakt Rijkswaterstaat zelf ook een ontwikkeling door. In de top leeft de behoefte om bij de beleidsvoorbereiding van wa terstaatkundige werken de niet- techriische aspecten steeds sterker te laten meespelen. Daarmee wor den bedoeld natuur en milieu, waaraan vroeger veel minder aan dacht werd besteed. SAMENSPEL Zo'n samenspel tussen techniek en milieu blijkt uit de ervaringen die in de jongste paar jaren zijn opgedaan bij de plannen voor een stormvloedkering in de monding van de bosterschelde. Onder in vloed van een steeds sterker ge worden roep om volledig behoud van het natuurlijk milieu en plei dooien voor een geheel open Oos terschelde zijn de oorspronkelijke plannen omgebogen tot een tussen oplossing. Men vindt het nu voor de hand liggen dat elk waterstaatkundig werk begeleid wordt met een praktisch milieukundig onderzoek dat gericht is op de vragen die zich voor en tijdens de uitvoering voor doen. De milieukennis moet wor den gebundeld, wellicht door het instellen van een team voor niet alleen centrale, maar ook voor re gionale vraagstukken. PRESENTATIE Rijkswaterstaat bereidt nu een handleiding voor met een volledige en overzichtelijke presentatie voor alle gezichtspunten. Als daarbij wordt bedoeld dat ook de stem zwaar weegt van de genen die te leven hebben met de veranderingen die waterstaatkun dige werken tot gevolg hebben, kan zich bij velen de mening wijzi gen dat Rijkswaterstaat nog im mer een soort "staat in de staat" is. 'ET gaat goed met de oester- en nwsselktvekerijen in het Zuidhevelandse Yerse- ke. Sinds besloten is de Oos terschelde alleen gedeelte lijk af te sluiten met een jnj- lerdam met een opening van 14000 vierkante meter, blijven de vooruitzichten re delijk goeddoordat de zee arm zout blijft. Jan Vette (58). direeteur van het gelijknamige oester- en mosselbedri.jf (hij is kweker én handelaar), weet dat deze schelpdiercultures 1500 ar beidsplaatsen bieden en dat is veel op zo'n 5000 inwoners. Daar vallen ook de activiteiten onder van een machinefa briek, van leveranciers van scheepsbehoeften. van ver voerbedrijven en van de im port van Franse oestermand jes. Yerseke is welvarend, mag onomwonden worden gezegd. In het seizoen 1975-76 bedroeg de export van oesters 17'i miljoen stuks en de aanvoer van mosselen 90 a 100 miljoen kilo. Op 2G miljoen oesters na werd de hele produktie van deze lekkernij geexporteerd naar België: opbrengst ongeveer 15 miljoen gulden. De grootste afne mers van mosselen waren België en Frankrijk. De inkomsten hier uit waren ruim 45 miljoen gulden. Eeuw oud Het kweken ran oesters is ruim een eeuw oud. Nadat de oesters aan vankelijk in de zogenaamde wilde visserij werden gewonnen, begon men rond 1870 een oesterbank bij Yerseke in cultuur te brengen. Toen dat een groot succes bleek te zijn (men noemde Yerseke het tweede Klondike), kicam er belangstelling uit alle windstreken. Met „vreemd" kapitaal werden enkele grote maatschappijen opge richt. maar die verdwenen op den duur. De bevolking van Yerseke bleef er evenwel met goede resul taten mee doorgaan. Toen op 1 februari 1953 de Ramp .zich voltrok, waren hier 160 oester- bedrijven en een 50-tal mossel- kwekerijen; in Bruinisse. Tholen. Zeeuws-Vlaanderen. Den Oever en Harlingen te zamen was nog een zelfde aantal mosselbedrijven. Merkwaardig genoeg ondervon den de schelpdiereultures nage noeg geen schade van de storm vloed- Winter '62-'63 Ernstiger, bijna dodelijk u-as evenwel de situatie in het oester be drijf na de strenge winter van 1962-'63. Van de oestervoorraad vroor op 90 a 95 procent dood. Voor dien bedroeg de jaarlijkse produk tie 30 miljoen oesters. Op dat moment werd gewerkt aan de afsluiting van het Volke rak. Tijdens de uitvoering varf dat werk kwam meer dan anders zoet water op de Oosterschelde. Zoet water verzwakte de oester en toen daar bovenop de strenge vorst, kwam. was de ellende bijna niet te overzien. Op dat moment hing nog de guil lotine van de volledige afdamming van de Oosterschelde boven de hoofden van de oester- (en ook van de mossel-)kwekers. Men leefde helemaal in het vooruitzicht dat de valbijl in 1978 op hun nek zou neerkomejr de Oosterschelde on wrikbaar dicht. Er waren wel studies gaande om de schelpdiereultures (gedeeltelijk) te redden, maar veel fiducie had den de oesterkwekers er bij voor baat niet in. Voor de mosselkwe kers waren er wellicht meer moge lijkheden door kunstmatige ver- waterplaatsen elders. Dat verwa teren is nodig om de mosselen slib en zand te laten uitspuwen. Toen de ramp met de doodgevro ren oesters een feit was. liet de re gering weten dat zij de kwekers ervan schadeloos wilde stellen als zij nu besloten hun bedrijf te beeindigen. Daar gaven 150 oester kwekers gehoor aan. Het meren deel van hen hield er helemaal mee op. sommigen gingen in de mosse len verder en anderen bouwden een nieuw bestaan op in champig nonkwekerijen en kippenfokke rijen. Goed gegokt Tien oesterkwekers dus namen het risico er nog 15 jaar mee door te gaan. Die zijn er nog en zonder het toen te kunnen beseffen, hebben, zij goed gegokt. De verwachting is namelijk dat er dank zij een ge deeltelijke afsluiting van dé Oos terschelde niet al te vee! proble men zullen opdoemen. Wel is er het een en ander veran derd. De overgebleven platte Zeeuwse oesters worden weggevist en verkocht- het einde was toch in zichtMen is toen wel verder ge gaan met Franse oesters Omdat deze gevoeliger voor vorst bleken te zijn dan de echte Zeeuwse oes ters. moesten verwarmingsleidin gen in de oesterputten worden aangelegd. Intussen is de kweek zo ver ge gaan dat op basis van Frans oes terzaad toch eigenlijk weer sprake is van Zeeuwse oesters. Voor de zeedijk van Yerseke wordt dit be drijf uitgeoefend op een kleine 1000 hectare. Met de mosselen is het anders gesteld. Tweederde van de hele produktie wordt in de Waddenzee gekweekt, maar voor alle mosselen is het nodig dat zij bij Yerseke op een oppervlakte van zo'n 200 hecta re worden verwaterd. Daarvoor is helder, zout water van een con stante kwaliteit nodig. Schoon water Intussen is het water van de Oos terschelde nu schoner dan ooit Dat De oester- en mosselkweker J. J. Vette bij de beroemde oesterputten in Yerseke„De toekomst lijkt niet ongun stig^. is ontstaan nadat eenmaal het kar wei in het Volkerak was voltooid. Jan Vette wijst er evenwel op dat na 1985 (als de pijlerdam klaar is) het getijverschil kleiner zal zijn. Nu bedraagt het verschil de eb- en vloedstanden 3'; meter en daar zal ongeveer een meter van afgaan. Het is nodig dat de verwater plaatsen bij laag water droogval len om duizenden vogels hun zui verende werk te laten doen: het weg-eten van de gekneusde mosse len en de zeesterren. De vrees be staat dat bij een hoge laagwater- stand deze opruiming weken gaat duren in plaats van enkele dagen, zoals nu het geval is. Daardoor vermindert de capaciteit van de verwaterplaatsen. Mosselvloot Volgens Jan Vette zit het er ook in dat grote financiële offers moe ten worden gebracht om de 80 schepen tellende mosselvloot aan te passen. Omdat de hoogwater stand lager wordt, zal er met min dere diepgang moeten worden ge varen als de mosselen van de ver waterplaatsen worden opgevist. Hij betwijfelt ook of de schepen dan nog de ..sekonderijen" kunnen bereiken. Dit gebeurt bij elk tij om de mosselen van ongerechtigheden te ontdoen en voor verzending ge reed te maken. De stormvloed teerkte als een sloper die met een machtige moker de muren uit de huizen sloeg. Onweerstaanbaar en on- heibpelbaar teas het ge weldwaarmee het water de polder instroomde. Dit gebeurde nog maarin een gat van de rivierdijk bij Pa pen drecht. JLlENTALLEN scheepswerven langs de grote rivieren moesten worden aangepast aan de veran derde waterstanden die het gevolg waren van de dammen bij Helle- voetsluis in het Haringvliet en bij Willemstad in het Volkerak. Op die rivieren ontstonden hoge re laagwaterstanden en lagere hoogwaterstanden. De werven kre gen te maken met een kleiner getij- verschil. HALVE METER In het algemeen werd de hoog waterstand een halve meter lager. Daardoor ontstonden problemen bij het te water laten van schepen en bij het op een dwarshelling trekken van reparatieschepen. Krachtens de Deltawet konden de werven aanspraak maken op vergoeding bij het uitvoeren van aanpassingswerken. Voor ver scheidene bedrijven was dat een lange lijdensweg, vooral doordat de behandeling in de Tweede Kamer van het daartoe strekkende wets ontwerp veel langer op zich liet wachten dan was gehoopt. IN HARMONIE Ook was men niet altijd tevreden met de in het vooruitzicht gestelde vergoeding. De zaak is tenslotte toch in goede harmonie opgelost. Van de ongeveer 80 scheeps bouwbedrijven die onder de in vloed kwamen van de „getijdem ping" accepteerde een aantal een schadeloosstelling en zette het be drijf niet langer voort. Het meren deel koppelde voor eigen rekening een moderniseringsplan aan de vergoeding voor geleden schade en kwam als verjongde onderneming te voorschijn. Op de drooggevallen land bouwgronden heerste grote twijfel over de vraag wat de gewassen zouden doen in de door zeewater doordrenkte bodem. De aanwezigheid van het zout voorspelde niet veel goeds. Twee maanden na de Ramp werd in de Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen in Numansdorp het risico genomen om bieten en gerst in te zaaien, in het besef: „Als er nu plasregens komen, kunnen we erop rekenen dat al het werk voor niets is geweest. Aan de andere kant. als we een droge periode te gemoet gaan, stijgt het zoutgehalte in de bodem en dat komt de oogst ook niet ten goede" strekte daarbij financiële tege moetkomingen. Steeds beter Elk jaar werden de opbrengsten beter. Sinds 1960 is het zout in de landbouwgrond geen probleem meer. Het gips had zijn werking gehad en verder was het zout uit de grond geregend. Anders was het gesteld met het in muren gedrongen zoute zeewa ter. De ervaring is dat het zout daar nooit meer uit gaat, wat je er ook tegen uithaalt. „Gegarandeerd worden de mu ren na welke behandeling ook. na ongeveer een half jaar weer voch tig". zegt men nu berustend. Mondjesmaat werd gips over het I ingezaaide land gestrooid. Men f hoopte erop dat als dit in het na- jaar met ruimere hand werd ge daan. het effect groter zou zijn. Het I is dan het jaargetij waarin meer regen valt en het gips dieper in dë grond kan dringen om het zout on schadelijk te maken. Onzekerheid allerwege! In oktober 1953 was op Tholen de ervaring: „Wie het geprobeerd heeft, haalde 2000 tot 3000 kilo sui kerbieten van een gemet (0.4 ha) in plaats van 18.000 tot 20.000 kilo on der normale omstandigheden. Gerst Maar in Den Bommel op Flakkee zeiden ze: „We hebben het met gerst geprobeerd. Er is wel ge maaid. maar niet eens gedorst. Misschien is het nog goed als vee voer" Iedereen was het er niettemin over eens: „Gips is goed spul". Na het inzaaien van wintertarwe werd 1200 kilo gips gestrooid over elke hectare land. De overheid ver- volgende ochtend, onder het nieuws van acht uur loop ik de kamer uit en barst in de gang in tranen uit. Ik had immers gezien wat er over de radio werd verteld... Het was niet anders op de redactie waar de col lega's al die ellende in een niet te stuiten stroom „alleen maar" op schrift op zich toe zagen ko men. Zij hebben toen met betraande wangen en vloekend van onmacht hun werk zitten doen. Maar ik ging weer terug naar het rampgebied. Daar lag voorlopig mijn werk. Voorlopig? Tot op de dag van vandaag ben ik er nog mee bezig. De rampzaligheid is gelukkig allang voorbij. Na de periode van herstel brak het tijdvak aan waarin aan zuidwestelijk Nederland een nieu we toekomst zou worden gegeven. Dat maak ik nu met ruime tussenpozen ook mee. Het is een stuk van mijn leven geworden. De toestand op het eiland Putten was het vol gende onderwerp. Er waren zo'n duizend man bezig om met ontelbare zakken zand de ver zwakte oostelijke dijk van het Voornse kanaal over een lengte van 6 km te beschermen tegen het bij vloed nog immer binnenstromende wa ter. Blij De dag erop naar Stavenisse op Tholen. Loco- burgemeester Van der Slikkc en ik hebben el kaar toen blij zitten aankijken, toen hij zei dat het veronderstelde aantal van 300 doden in zijn gemeente waarschijnlijk dichter bij de 200 do den zou liggen. Verscheidene verdronken ge waande inwoners waren ergens op een vlot te recht gekomen. Er heerste daar een ongelooflijke activiteit. Zes dagen na de stormvloed al werd in de buiten dijk een gat gedicht. Voor het eerst stroomde er geen water meer naar binnen. Vreugde, maar een probleem was hoe 20000 arbeiders die de dijken kwamen herstellen aan huisvesting te helpen. In die dagen schreef je niet alleen je „stukkie". maar je dacht mee aan de oplossing. De zondag erop was ik weer eens thuis. Mijn vrouw had in de afgelopen week in een loods aan de Rotterdamse Rijnhaven een huizenhoge berg kleren staan sorteren. De hulp was welda dig. Overal kwam die vandaan. Niet alleen kle ding, maar ook lakens, schoeisel, levensmidde len en medicamenten - ook uit vele landen. Langzamerhand werd het ook mogelijk Zeeland binnen te dringen. Zij het per trein en bus, of desnoods urenlang op een mosselschuit. Ter plaatse probeerde je dan een bromfiets te hu ren. Naar Hansweert. waar de middensluis moet worden hersteld. En moeizaam naar Bath. Tussen deze twee plaatsen waren zestien bres sen in de zeedijk geslagen. Dan heb ik pas het verhaal gehoord van mijn broer die toen in Kruiningen woonde. Na een schaakavondje stond hij op die 31ste januari voor de deur nog wat met zijn buurman na te praten. Ineens merkte hij dat de straatstenen nat werden, hoewel het niet regende. Vreemd, maar verder nergens aan gedacht. Enkele uren later golfde de zee naar binnen. Tree voor tree klom die de trap op. De volgende dag verschenen de stoere vissers uit Yerseke met hun schepen om de mensen uit de ramen of van de daken te plukken. Soms nog met een kwinkslag als zij een stevige jonge vrouw in hun armen tilden. Een heel ander verhaal hoorde ik van een collega die met een groepje persmensen over Het was niet zo dat vele handen licht werk ■maakten bij het keren van het water, maar zij waren wel broodnodig. een modderige dijk voortglibberde. Zij kwamen een man tegen die met zijn handen als een toeter voor zijn mond tegen de wind in riep: „Uw correspondent is verdronken, kan ik dat nu worden".... Het 5T leven ging dus door, maar niet iedereen begreep helemaal de ellende. Een autoriteit in een zwaar getroffen gemeente reageerde op het verzoek van een journalist om inlichtingen als volgt: „Zo. u bent journalist Interessant, je komt nog eens ergens, je ziet nog eens wat en altijd voor niks naar Holland-België. Ik zal u mijn installatierede geven, daar staat een heleboel in". Het was een toespraak uit 1938 - vijftien jaar geleden! Een SN fijner verhaal hoorde ik bij de Rotter damse Drinkwaterleiding. In de overvloed van ongewenst zout water was er een grote behoefte aan goed drinkwater. Het Rotterdamse water leidingbedrijf transporteerde in ruim drie we ken 22 miljoen liter naar zuidwestelijk Neder land.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1978 | | pagina 4