Caissons gaven
zee genadeslag
2
a
profetische
woorden
DELTA
PLAN:
f8500
MILJOEN
250 STUDIES
GINGEN VOORAF
8
a
S1
S Nog geen etmaal na de publikatie van het
vierde verhaal zou blijken dat die dijken
33
O
algemeen dagblad
watersnood februari 1953-1978
A LS OOIT het spreekwoord over de laatste loodjes die
het zwaarst plegen te wegen van toepassing is geweest
dan was het wel bij het dicht maken van de laatste drie
van de 89 stroomgaten.
ft
ft
Detail
VRIJDAG 27 JANUARI 1978 PAGINA 15
De uitvoering van het hele Del
taplan gaat ongeveer 8500 miljoen
gulden kosten - althans volgens
het prijspeil van eind vorig jaar.
De l'A a 2 miljard waarvan in
1954 sprake was in het derde inte
rimrapport van de Deltacommissie
is al sinds vele jaren geen reëel be
drag meer.
Het was de bedoeling dat de uit
voering van het Deltaplan met de
definitieve afsluiting van de Oos-
tersehelde in 1978 - in de loop van
dit jaar dus - haar beslag zou krij
gen. Nu besloten is een doorlaatba
re kering in de dam te maken, is
dit tijdstip tot 1985 verschoven.
MILJARDEN
Voor de Oosterschelde is inmid
dels 500 miljoen gulden verwerkt
en aan studiekosten is 300 miljoen,
uitgegeven.
Voor de bouw van de pijlerdam
rekent men nu 3440 miljoen gulden
en voor de compartimentering van
het bekken met de Philipsdam en
de Oosterdam 910 miljoen.
De kosten van de zeven eerder
gereed gekomen werken bedroe
gen ongeveer 11% miljard gulden.
Dat waren achtereenvolgens:
Stormstuw Hollandse' IJssel 37
miljoen (inclusief dc vorig jaar ge
plaatste tweede schuif);
Dammen in Zandkrcck en Veer-
se Gat 90 miljoen;
Dam in de Grevelingcn 60 mil
joen;
Dam in het Haringvliet 720 mil
joen (waarvan 500 miljoen voor de
spuisluis);
Dam in het Brouwershavense
Gat 260 miljoen.
Aan de verhoging en versterking
van de zeedijken en duinen buiten,
het Deltagebied (inclusief de af
sluiting van de Lauwerszee: 200
miljoen) is inmiddels ook ongeveer
1 miljard gulden uitgegeven. Deze
post zal waarschijnlijk nog wel
met 800 miljoen gulden oplopen.
STEEDS DUURDER
Het is duidelijk dat bij de waar
dering van het eindbedrag reke
ning moet worden gehouden met
de sinds twintig jaar voortdurende
inflatie, de gestegen lonen en de
steeds duurder wordende materia
len.
Economische redenen zijn er dus
de oorzaak van dat bij de uitgaven
de maatstaven voortdurend veran
deren. Andere overwegingen zijn
in het geding waarom het tijdsche
ma waarbinnen het Deltaplan zou
worden uitgevoerd, niet haalbaar
werd.
Een indrukwekkende repeti
tie van wat op nog veel grotere
schaal op Schouwen bij Schelp-
hoek en Ouwerkerk te wachten
stond, gebeurde in de tweede
helft van juli op Zuid-Beve
land. Daar moest een gat in de
zeedijk bij de veerhaven van
Kruiningen worden gesloten.
Daarbij werd voor de eerste maal'
gebruik gemaakt van een uit Enge
land gesleepte zogenaamde Phoe-
nix-caisson. Zulke betonnen dozen
(62 x 19 x 18 m) werden in de
Tweede Wereldoorlog gebruikt bij
de invasie in Normandië voor het
maken van geïmproviseerde stei
gers voor de vele honderden sche
pen die bij deze operatie werden
ingezet.
Prof. ir. P Ph. Jansen, toen hoofd
van de Deltadienst, zei destijds: „Ik
schrok van de afmetingen". Niette
min verliep op 24 juli de dichting
zoals ir. A. G. Maris, in die dagen
directeur-generaal van Rijkswater
staatenkele uren tevoren had
voorspeld: „De toeschouwer zal ver
baasd zijn over de eenvoud waar
mee het gaat gebeuren".
Brandkastdeur
Inderdaad was dat zo na veel
tijdrovend voorbereidend werk
met behulp van „ouderwetse" ge
vlochten rijshouten zinkstukken en
het storten van een stenen drempel.
Als een enorme brandkastdeur
werd de caisson tegen de nog
zwakke ebstroom in dichtgedrukt.
Op die manier werd meer dan
2200 hectare overstroomd land van
de zee afgesloten. Het duurde even
wel nog tot 1 mei 1954 voordat de
veerboot naar Perkpolder in
Zeeuws-Vlaanderen weer in de
vaart kwam.
Na het succes bij Kruiningen
stond niettemin nog 8500 hectare
bij Schelphoek onder water en liep
tweemaal per dag de 2600 ha grote
polder Vierbannen bij Ouwerkerk
vol.
Schelphoek
Bij Schelphoek was op 3 februari
het. stroomgat ongeveer honderd
meter groot. De schurende werking
van eb en vloed vergrootten het gat
op den duur tot 525 meter. Toen
was de diepst gepeilde diepte niet
minder dan 37 meter. In de polder
was een verraderlijk geulenstelsel
ontstaan. Vooral de Gemene Geul
en de Klompe Geul waren berucht.
De enige manier om de polder
Schouwen op de zee terug te ver
overen leek 350 ha land prijs te ge
ven en binnenwaarts een 4 km lan
ge gebogen inlaagdijk te maken.
Daartoe werd over een lengte van
km op het maaiveld een blokke
ring van vele tientallen grote en
kleine caissons opgericht. In de
grote geulen bracht men grote cais
sons tot zinken.
Het was een verwoed gevecht dat
met tegenslagen gepaard ging. Er
waren ook organisatorische moei
lijkheden en er was soms gebrek
aan voldoend geschikt materieel.
Moeizaam vorderde men tot er
nog een gaping was van 1150 meter.
Die moest in een ononderbroken
actie van zes dagen worden over
wonnen. Dat lukte inderdaad: van
21 tot en met 27 augustus. Op de
voorlaatste dag werd een record
prestatie geleverd met de plaatsing
van een betonnen waterkering
over een lengte van 462 meter, na
melijk met behulp van zeven 66
meter lange caissons. Op het hoog
tepunt van de activiteiten waren
zo'n duizend man aan het werk, ex
clusief de bemanningen vën bag-
gervaartuigen en andere schepen
die erbij waren betrokken.
Tezelfdertijd was een hardnek
kig gevecht aan de gang bij Ou
werkerk. Om het oostelijk gelegen
gat van honderd meter en het
tweemaal zo grote westelijke gat te
bedwingen, was besloten een 2.2
km lange buitendijks gelegen ring
dijk op te werpen. Daarin waren
twee sluitgaten die recht voor de
stroomgaten in de oude zeedijk la
gen. Na tien dagen noeste arbeid
kreeg men op 31 augustus met cais
sons, steen en klei het westelijke,
dus grootste sluitgat dicht.
Het was de bedoeling direkt erna
het oostelijke gat te blokkeren. En
kele dagen later traden daar echter
ernstige verzakkingen op als ge
volg waarvan tenslotte de beide
landhoofden in de diepte verdwe
nen. Sindsdien heette die ongeluks
plek het Brokkengat. Van verdere
afsluitpogingen werd hier afgezien.
Men ging zich werpen op de afdich
ting van het erachter liggende
stroomgat in de oude zeedijk.
Daartoe moesten hulpdijken
woruen opgeworpen, fc-r verstreken
weer twee maanden voordat de ge
nadeslag aan de zee zou worden
toegebracht. Het 180 meter wijde
sluitgat zou met behulp van vier
Phoenix-caissons worden beteu
geld. De laatste twee gevaarten van
7000 ton gewicht die door een dozijn
havensleepboten in bedwang
moesten worden gehouden, moes
ten binnen 36 uur worden ge
plaatst. De riskante strijdwijze was
beproefd in het Waterloopkundig
Laboratorium in Delft.
De leiding van de Deltadienst
stelde op woensdagmiddag 4 no
vember de datum voor de definitie
ve aanval vast. De Bilt had toen
voor 5 en 6 november gunstig weer
voorspeld, terwijl er voor 7 novem
ber kans op verslechtering bestond.
Wel, degenen die in de late avond
van vrijdag 6 november de slotfase
hebben meegemaakt, onder wie ko
ningin Juliana, en de honderddui
zenden die er over de rad\o naar
hebben geluisterd, zullen zich de
bijna uitzinnige trreugde bij het
slagen van dit karwei nog wel her
inneren.
Muurvast
Om vijf over half elf begon het
langzaam indraaien van het sluit-
caisson. Om zeven voor half twaalf
lag de kolos op zijn plaats, werden
de afsluiters opengedraaid en be-
De spanning staat te lezen
op het gelaat van koningin
Juliana, toen zij onder
meer in gezelschap van dr.
W. Drees) de sluiting bij
Ouwerkerk meemaakte.
gon de betonnen kist te zinken. Om
vier minuten voor middernacht
stond de caisson muurvast aan de
grond.
Bij daglicht de volgende ochtend
leek het alsof de caissons er zo
maar ingesmeten waren, zo schots
en scheef stonden ze erbij, maar
dat bleek wegens de gegeven om
standigheden de bedoeling te zijn.
De hoofdzaak was: Ouwerkerk
was dicht. Een jaar na de Ramp
was daar het voorlopige dijkher
stel voltooid. Bij het definitieve
herstel werd ook het Brokkengat
gesloten, zodat de nieuwe ringdijk
toch functioneert als nieuwe zee
dijk.
Hoe ernstig alleen al de situatie
van Schouwen-Duiveland is ge
weest blijkt uit het officiële „Ver
slag over de Stormvloed 1953" van
Rijkswaterstaat. Van de 714 groot
formaat bladzijden is meer dan
tien procent besteed aan het her
stel van de waterkeringen in dit
gebied.
5) Welke waterstaattech-
nische voorzieningen dienen
te worden getroffen met be
trekking tot de door de
stormvloed van 2 februari
1953 geteisterde gebieden,
waarbij in het onderzoek
ware te betrekken de vraag
of een afsluiting van de
zeearmen zulk een voorzie
ning behoort te vormen."
Dit was de vraag die moest wor
den beantwoord door de commissie
van advies - de Deltacommissie -
die minister Algera van verkeer en
waterstaat al op 18 februari daar
opvolgend instelde. Voor de mees
ten lag het antwoord eigenlijk al in
de vraag opgesloten.
STUDIES
Intussen waren er al sinds 1935
studies gemaakt van een verkor
ting van de kustlijn door afsluiting
van de zeegaten. Tot in 1952 waren
- dus gedurende 18 jaar - 150 ver
schillende ontwerpen onderzocht.
Zij hadden tot doel: vergroting van
de veiligheid en terugdringing van
de verzilting. Nog 100 a 150 moge
lijkheden moesten in studie wor
den genomen, toen de minister de
Deltacommissie opdroeg om te rap
porteren of die afsluitingen tech
nisch mogelijk en economisch ge
rechtvaardigd zouden zijn.
COMMISSIE
Tot voorzitter van de commissie
werd benoemd ir. A. G. Maris, di
recteur-generaal van Rijkswater
staat, Leden werden dr. ir. V. J. P.
de Blocq van Kuffeler, dr. ir. W. J.
H. Harmsen, prof. ir. P. Ph. Jansen,
ir. G. P. Nijhoff, prof. ir. J. Th.
Thijsse, ir. R. Verloren van The-
magt, ir. J. W. de Vries en ir. L. T.
van der Wal. Als secretaris werd
aangewezen dr. ir. J. van Veen en
als adjunct-secretaris ir. K. F. Val
ken. De samenstelling is daarna
enkele malen gewijzigd.
Verscheidene werkgroepen wer
den gevormd, tientallen rapporten
werden geschreven en vele studies
in laboratoria ter hand genomen.
Nadat in 1953, '54 en'55 vijf interim
adviezen waren uitgebracht, volg
de op 10 december 1960 het eindver
slag: ongeveer 100 groot- formaat
jpagina's. In het derde interimad-
wies was al geadviseerd zo spoedig
mogelijk tot afsluiting van de zee
gaten over te gaan. De kosten er
van - inclusief dijkversterkingen
langs de Westerschelde en de Nieu
we Waterweg, die open moesten
blijven - werden op l'/t a 2 miljoen
gulden geraamd.
EINDVERSLAG
In het eindverslag waren de af
sluitingen alleen berekend op 1800
miljoen gulden. Het versterken en
met 1'% a 2 meter verhogen van de
dijken langs de zeearmen zouden
enkele honderden miljoenen goed
koper zijn. Maar „het kostenver
schil in vergelijking met het ver
schil in kwaliteit van beide oplos
singen is zo gering dat dit geen
doorslaggevende factor oplevert bij
de keuze tussen beide systemen."
In een aan het eindverslag toege
voegde bijdrage De economische
balans van het Deltaplan, wees
prof. dr. J. Tinbergen erop dat als
men koos voor het versterken en
verhogen van de dijken, er toch
bruggen nodig zouden zijn als men
het Zuidhollandse en Zeeuwse ei-
lar.dengebied voor het verkeer wil
ontsluiten. De bouw ervan zou een
niet onaanzienlijk bedrag vergen.
VERKEER
Het eindverslag repte namelijk
in de samenvatting over de voorde
len die aan het landverkeer (en aan
de scheepvaart) zouden toevallen.
Daarin stond ook dat een „waar
devol zeewaterbassin" zou worden
verkregen. Dit zal maar ten dele
het geval zijn. Het Haringvliet is
inderdaad zoet geworden. De Oos
terscheid e blijft zout. Er moet nog
over worden beslist of de Greve-
lingen zout blijft of zoet wordt.
Het verslag onderkende wel dat
het er voor de schelpdiercultures
niet best zou gaan uitzien. Dat zal
een hoop meevallen nu er in de
Oosterschelde een doorlaatbare
stormvloedkering komt.
Hu herinnerde er ook aan dat dr.ir. J. van
Veen de eerste was die vele jaren geleden al
heeft gezien wat hiertoe zou moeten gebeuren
„hoewel zijn denkbeelden in het begin geen
weerklank hebben gevonden". (Een aantal
jaren later sprak men toch over dr. Van Veen
als de „vader" van het Deltaplan).
Het artikel vervólgde: „Dat dit nu niet meer het
geval schijnt, zou afgeleid kunnen worden uit
het feit dat sinds najaar 1952 tamelijk plotseling
een stroming is ontstaan om grote werken heel
gauw aan te pakken, althans te bestuderen.
Door Rijkswaterstaat worden daartoe in het
*"1 noorden en zuiden van het land de problemen
H bekeken".
S3
H inderdaad niet voldeden. Dat was op zaterdag
31 januari,
w Op de avond van die dag was ik in
N
Rotterdam-Schiebroek waar toen mijn collega
Anton van der Vet („Op langer zicht") woonde.
Na een uitvoerig spelletje canasta stonden we 's
nachts om een uur buiten. We moesten ons
haasten om de laatste bus te halen. Terwijl we
gebogen tegen de onbedaarlijke wind in op weg
gingen, riep Anton mij nog de ironisch
bedoelde, maar profetisch blijkende woorden
achterna: „Zou je niet gelijk doorgaan naar
Hoek van Holland".
Hij doelde op de vele dagen en nachten die ik
daar als scheepvaartredacteur van het AD had
doorgebracht als er schepen in de buurt waren
gestrand. „Het zal daar nu met dit noodweer
ook wel weer mis zijn", veronderstelde Van der
Vet
Zoals in dezelfde maand van het jaar ervoor,
toen op de Maasvlakte het Engelse vrachtschip
Radmar en de Panamees Merope verdaagden,
plus de sleepboten Witte Zee en Ganges in
moeilijkheden geraakten, toen zij bij het
vastmaken van het laatste schip de tros in de
schroef kregen.
Dan denk ik ook weer aan het drama met
schipper Jan Brinkman van de Hoekse
reddingboot President Jan Leis die overboord
raakte en verdronk. Een maand later strandde
op de Maasvlakte weer een Panamees, toen de
Marjory.
In de nu amper verstreken januarimaand was
nogal wat aandacht besteed aan het karwei van
de zandzuiger Ahoy die in de monding van de
Nieuwe Waterweg een graf baggerde voor het
Panamese vrachtschip Faustus. Dit schip was
daar gezonken nadat het al op 6 november door
de Noorderpier was gebroken.
Logisch dat je met dit beestenweer aan schepen
in nood dacht. Een paar uur later was ik dus al
op weg naar Hoek van Holland.
De Ramp was uitgebroken: zuidwestelijk
Nederland liep onder water doordat op vele
plaatsen de zeedijken het hadden begeven. Het
was als een onverbiddelijk antwoord op de
wenselijkheid de zeegaten af te sluiten, zoals
prof. Thijsse als zijn persoonlijke visie in mijn
artikelen van de vier voorafgaande dagen had
gesuggereerd. Een gruwelijke toevalligheid.
Op die bar vroege zondagochtend bleek dat al
verscheidene uren voordat overal de dijken
braken, de onbarmhartige zware storm danig
had huisgehouden. Willem van Seters. de
nieuwe schipper (en zwager van Jan Brinkman)
van de reddingboot, vertelde mij hoe de
sleepboot Schelde van Smit op de Nieuwe
Waterweg achter twee ankers lag en met volle
kracht vooruit met zijn motor draaide, maar
toch achterwaarts werd meegesleurd op de
Waterweg. Hij had alle 19 opvarenden van
boord gehaald. Het schip dreef verlaten verder
en kwam tenslotte tegen een steiger tot rust.
Dat was maar een nietig détail In alle misère.
De overstroming in het buitendijkse deel van
Maassluis leek erg, maar de volgende dag deed
'de aanblik van de over een groot deel blank
staande Alblasscrwaard veel verontrustender
aan. Ik zie nog de Papendrechtse boer die in
zijn schuur een schuine stellage had gebouwd
waarover hij zijn 35 koeien naar de zolder had
gejaagd.
En toen de dinsdag. Omdat vrijwel alle
verbindingen verbroken waren, was het
uitermate moeilijk in het eigenlijke
rampgebied door te dringen. Ik kreeg de kans
om met de Rotterdamse binnenvaarttanker
Venlo van de Verenigde Tankrederijen mee te
varen om 300 ton drinkwater te brengen naar
het Flakkeese Oude Tonge dat een van de
zwaarst getroffen dorpen bleek te zijn. Een
paar honderd doden! Je kon het je eigenlijk
nauwelijks voorstellen. Het leek wel oorlog.
De hemel was grauw, het was kil en koud, en in
die sfeer voeren scheepjes langs, volgepakt met
geëvacueerden. In de lucht zaten vliegtuigen en
helikopters die hulp gingen brengen of gingen
verkennen waar nog mensen op daken zaten of
verlaten op een stuk dijk stonden.
Aan boord van de Venlo was ook een jong
boerenechtpaar uit Achthuizen bij Oude Tonge.
Het was op bezoek geweest in Strijen en daar
verrast door het water. Het ging terug naar zijn
eigen woestenij, want de kinderen waren bij
hun grootouders ondergebracht Aan wat er
gebeurd kon zijn met hun een jaar geleden